Recensie: Waarom Europa niet in Brussel mag komen liggen

08 september 2011 , door Misha Velthuis
| | |

Het schijnt dat TV-kijkers massaal wegzappen wanneer het NOS-journaal een item wijdt aan de Europese Unie. Alleen al het tonen van de EU-vlag leidt tot een groot verlies aan kijkers. Aangezien ik de EU inmiddels twee (nu drie) keer heb genoemd neem ik aan dat ik deze mensen nu kwijt ben. De kust is dus veilig – we kunnen ze probleemloos van van alles betichten. Bijvoorbeeld van onverschilligheid, cynisme en collectieve depressiviteit, zoals Hans Magnus Enzensberger doet in Het zachte monster Brussel of Europa in de klem. De 82-jarige Duitser heeft geen goed woord over voor deze onverschilligheid. Juist in deze tijden waarin de EU onze toekomst ingrijpend beïnvloedt moeten we haar in een kritisch daglicht stellen – en daar wordt ze niet mooier van. Door misha velthuis.

De niet bij te sturen EU

Hans Magnus Enzensberger, gelouterd dichter, essayist en toneelschrijver, heeft op zijn leeftijd al meerdere imperiale ideologieën van dichtbij door Europa zien rondwaren. In Het zachte monster wendt hij zijn invloed aan om de – volgens hem – meest recente imperiale ideologie te ontmaskeren. Het is deze keer de droom van Europese eenwording die via de Europese Unie op ondemocratische wijze een homogenisering probeert af te dwingen die zowel onwenselijk als onmogelijk is. We moeten de EU daarom kortwieken. Enzensbergers betoog zet aan tot kritisch denken maar laat op een aantal punten te wensen over.

We staan in principe voor een overzichtelijk probleem: de beleidsvoering van de EU behoeft correctie maar is daar niet ontvankelijk voor. Over het eerste punt – de noodzaak tot correctie - laat Enzensberger geen onduidelijkheid bestaan. De geforceerde homogenisering moet zo snel mogelijk tot een halt geroepen worden. Of het nu een richtlijn is voor de kromming van komkommers of de opzet van een monetaire unie: de EU laat te weinig ruimte over voor de verscheidenheid die Europa rijk is. En waar de betuttelende komkommer-richtlijn de gemiddelde Europeaan alleen treft in de keuken, treffen de gevolgen van de monetaire homogenisering ons in deze crisistijden hard in de portemonnee. We moeten de machtsbeluste intrusie van de Europese ambtenarij daarom pareren met een sterk pleidooi voor diversiteit. Maar kunnen we de unie nog wel bijsturen?

Over dit tweede punt – de vatbaarheid van de EU voor kritiek – is Enzensberger minder duidelijk. Hij geeft wel aan hoe en waarom het zogeheten ‘democratisch tekort’ zo persistent is – het is een bewuste en principiële keuze geweest van de ontwerpers -  maar hij komt niet met een eenduidige oplossing. Aan de ene kant toont hij begrip en respect voor politici en journalisten die zich hardop afvragen of de klassieke democratie nog wel werkt op supranationaal niveau. Aan de andere kant lijkt hij op te roepen tot opstand en massale burgerlijke ongehoorzaamheid.

Het is jammer dat Enzensberger in deze discussie zo genuanceerd blijft. Er bestaat in het Westen immers de laatste tijd een ongemakkelijke spanning tussen democratische idealen en bewondering voor de successen van autocratische regimes. Het is juist de taak van de politiek essayist om voorbij de nuance te gaan en deze spanning te breken.

De homogenisering of de halfslachtigheid?

Enzensbergers betoog toont ook op andere punten zwakke plekken. Vroeg in zijn boek stelt hij dat de Europese homogenisering zowel onwenselijk als onmogelijk is. Zo bewijst de huidige Europese schuldencrisis volgens Enzensberger dat de monetaire homogenisering die met de invoering van de euro door Europa trok op de lange termijn onmogelijk is. Door de afzonderlijke lidstaten de mogelijkheid tot devaluatie te ontnemen, ontnam de EU hen de mogelijkheid te corrigeren voor de verschillen in hun economische concurrentiepositie. De huidige schuldenberg in Zuid-Europa is hier het logische gevolg van.

Nergens geeft Enzensberger echter aan dat het juist de onvolledige homogenisering van begrotingsregels was die er voor zorgde dat de situatie uit de hand kon lopen. In dit licht is het niet per se de homogenisering, maar de halfslachtige homogenisering die op lange termijn onwerkbaar is.

Ook zijn argument dat de Europese homogenisering onwenselijk is mist duidelijkheid. In een poging zijn afkeer van homogenisering kracht bij te zetten citeert hij tegen het einde van zijn betoog de politicologe Hannah Arendt:

‘… de druk van een zich aftekenende verandering van alle staatsvormen, die zich tot bureaucratieën ontwikkelen, dat wil zeggen tot een heerschappij niet van wetten of mensen, maar van anonieme kantoren of computers, waarvan de volledig onpersoonlijk geworden overmacht voor de vrijheid en voor het minimum aan civil society, waarzonder een gemeenschappelijk leven niet voorstelbaar is, wellicht bedreigender dan de meest verwerpelijke willekeur van tirannieën in het verleden.’

Is het nu de homogenisering die Enzensberger niet aanstaat? Of is het het schrikbeeld van een technocratische machinebureaucratie? Het een is niet onlosmakelijk verbonden met het ander. Er bestaan genoeg mogelijkheden om het beleid in EU-lidstaten op elkaar af te stemmen zonder dat we daarbij direct zijn overgeleverd aan een leger van robotambtenaren. Enzensberger richt zijn pijlen niet zuiver, en verliest daarmee aan overtuigingskracht.

Ondanks deze zwakke punten is Het zachte monster Brussel of Europa in de klem een welkome kritische noot op het juiste moment. Enzensberger legt zijn pen op de gevoelige plek van de EU, en wijst ons daarmee op een – bij vlagen – autocratische regeringsvorm die stilletjes aan steeds meer van ons dagelijks leven beïnvloedt. Het is juist deze stilte rondom de EU die onverantwoord is - we moeten in gesprek blijven met de supranationale bestuurders. Enzensberger neemt dit expliciet ter harte door zijn boek af te sluiten met een verfrissend verbatim verslag van een lunchafspraak met een lid van de Europese Commissie. Hij vat daar de essentie van zijn waarschuwing pakkend samen: ‘Brussel ligt weliswaar in Europa, maar Europa ligt niet in Brussel.’

Misha Velthuis studeerde Fysische Geografie (BA) en Politicologie, richting Internationale Betrekkingen (MA). Momenteel promoveert hij op de Open Universiteit op een onderzoek naar de rol van conflict binnen duurzame innovatie (met een focus op ontwikkelingslanden).

pro-mbooks1 : athenaeum