Recensie: Voorbij de traditionele diplomatie

30 november 2015 , door Godeke Donner
| | |

De wereld draaiend houden. Of, zoals de Engelse titel luidt: How to run the World. Hoeveel ambitie kun je hebben? Parag Khanna (1977) heeft de oplossing. Met meeslepend enthousiasme zet hij in zijn boek uiteen hoe de wereld bestuurd, of ja, draaiend gehouden moet worden. Dit doet hij met een voortreffelijk besef van wat er juist op dit moment in de wereld gebeurt: 'In het Midden-Oosten zijn bedrijfsleven en satellietzenders misschien wel grotere bedreigingen voor de stabiliteit dan radicale islamitische organisaties.' Het boek had op geen beter moment kunnen komen met zijn vurig pleidooi voor regionaal aangestuurde veiligheid. Bovendien bepleit Khanna dat bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid moeten nemen. Hij is daar optimistisch over want 'bedrijven zijn veel gevoeliger voor hun reputatie dan regeringen'. Toegegeven, soms zijn de statements erg sweeping, maar hij schetst een helder beeld van ons huidige bestel, met niet te vergeten de rol die de sociale media daarin spelen. Door godeke donner.

Khanna is Indiër van geboorte en studeerde internationale betrekkingen aan vooraanstaande universiteiten in Washington, Berlijn en Londen. Hij behoorde tot de campagne-adviseurs van Obama en is verbonden aan de Amerikaanse denktank New American Foundation. Na zijn eerste boek, The Second World, waarin hij de veranderende wereldorde analyseerde, stippelt hij nu de route uit naar het bestuur van een nieuwe, globale wereld. Zijn inspiratie voor dit boek vond hij bij de Britse historicus Anthony Sampson, die in 2004 Who Runs This Place? schreef. Terwijl Sampson zich beperkte tot Engeland, met zijn in elkaar grijpende cirkels van macht, trekt Khanna de lijn door naar internationale verhoudingen:

'We hebben tegenwoordig te maken met een voortdurende, niets ontziende strijd om macht en legitimiteit tussen regimes, bedrijven, non-gouvernementele organisaties, religieuze groeperingen en almachtige individuen die allemaal overal ter wereld hun eigen belangen behartigen. Economische nationalisten, bedrijven die naar hulpbronnen smachten en religieuze fundamentalisten zijn allemaal voor zichzelf in de weer, en allemaal samen dansen ze in de moshpit.'

Een diplomatieke moshpit

'Mosh Pit Diplomacy,' zo vatte een criticus Khanna's boek dan ook bondig samen. Voor wie die term nog niet kende, een mosh pit is de plek (en de actie) vlak voor het podium waar tijdens een optreden wordt gedanst, getrokken en gevochten. Niet echt waar je bij traditionele diplomatie aan denkt. Maar met traditionele diplomatie heeft Khanna dan ook niet veel op. Diplomaten, zo zegt hij, zijn vaak weinig betrokken boodschappers. Waarom hun bevorderingen niet aan prestaties gekoppeld, zoals in het bedrijfsleven? Succes zou belangrijker moeten zijn dan een omvangrijk cv. 'Public diplomacy,' oftewel uitventen wat jouw land als normen en waarden hanteert, zou geen prioriteit meer moeten zijn.

Integendeel: probeer eerst zelf eens de ander te begrijpen, voordat je door anderen zo nodig begrepen moet worden. Diplomaten zijn generalisten, wat in de praktijk inhoudt dat ze pas na vele plaatsingen alle benodigde kennis van de verschillende kanten van het vak zoals de politieke, de economische, de consulaire en de culturele hebben vergaard. Dat draagt niet bij aan de effectiviteit van buitenlands beleid. En tot slot, diplomaten brengen veel te veel tijd door met hun soortgenoten zodat oude informatie blijft rondzingen in hetzelfde circuit. Nee, zegt Khanna, de diplomaat moet de boer op, naar het zakenleven, de wetenschap, de ngo's.

Megadiplomaten als wereldverbeteraars

De Canadese premier Pierre Trudeau stelde jaren geleden al dat hij zijn hele ministerie van Buitenlandse Zaken kon vervangen door een abonnement op de New York Times. Uri Rosenthal, onze huidige minister van Buitenlandse Zaken die diplomatie onlangs nog een 'rustiek tijdverdrijf' noemde, is het ongetwijfeld met Khanna en Trudeau eens. Maar hier wordt een karikatuur van een diplomaat geschetst. De diplomaat werkt in de luwte, zelden voor het oog van de camera en nooit als gevierde beroemdheid. Nee, dan de 'megadiplomaten' zoals Khanna ze noemt. Georges Soros, Bill Gates, tot aan Madonna en Bono: alleen zij, meent hij, zijn in staat coalities tussen ministeries, bedrijven, kerken en universiteiten te bewerkstelligen. Geen wonder dat Khanna op dit punt enige kritiek uit het veld van internationale betrekkingen heeft gekregen. Zijn pleidooi voor 'megadiplomaten' als belangeloze wereldverbeteraars is op zijn minst naïef te noemen - want iedereen heeft belangen.

Maar het blijft gelukkig niet bij afgeven op de traditionele diplomatie. Khanna roemt de Europese eenwording als een hoopgevende metafoor voor 'ons neo-Middeleeuwse universum van verbonden, maar autonome gemeenschappen'. Met grote bewondering schrijft hij over Jean Monnet als architect van de Europese eenheid. Volgens Khanna was Monnet de eerste meerstatendiplomaat; zoals in de Europese Unie, waarvoor hij de basis legde, nu ook diplomaten niet zozeer hun eigen land vertegenwoordigen als wel een gemeenschappelijke ruimte besturen.

Khanna weet treffend te formuleren en hij heeft mooie anekdotes om zijn punt te maken.

'Roosevelt en Churchill konden het samen bij een borrel nog wel oplossen, maar zo eenvoudig zijn de onderhandelingen tegenwoordig niet meer. Vandaag de dag wil elk land aan de ronde tafel aanschuiven, want anders gaan ze op zoek naar een ander forum waar ze wel respect genieten en gehoord worden. Zoals een Mexicaanse diplomaat zei: "Als je niet aan tafel zit, sta je op het menu."'

Op weg naar transparantie

Het verspreiden van mobiele telefoons over heel Afrika, een realityshow op de Argentijnse televisie waarin de belastingdienst bij de rijke elite binnenvalt en die daarmee aan de schandpaal nagelt, en ja, de rol die Facebook bijna overal ter wereld speelt, het zijn maar enkele van de positieve signalen die Khanna registreert in een samenleving die op weg is naar grotere transparantie. Al is in die samenleving het bezit van de drie rijkste mensen nog altijd groter dan dat van de 600 miljoen armsten.

Er is hoop, en er is meer dan dreiging. Het alomvattende plan dat je verwacht achter de duizelingwekkende vaart van de ontwikkelingen in China wordt door de Chinese overheid eenvoudig gerelativeerd: wat ze doen is als het 'de stenen voelen bij het oversteken van de rivier'. Het is een mooi beeld dat past bij alle opkomende wereldmachten.

Khanna heeft met zijn boek naast veel lof ook enige kritiek geoogst. Geen wonder, als je claimt het recept te hebben om de wereld draaiende te houden. En dat zonder enige vorm van ironie te poneren. Zoals hij zelf met bravoure zegt: ‘Ik heb vastgesteld hoe de wereld in elkaar zit en trek vervolgens mijn conclusies.’ Ik mag dat wel. Zelfs al deel je niet noodzakelijkerwijs al Khanna’s bevindingen, hij heeft een aanstekelijke manier om diplomatie van haar traditionele kaders te ontdoen. De toekomst is aan de vrijbuiters die vanuit het bedrijfsleven, de universiteit, hulporganisaties en milieuclubs samenwerken, zo nodig in wereldfora, en onderhandelen over tastbare resultaten.

De mega-diplomaat is hierbij geboren.

Godeke Donner heeft Nederlandse Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap gestudeerd aan de UvA en de Sorbonne-IV. Ze heeft in de afgelopen 25 jaar in onder andere Madrid, Buenos Aires, Paramaribo en Jakarta gewoond en schreef boekrecensies voor verschillende kranten.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum