In het huidige internettijdperk zal voor velen het bijhouden van een knipselarchief een overbodige en archaïsche bezigheid lijken. Dat zoiets echter absoluut geen nutteloze arbeid is, wordt bewezen door voormalig journalist Igor Cornelissen (1935), ooit politiek trotskistisch georiënteerd. Jarenlang werkte hij voor het weekblad Vrij Nederland. Niet alleen in eerdere delen van zijn memoires, maar ook in zijn andere werk blijkt vaak een minutieus bijgehouden knipselmapje de basis te zijn voor een interessante speurtocht of diepgaand onderzoek. In het onlangs verschenen vierde deel van zijn memoires Een boer achter een raam, opent Cornelissen opnieuw een archiefmap met persoonlijke herinneringen aan vergeten, opmerkelijke figuren uit een politiek marginaal landschap, de boekenwereld, de journalistiek en de jazzmuziek. Door martin smit.
Cornelissen maakt daarbij geen onderscheid tussen privé en werk. Zijn voorliefde voor geschiedenis, jazz en boeken, daarnaast zijn hobbyismes en journalistieke interesses zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en lopen in dit boek dan ook dwars door elkaar. Het resultaat is een bonte aaneenschakeling van bijzondere verhalen, zoektochten naar vergeten feiten en vermakelijke anekdotes. In eerder verschenen delen van zijn memoires - waaronder Van Zwolle tot Brest-Litowsk (1983) - maar ook in zijn andere boeken, bleek Igor Cornelissen oog te hebben voor de details die zich verschuilen in de marges van het klassieke, grote geschiedenisverhaal. Personen en gebeurtenissen die normaal gesproken de geschiedenisboekjes niet halen, weet hij aan de vergetelheid te ontrukken. In zijn journalistieke tijd was hij absoluut geen primeurjager, zo bekent hij. Liever onderzocht hij een onderwerp nog eens, dan dat hij een door hem ontdekt feit snel aan de openbaarheid prijs gaf. De onthulling van de geheime liefdesrelatie tussen Simon Carmiggelt en Renate Rubinstein mag dan als zijn enige primeur worden beschouwd, baanbrekend zeker is zijn onderzoekswerk geweest naar het opereren van de geheime dienst van de Sovjet Unie in Nederland gedurende het interbellum, verschenen als De GPOe op de Overtoom (1989).
De memoires van de aan Zwolle verknochte Cornelissen lijken - voor wie zijn boeken in volgorde leest - geen strikte chronologie te volgen. Het lijkt alsof hij van de hak op de tak springt en de ene na de andere anekdote willekeurig ophoest. Maar dat is schijn. Weliswaar springt Cornelissen, met zijn verhalen over personen en gebeurtenissen, heen en weer in de tijd en lijken deze min of meer toevallig de revue te passeren, maar zijn grote lijn is zijn journalistieke carrière: eerst bij Het Vrije Volk, daarna bij Vrij Nederland, en later toen hij zijn rubriek daar niet kon voortzetten, bij Het Parool. Aan de ene kant schrijft Cornelissen met weemoed over zijn tijd bij Vrij Nederland - de jaren zeventig waren de gloriejaren van het weekblad - waarbij ruimte was voor allerlei eigen initiatieven en onderzoek. Toch geeft hij ook zijn niet altijd malse mening over redacteuren en over de ijzige sfeer die soms op de redactie bij Vrij Nederland heerste.
Met een citaat van een vriend, 'we worden door de tijd ingehaald', lijkt Cornelissen enige relativering in zijn arbeid te willen aanbrengen. Want - Cornelissen zegt het niet met zoveel woorden, maar tussen de regels lijkt hij zich wel op die manier uit te spreken - wie zit er in deze tijd nog te wachten op bijvoorbeeld een artikel over François van 't Sant (de secretaris van koningin Wilhelmina, door sommigen beticht van een dubbelrol tijdens de Tweede Wereldoorlog), de minnares van schrijver E. du Perron of de inmiddels vergeten jazzmusicus Don Byas? Illustratief in dit verband is wellicht het voorbeeld van de biografie die Cornelissen schreef over Paul de Groot, tientallen jaren de voorman van de Communistische Partij Nederland. Toen Cornelissen het manuscript inleverde bij de uitgeverij, bleek de eindredactrice van de hoofdpersoon nog nooit te hebben gehoord. Cornelissen mag dan schrijven over 'oude onderwerpen', zoals hij zegt, en soms 'knabbelen aan de laatste restanten van de Tweede Wereldoorlog', zijn verhalen zijn de moeite van het lezen waard, met name door de curieuze wendingen die hij boven tafel brengt, of door obscure of vermakelijke details die hij weet te geven. Wanneer hij echter zijn 'knipselmap' verlaat en persoonlijke herinneringen ophaalt aan vroegere vrienden en kennissen, ontstaan soms ontroerende passages, zoals over de vroegere NIOD-onderzoeker Eduard Groeneveld of archivaris Boris Sapir, maar ook kritische gedeeltes, bijvoorbeeld over historicus. Ger Harmsen.
Dit nieuwe deel van de memoires van Cornelissen is een informatieve, vaak verhelderende en vermakelijke opeenvolging van curieze voetnoten bij onterecht vergeten momenten en personen uit de geschiedenis. Dat hij daarbij de lezer iets te vaak meeneemt naar Zwolse literaire cafés of laat meegenieten van Hongeraarse specialiteiten, tja, het maakt zijn boek wel afwisselend.
De foto op de omslag toont de auteur achter een raam, symbolisch voor zijn rol als observant van de buitenwereld, maar hij is ook deelnemer aan tal van persoonlijke geschiedenissen, zoals het aangrijpende verhaal van zijn in de oorlog weggevoerde Oom Erich, waarvan Cornelissen vanachter zijn plek achter zijn raam, de lezer deelgenoot van maakt. Dat Cornelissen zijn werk serieus benadert - niet als een knecht van de drukpers - en vooral met vakmanschap aanpakt, staat buiten kijf.
Martin Smit is redacteur van het anarchistische tijdschrift De As, publiceerde artikelen in De As, Buiten de Orde en En Route, is redacteur bij uitgeverij De Vooruitgang en medewerker van Athenaeum Nieuwscentrum.