Recensie: Een literaire Leaving Las Vegas

30 november 2015 , door Jerker Spits

De Oostenrijks-Hongaarse schrijver Joseph Roth (1894-1934) mag John Coetzee, Arnon Grunberg en Claudio Magris tot zijn bewonderaars rekenen. Zijn De legende van de heilige drinker verschijnt medio september opnieuw in de Nederlandse vertaling van Wilfred Oranje, met fraaie illustraties van Bert Dekker. Het boek is een toonbeeld van Roths trefzekere stijl en van zijn oog voor de noden van mensen die het allemaal niet meezit. Door jerker spits.

Joseph Roth (1894-1934) werd geboren in een joodse familie in de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie. Hij studeerde filosofie en Duitse literatuur in Wenen en schreef de romans Hotel SavoyHiob en Radetzkymarsch. Roth, die vanaf 1920 als journalist in Berlijn werkte, staat in zijn werk vaak stil bij het lot van de minder bedeelden. In 1933 vluchtte hij voor de nazi's en leidde een zwervend bestaan in verschillende Europese hoofdsteden. Na de dood van zijn schizofrene vrouw, die werd vermoord door de nazi's, dronk hij zich in Parijs berooid het graf in.

De klassieke kwaden

Ook Andreas uit De Legende van de heilige drinker is een drinker, of beter gezegd: een zuiplap. Hij is een Pool die als mijnwerker naar Frankrijk is gekomen en al jaren op straat leeft. Andreas kan zijn leven niet veranderen, en drinkt zich dood. De novelle is een literaire Leaving Las Vegas, die even pijnlijk als sympathiek de zwaktes van een drinker blootlegt.

Het verhaal begint als Andreas tweehonderd franc van een weldoener ontvangt. Die vertelt hem ook dat, zodra zijn geweten Andreas dwingt dat bedrag niet langer schuldig te blijven, hij het aan de kleine heilige Thérèse moet geven, in de Sainte Marie des Batignolles. Het bankbiljet lijkt Andreas te veranderen. Hij kijkt naar de ongewassen clochards die hem omringen, strijkt met zijn vingers over het papiergeld en vindt zichzelf 'een ander mens'. Hij stapt een burgerlijke bistro binnen en krijgt zijn kopje koffie - met een scheut rum - 'met al het gepaste respect dat kelners anders eerbiedwaardige gasten betonen.'

Wonder stapelt zich op wonder. In ieders leven komt Andreas plotseling als geroepen. We volgen zijn zwerftocht door de Franse hoofdstad. Hij verricht korte betaalde klussen, slaapt niet langer onder bruggen maar in hotels, en ontmoet een vrouw die hij de volgende ochtend weer snel wil verlaten: 'Wat hij gisteren bij hun ontmoeting niet had gezien, merkte hij nu: ze was oud geworden. Flets, opgeblazen en zwaar ademend sliep ze de ochtendslaap van ouder wordende vrouwen.' De plotselinge opwinding door het geloof dat het je voor de wind gaat, foute vrienden die je inpalmen: dat alles beschrijft Roth treffend en met inlevingsvermogen:

'Want aan niets raken de mensen zo vlug gewend als aan wonderen, wanneer die hun één, twee of drie keer zijn wedervaren. Ja, de aard van de mensen is zodanig dat ze zelfs kwaad worden als hun niet voortdurend alles ten deel valt wat een toevallig en voorbijgaand lot hun beloofd lijkt te hebben. Zo zijn de mensen - en wat anders zouden we mogen verwachten van Andreas?'

Het zijn de klassieke kwaden waardoor Andreas van het smalle pad der deugd raakt: drank en vrouwen. Het is de 'honger die uitsluitend drinkers kan overvallen', een honger naar drank, en dus worden er heel wat glaasjes pernot genuttigd, zoals er ook heel wat bars met lichte meisjes langskomen.

De dialogen uit Roths novelle zijn in deze uitgave in de tekeningen verbeeld, net als enkele sfeerschetsen: Andreas onder de boog van een brug onder een krant, op straat zwervend langs bistro's en bars, met stoppelbaard omringd door gure types. In die dialogen heb je ook helemaal niet het gevoel een vertaling te lezen, het leest alsof het in het Nederlands is geschreven. Het verhaal van Roth past in de kleine, maar rijke korte vertellingen uit de literatuur, waarover je zo lang kunt nadenken: Kleists Michael Kohlhaas, Ernst Jüngers Ortners Erzählung en in de Nederlandstalige literatuur Willem Elsschots Het dwaallicht. Misschien is het geen toeval dat alle drie deze boeken tekenaars hebben geïnspireerd.

De novelle verscheen in 1939 postuum bij de Amsterdamse uitgever Allert de Lange. Het boek werd twee keer verfilmd - eenmaal met Rutger Hauer in de hoofdrol. Die film won de Gouden Leeuw op het Filmfestival van Venetië. Er werden in Duitsland 4 hoorspelen van gemaakt, en in 2011 stond in Stuttgart een theaterbewerking op de planken. Nu is de novelle terug in Nederland, fraai geïllustreerd door Bert Dekker.

Jerker Spits is germanist. Hij promoveerde in 2008 op een proefschrift over de Duitstalige autobiografie en schreef over Duitse literatuur voor TrouwDe Gids en De Academische Boekengids.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum