Recensie: Voorbijrazende vertelling van één nacht

30 november 2015 , door Irwan Droog
| | |

Het is carnaval in Venlo. Pardon – ‘Het is geen Carnaval, het is Vastelaovend’. Ralf, verkleed als veerman en met een kalender om zijn nek waarvan hij bij elk biertje een nummertje afscheurt, gaat de nacht tegemoet met als doel die te trotseren. De figuren die hij daarbij ontmoet krijgen kleurrijk gestalte, maar mooier nog is wat Van Mersbergen met het geheel van Naar de overkant van de nacht bereikt: hij zet het op het eerste gezicht banale bacchanaal in om de diepte in te gaan, door zijn normaliter zo verantwoordelijke hoofdpersoon Ralf stomdronken te laten reflecteren op zijn problemen thuis. Wat volgt is een strijd tegen vermoeidheid en een zoektocht naar wie hij eigenlijk is, omringd door het carnavaleske feestgedruis. irwan droog voor Recensieweb en Athenaeum.nl.

N.B. Naar de overkant van de nacht is een van de beste romans van 2011 volgens de boekverkopers van Athenaeum. Zie ook onze voorpublicatie.

Ralf, Sara en de kinderen

Alcohol en emoties, de twee steunpilaren van Naar de overkant van de nacht. Versterkt de eerste de tweede, of doet drank je gevoelens juist verdwijnen? Ralf begint zijn avond in ieder geval als een vlucht, weg van zijn thuissituatie. Terwijl hij al hossend imposante hoeveelheden bier, Flügel en Jägermeister zijn keel in klokt, wordt de lezer voorzien van de nodige achtergrondinformatie.

‘Ik drink en scheur een blaadje van de kalender. Eenenveertig.’

Ralf woont samen met Sara, de vrouw die hem toen ze nog kinderen waren al de liefde verklaarde. Ze waren echter pas elf, en de later berouwvolle Ralf liet zijn kans voorbijgaan. Eenmaal volwassen trouwde ze met iemand anders, een man uit Amerika. Die ‘zette een meisje op de wereld en daarna een jongen en daarna een tweeling en toen die twee nog in haar buik zaten en er van alles mis was, zat hij al in het vliegtuig. Terug naar waar hij vandaan kwam.’

‘Ik krijg een beker bier in mijn handen geduwd. Zesenveertig.’

Later liep ze Ralf opnieuw tegen het lijf, en de kinderlijke liefde verscheen ditmaal in haar volwassen variant: niet lang daarna trok hij bij haar in. Niet alleen om haar, maar ook om haar bij te staan in het opvoeden van haar vier kinderen. Die zware verantwoordelijkheid begint hem al snel parten te spelen: vooral de hulpbehoevende tweeling lijkt soms meer van Ralf te vergen dan hij aankan. In zijn zwakke momenten legt Ralf de schuld bij Sara – maar ook zij gaat er aan onderdoor dat de twee meisjes niets horen of zien.

‘Er wordt opnieuw bier gehaald en de Pater krijgt als eerste en we zuipen allebei een beker op en duiken met de andere beker de kring weer in. Negenenveertig en vijftig.’

Een welverdiende kater

Is het Ralf niet allemaal te zwaar? En, zo ja, is er nog wel een uitweg? Het beeldende proza van Van Mersbergen laat de gedachten van Ralf kaatsen tussen zijn verleden, heden en toekomst. Oftewel zijn jeugd, carnavaleske drinkgelag en de vraag of zijn toekomst wel bij Sara ligt. Zijn twijfels en vluchtgedrag worden subtiel gebracht en begrijpelijk gemaakt: Van Mersbergen heeft van een personage een persoon gemaakt, met menselijke twijfels, iemand die je al zijn ontladende uitspattingen gunt. Evenals de geschminkte mannen met sombrero’s (‘Wij zijn geen Mexicanen, zegt hij. Wij zijn Maxicanen’), die Ralf ondersteunen in het op de been blijven, hoop je dat Ralf de overkant van de nacht heelhuids bereikt.

‘De muntenman bestelt in het Duits bij het Tiroler-meisje. Vierundfünfzig en fünfundfünfzig.’

Wellicht nog geslaagder dan de creatie van Ralf is de vermenging van zijn innerlijk met de buitenwereld – een buitenwereld die, op Vastelaovend en dankzij imposante hoeveelheden bier, garant staat voor een rijk assortiment aan indrukken. Veel van wat Ralf voelt, hoort of ziet, zet hem aan het denken en associëren. Op die manier is Ralfs jeugd met het verhaal verweven, waarmee bijvoorbeeld de keuze voor zijn vermomming (of ‘pekske’) als veerman duidelijk wordt. Ook de terugkerende thematiek rondom vogels wordt geduid: die is ontsprongen aan Het Grote Vogelboek in Kleur, dat indrukwekkende naslagwerk uit zijn jeugd. Al zijn associaties leiden uiteindelijk echter naar Sara:

‘Ik schud en wieg als een tuimelaar, van bakboord naar stuurboord. Ik ben niet alleen, want de anderen volgen deze Kraanvogel in zijn dans. Niet alleen. Ik voel weer de warmte van Sara’s gezin waarin ik ondergedompeld werd nadat ik het rijtjeshuis van mijn drinkende oom inwisselde voor haar woning. Die eerste weken, die eerste maanden. De fysieke drukte van vijf mensen. De warmte van de tast. Sara die een hand op mijn rug legde wanneer ik aan tafel stond en Helen of Nettie hielp met eten.’

Richting het einde van de reis rouleren Ralfs gedachten steeds sneller, tot het de lezer begint te duizelen op eenzelfde wijze als de alcohol Veerman Ralf doet tollen op zijn schippersbenen. Van Mersbergens vertelling van één nacht raast in een wazige roes voorbij, viert het leven, licht op als een kermis – of, ja, carnaval – en laat slechts Ralf, niet de lezer, achter met een kater. Evenals zijn uitspattingen, is ook die welverdiend.

‘Tweeënzeventig en weg met die kalender. Ik trek hem los van de veter en slinger hem de kroeg door.’

Irwan Droog studeert Literatuurwetenschap (Ma) aan de Vrije Universiteit, Amsterdam, en is redacteur van Recensieweb.nl, waar deze recensie eerder verscheen.

pro-mbooks1 : athenaeum