Recensie: De Hillesums: een ongelukkige familie in ongelukkige tijden

30 november 2015 , door Bram Mellink
| | | | | | |

Etty Hillesum kwam uit een merkwaardig nest. Als dochter van een Nederlandse vader en een Russische moeder groeide ze op in een gegoed Deventers gezin, dat aan talenten geen gebrek had. Vader werkte als rector op het plaatselijk gymnasium, broer Jaap gold als een begaafd student geneeskunde, Etty zelf blonk al op jonge leeftijd uit in haar analytisch vermogen en schrijftalent, maar de voornaamste troef van de familie was Etty’s jongere broertje Mischa, die dankzij zijn prachtige en authentieke pianospel in de jaren dertig als een grote belofte voor de Nederlandse muziekwereld gold. Binnen de familie lag de gekte echter op de loer. Jaap, Etty en Mischa kampten regelmatig met forse psychische problemen, die de twee jongens meermalen in een inrichting deed belanden. Zeventig jaar na dato werpt historicus Jan Willem Regenhardt in Mischa's spel en de ondergang van familie Hillesum de vraag op hoe het begaafde, maar tragische gezin Hillesum zich door de oorlog worstelde. Door bram mellink.

Het verhaal van de familie Hillesum begint in Deventer tijdens het interbellum, waar het gezin sinds 1924 woonde. Intellectuele en culturele zaken waren belangrijk. Volgens Regenhardt werden de kinderen er ‘opgevoed in het besef dat er een wereld van de geest bestaat, een wereld waarin de werkelijke waarden van leven zijn te vinden, en ongehinderd door allerlei burgerlijke normen en traditionele opvattingen’. Tegelijkertijd slaagden de ouders er niet in hun kinderen het houvast te bieden dat zij nodig hadden: heen en weer geslingerd tussen een onberekenbare moeder en een vader die zich in zijn eigen intellectuele wereld terugtrok waren Etty, Jaap en Mischa, in Etty’s woorden, aan hun eigen demonen overgeleverd.

Indringend en beklemmend

Regenhardt schetst de familiegeschiedenis van de Hillesums aan de hand van maar liefst vijftig gesprekken en achttien telefoongesprekken die hij grotendeels in de jaren tachtig en in enkele gevallen in 2011 heeft gevoerd. Archiefmateriaal, dagboekfragmenten en brieven vullen het corpus aan. Daaruit ontstaat het indringende en beklemmende beeld van een ongelukkige familie, bestaande uit gezinsleden die noch met zichzelf, noch met elkaar gemakkelijk konden leven.

Met oog voor de individuele karakters en een scherp inzicht in de onderlinge familieverhoudingen beschrijft Regenhardt aanvankelijk vooral het gezinsleven tijdens het interbellum, waaraan hij grofweg de helft van het boek besteedt. Hierna richt hij zich op de oorlog die de Hillesums aanvankelijk in Amsterdam, vervolgens in Westerbork en ten slotte in de kampen doorbrachten. Daarbij valt vooral op hoe gedetailleerd Regenhardt inzicht heeft gekregen in het privéleven van de Hillesums, een tastbaar resultaat van gedegen, maar vooral vindingrijk bronnenonderzoek.

Minder oog voor de context

Minder indrukwekkend is de wijze waarop de auteur de familie in verband brengt met hun tijd. Zo rijk als het portret van de joodse familie is geschilderd, zo beperkt is de aandacht voor de bredere context waarin het gezinsleven zich voltrekt. Naarmate het boek vordert gaan de familiebanden hierdoor knellen, te meer daar Regenhardt zich voornamelijk beroept op verslagen van ooggetuigen. Soms levert dat merkwaardige taferelen op.

Zo schildert Regenhardt de Amsterdamse Joodse Raad af als een organisatie die zich nauwelijks bekommerde om de ‘gewone’ jood. De raad had slechts een selecte groep joden willen behouden en vond dat ‘de grote massa uit de arme Jodenbuurten diende om het “ondier” te voeden en tevreden te houden’. Hoewel Regenhardt de indruk wekt dat hij in dergelijke passages tijdgenoten – in dit geval Etty – parafraseert, bestrijdt hij dergelijke analyses allerminst, waardoor het eindoordeel blijft hangen.

Uit eerder historisch onderzoek blijkt echter dat de leden van de Joodse Raad niet veel te willen hadden: zij stonden onder sterke Duitse druk en namen hun beslissingen vanuit de gedachte dat buigen beter was dan barsten, ‘om erger te voorkomen’. Daar komt bij dat veel joden zich geen al te grote kritiek op de Joodse Raad konden veroorloven: veelal waren zij afhankelijk van de vrijstellingen die de Raad mocht uitdelen. Belangrijke gebeurtenissen die Regenhardt beschrijft, zoals Etty’s besluit om namens de Joodse Raad in Westerbork te werken, staan dankzij deze historische context in een heel ander daglicht.

Psychologiserend verklaringsmodel

Dat wreekt zich tevens op een ander terrein: zich richtend op het familieleven van de Hillesums en overgeleverd aan de standpunten van ooggetuigen, grijpt Regenhardt opvallend vaak naar een psychologiserend verklaringsmodel dat lang niet altijd overtuigt. Het wankele, soms labiele gedrag van de kinderen Hillesum worden steevast aan de tekortkomingen van hun ouders geweten, de seksuele aantrekkingskracht die Etty tot oudere mannen voelt wordt gekoppeld aan haar gemis aan een leidende ouderlijke hand.

Ook hier heeft Regenhardt de neiging zijn analyses uit de mond van tijdgenoten op te tekenen, zonder aanvullend commentaar. Een kritischer afstand tussen tijdgenoot en onderzoeker was wenselijk geweest en had zijn analyses meer afgewogen en geloofwaardiger gemaakt.

Die twee kritiekpunten nemen niet weg dat Regenhardt een rijk, goed gedocumenteerd en vloeiend geschreven geschiedenis van de familie Hillesum heeft opgetekend. De grote souplesse waarmee hij het gecompliceerde gezinsleven van het interbellum tot de transporten beschrijft, gesteund door een grote hoeveelheid bronnenmateriaal, heeft geleid tot een aangrijpend portret van een bijzondere familie, dat in menig opzicht tot nadenken stemt.

Bram Mellink is promovendus Nederlandse Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum