Recensie: Desai's kunst van de weemoed

10 januari 2012 , door Lodewijk Brunt
| | | | |

Een topambtenaar kijkt terug. ‘That year of my training in the service is long past. I have been now in senior positions, mostly in the capital. I have been transferred from one ministry to another, have dealt with finance, with law and order, with agriculture, with mines and minerales, with health care and education ... you could call it a long and rewarding career of service. I might even say my father took some pride in it.’
Maar als jonge, onervaren ambtenaar maakte de bureaucraat iets mee waarvoor hij zich nog altijd schaamt. ‘What is that saying about ships passing in the night? Is there a landlocked version of it - caravans passing in the desert, or elephants in the forest?’ piekert hij. Hij is de hoofdpersoon in Anita Desai’s novelle The Museum of Final Journeys, te vinden in The Artist of Disappearance, samen met twee andere novellen.

Prachtig proza, ontdaan van krullen

Desai is de koningin van de Indiase letteren, ze is als geen ander in staat om stemmingen op te roepen, personages tot leven te brengen, onderhuidse spanningen te suggereren. Dat doet ze in prachtig proza, verzorgd tot in de kleinste details; geen woord te veel, geen kromme zin.

Indiase auteurs die in het Engels schrijven, neigen nogal eens tot krullerigheid en schrijven barok proza met veel franje, slingers en ballonnen. Het Westerse lezerspubliek ligt in aanbidding aan hun voeten - het is een exotische onderdompeling die je zelden ten deel valt bij het zakelijke proza van veel Westerse auteurs. Salman Rushdie is het schoolvoorbeeld, met Arundhati Roy (The God of Small Things), Rohinton Mistry, Amitav Ghosh, Desai’s dochter Kiran en nog zoveel anderen, in zijn voetspoor.

Maar in de loop der jaren is het proza van Anita Desai steeds simpeler en soberder geworden. De eerste zin van haar, overigens magistrale, Baumgartner’s Bombay (1988) besloeg bijna tien regels en stoof in opwinding alle kanten uit:

‘Although she had fled the blood-spattered scene and fled the collected crowd of identical individuals - one-legged, nose-picking, vigilant-eyed - and hurried down the street at a speed uncommon for her, a speed no one would have thought possible on thos high red heels that were nog longer firm but wobbled drunkenly under the weight of her thick, purple-veined legs, Lotte slowed as she neared her door.’

Zulke zinnen tref je in The Artist of Disappearance niet aan.

Weemoed

Dat ligt niet aan een verandering van onderwerp of thema, Desai is nog steeds de meesteres van de weemoed. Ze schrijft over onvervuld verlangen, ongelukkige jeugd, mislukte huwelijken, gefnuikte ambities, verloren onschuld. In Translator Translated  - misschien wel de beste van de drie novellen - gaat het over Prema die op latere leeftijd een creatieve opleving krijgt als ze zich stort op de Engelse vertaling van een literair meesterwerk uit het Oriya, de taal van haar moeder. Ze begint zich schrijfster te voelen en meent bij een volgende vertaling de oorspronkelijke tekst te moeten veranderen en verbeteren. Ze loopt tegen de lamp, einde loopbaan, einde dromen van artistieke roem; terug naar het eenzame bestaan van vrijgezelle docent aan een tweederangs universiteit.

In de titelnovelle gaat het over het verdwijnen van het oude India zoals dat bestond in de uitlopers van de Himalaya, rond het stadje Mussoorie. Opkomst van het massatoerisme en vernieling van het milieu door illegale houtkap en mijnbouw, uiteenvallen van families en familiebezit. Desai’s literatuur is misschien niet geschikt om in uitbundig lachen uit te barsten, maar de sfeer van nostalgie, schaamte en spijt wordt zo trefzeker in kaart gebracht dat je er desondanks intens gelukkig van kunt worden.

Lodewijk Brunt is stadssocioloog, met als specialisatie India.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum