Recensie: Vogels’ integere teaser

21 maart 2011 , door Esther Wils
| | |

In mei verschijnt deel viii van Frida Vogels’ dagboek – het moeten er ongeveer zestien worden, elk tussen de vier- en zeshonderd pagina’s dik. Eerder publiceerde zij de semi-autobiografische roman- en poëzietrilogie De harde kern – samen een kleine tweeduizend bladzijden – en voor de Boekenweek 2011, thema ‘curriculum vitae’, brengt haar uitgever Van Oorschot een bundeling samen van haar aantekeningen over tante Lucietta, die bij Vogels’ Italiaanse schoonmoeder intrekt als leniging van beider nood.
Van wijlen J.J. Voskuil, eveneens producent van talloze autobiografische bladzijden en oude vriend van Vogels, bracht de uitgever jaren geleden ook eens een ‘vooruitboekje’ uit om aarzelende lezers over de streep te trekken. Die uitgave bevestigde dat de schrijver met zijn ondraaglijke huwelijk en zijn al even masochistisch aandoende volharding op het bureau niet my cup of tea was, maar deze teaser van Vogels heeft een andere uitwerking. Door esther wils.

‘San Severo 3 aug. ’87 – Gisteren heeft E. bij de mis op het orgel gespeeld. Het was erg mooi. Muziek van Cavazzoni: archaïsche, weerbarstige, diep religieuze muziek. Wat is religieuze muziek? Daar weet ik het antwoord niet op, maar ik voel het. Tante Lucietta was ook gekomen. We zaten naast elkaar op de voorste rij, want tante Lucietta gaat op de voorste rij zitten, en ze was ontroerd. Ze zei dat die muziek haar ‘sereen’ maakte. Na de mis maakte E. drie foto’s van haar: een onder het standbeeld aan de ingang van het park (“Niet onder die naakte man!” protesteerde ze, maar had toen toch geen bezwaar), een onder een ceder in het park, en een bij een perkje met zinnia’s. Ze wou ook met mij op de foto. Maar dat wou ik niet. Flauw.’

In deze passage, die over bijna niks gaat, weet Vogels op spaarzame en onnadrukkelijke manier een heleboel duidelijk te maken, over zichzelf en over de aangetrouwde tante die na veertig jaar in Argentinië op hoge leeftijd min of meer berooid naar Italië is teruggekeerd en onderkomen vindt bij de stokoude schoonmoeder van Vogels, die dag en nacht verzorging behoeft. Lucietta gaat op de eerste rij zitten, is ontroerd en spreekt zich uit. Ze hecht aan goede zeden maar is niet rechtlijnig, wel warm.

Vogels zou uit zichzelf  niet vooraan zijn gaan zitten maar gaat wel mee, ze warmt zich aan de hartelijke vrouw met haar primaire reacties, zo anders dan zijzelf met haar reserve en haar analytische begaafdheid die zich vooral op papier uit. Ze heeft alles in zich om een eeuwige spelbreker te zijn en veroordeelt dat hard van zichzelf; ze zet zich iedere keer over haar neiging tot afzondering heen, uit plichtgevoel en sympathie maar ook uit behoefte aan de erkenning van haar plaats in het gezelschap. Ze houdt haar bijdragen bij als in een kasboek:

‘E.’s moeder zegt, en E. zegt dat zelf trouwens ook, “Maria heeft Lucietta afgelegd”. Maar dat is niet waar. Ik heb Maria geholpen en hoe gering mijn aandeel ook was, het was onmisbaar.’

Tante Lucietta sterft namelijk aan het eind van het boekje, vóór de vrouw die ze verpleegde en naar Italiaanse zeden onwetend gehouden van de kanker die ze bij zich droeg.

Die Italiaanse zeden zijn misschien voor iemand als Vogels heel heilzaam; niet zozeer dat verzwijgen van ziekte maar wel de hechtheid van de familiebanden en de vanzelfsprekende zorg over en weer die zich uit in concrete zaken als koken, cadeaus geven, liefkozingen. Je kunt niet aan regelmatig contact ontsnappen en zo ontwikkelt zich met de tijd hoe dan ook een band, ondanks de cultuurverschillen en de hyperkritische aard van de schrijfster wier integriteit haar eigen levensgeluk danig bemoeilijkt. Tegen haar strenge visie en onopgesmukte taal steken de momenten van schoonheid en nabijheid extra sterk af, zodanig dat je in een boekje van nog geen 80 pagina’s heel goed beseft met een Persoonlijkheid van doen te hebben.

Een beetje vreemd zijn de foto’s die in de uitgave zijn opgenomen; die van de vrolijke tante met de soevereine schoonmama zijn aandoenlijk, maar de portretten van Vogels (met blaasmond en onflatteuze bril aan de blokfluit) en haar man achter het orgel (gezicht niet te zien, harde schaduw van de flits op de muur) voegen niets toe. Vogels, die op koninklijke wijze de publiciteit schuwt, is alleen bekend als jonge vrouw van charmante, gedateerde foto’s en het is me een raadsel waarom dat beeld nu doorbroken wordt. Maar dat is bijzaak; ik wil die muziek van Cavazzoni horen, en meer Vogels lezen.

Esther Wils is redactiesecretaris van algemeen cultureel en literair tijdschrift De Gids.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum