Recensie: Dochter van een boswachter

30 november 2015 , door Jerker Spits
| | |

De Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer (1920-1970) beleeft in Nederland een kleine renaissance. Binnen korte tijd werden drie van haar boeken vertaald, die lovend werden ontvangen (De wand, De mansarde, Wij doden Stella). In Hemel die nergens ophoudt (Himmel, der nirgendwo endet uit 1966, vertaald door Ria van Hengel) schetst ze een gevoelig portret van een jeugd op het Oostenrijkse platteland. Door jerker spits.

N.B. Lees ook de voorpublicatie van Wij doden Stella en de bespreking van De mansarde.

Van het alledaagse naar verhalen

Meta groeit op als dochter van een boswachter in het Oostenrijk van kort na de oorlog. Haar vader is een rustige man die het  fijn vindt alleen met zijn hond het bos in te lopen, terwijl haar moeder de hele dag aan het wassen en koken is. Haushofer zelf omschreef de roman als ‘een autobiografie van mijn jeugd’. Het zijn vooral de alledaagse gebeurtenissen die centraal staan: de hond loopt weg, een varken wordt geslacht, marskramers komen langs.

Bergweiden, bossen, vee: dat mag in de samenvatting misschien wat kitscherig klinken, maar dat is het niet. Zelden lees je met zoveel inlevingsvermogen en zo weinig clichés over de wereld van een kind. Haushofer schrijft met veel oog voor detail. Eerst is het vooral de tastzin die Haushofer beschrijft: ‘De scherpe gladheid van grassprieten en de heel andere gladheid van kiezelstenen.’ Gaandeweg gaat het steeds vaker over taal, literatuur en het vertellen van verhalen.

Dat begint als Meta woorden ontdekt: ‘Meta houdt van het woord wolk. Wolk is iets ronds, iets vrolijks en iets lichts.’ Haar vaders verhalen wakkeren haar fantasie aan. Ze begint zelf verhalen te vertellen met het materiaal dat haar vader haar aanreikt. ‘Soms slaat Meta’s fantasie te ver op hol, dan wijst vader het zachtjes af.’ Meta kan zich het Rusland voorstellen waarover haar vader vertelt: bontmutsen, onuitsprekelijke namen, zijn buikpijn als soldaat. Maar het Italië dat haar moeder als jong meisje bezocht komt door haar fletse beschrijvingen maar niet tot leven. Meta groeit dan ook steeds sterker naar haar vader toe en steeds meer lijkt Hemel die nergens ophoudt te gaan over de kracht van het verhalen vertellen.

Niet provocerend, maar evenmin braaf

Haushofer zet haar personages met een paar fijne pennenstreken neer en ze staan. Dat geldt voor de bijdehante en avontuurlijke Meta. ‘Geen enkele man mag twee vrouwen hebben, behalve Turken,’ zegt ze als ze een gesprekje tussen volwassenen opvangt. En zodra ze een boom ziet, bekijkt ze hem al op zijn beklimbaarheid. Ook de onderlinge verhoudingen zet Haushofer goed neer. Meta mag haar vader – een man die wat eenzaam zijn gang gaat – meer dan haar moeder, die wel eens uitvalt, moppert en de hele dag bezig is met eten maken. Voor wie eigenlijk, en waarom eten ze zoveel, vraagt Meta zich af.

Geen BlackBerry, maar een bergwei, geen K3, maar een lievelingskip, geen geping, maar de geur van een paardenstal. Het is een hele andere jeugd dan in onze tijd. En niet elk Oostenrijks plattelandsmeisje zal als puber de boeken van Heine en Kleist verslonden hebben. In vergelijking met andere Oostenrijkse schrijvers die in de jaren zestig en zeventig terugblikten op hun jeugd is Haushofers portret van haar Heimat braaf.

Dat is ongetwijfeld een reden waarom Haushofer lang in de schaduw is blijven staan van andere Oostenrijkse schrijvers, zoals Ingeborg Bachmann, Thomas Bernhard en Elfriede Jelinek. Hun werk is intellectueel, spottend en provocerend. Met hun commentaar op de (onverwerkte) geschiedenis van Oostenrijk wisten zij de aandacht op zich te vestigen. Anders dan deze schrijvers polemiseert Haushofer niet tegen de ‘natuur’ of ‘onschuld’. Haushofers hoofdpersoon is een meisje dat gewoon een beetje treurig is als ze niet meer in God gelooft.

Een heile Welt beschrijft Haushofer echter niet. Daarvoor bevat de roman te veel duistere details, zoals het wrede sprookje dat Meta’s grootmoeder haar vertelt. En als Meta de witte wormen in de gierput ziet, vraagt ze zich af of dit de wormen zijn die aan dode mensen onder de grond knagen. En zo houdt Meta haar twijfels en houdt ze rekening met het onbekende en onberekenbare: ‘Redelijkheid is erg mooi zo lang de zon schijnt of de lamp brandt, maar in het donker wijkt ze voor dat veel oudere besef van het vreemde en het kwade.’

Jerker Spits is germanist. Hij promoveerde in 2008 op een proefschrift over de Duitstalige autobiografie en schreef over Duitse literatuur voor Trouw, De Gids en De Academische Boekengids

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum