Recensie: Geschiedenis, een jongleerspel

17 maart 2012 , door Bram Mellink
| |

Wat kunnen we leren van het verleden? Weinig, meent de 23-jarige Utrechtse historicus en publicist Rutger Bregman, en juist dat maakt geschiedenis zo interessant. Zijn debuut Met de kennis van toen ontstond uit frustratie over twee gemeenplaatsen: dat mensen van het verleden kunnen leren en dat de geschiedenis zichzelf herhaalt. Tegenover dit beeld van de geschiedenis als wegwijzer voor de toekomst omschrijft Bregman de geschiedenis als 'jongleren met talloze ideeën, auteurs en historische personages.' Het zijn niet de wetmatigheden, maar het toeval dat het verleden interessant maakt. Juist de confrontatie met een wispelturig verleden dat geen kant-en-klare lessen biedt, scherpt ons inzicht in de actualiteit. In maar liefst tweeënveertig korte hoofdstukken, deels gebaseerd op eerder verschenen krantenartikelen, gaat Rutger Bregman keer op keer die confrontatie aan.

Bregmans bespiegelingen over nut en noodzaak van de geschiedenis vertonen raakvlakken met de wijze waarop academische historici hun vakgebied graag mogen omschrijven. Vaak halen zij daarbij de Britse auteur L.P. Hartley van stal, die in zijn roman The Go-Between schreef: 'the past is a foreign country: they do things differently there.' De strekking van het citaat is duidelijk: wie van de geschiedenis wil leren, moet begrip proberen op te brengen voor de eigenaardige trekken van het verleden. De geschiedenis levert wijsheid aan de goede verstaander die haar in oprechtheid wil begrijpen, niet aan de dwingeland die haar in een mal probeert te persen. Vandaar dat historici waarde hechten aan het schetsen van een uitgebreide historische context: pas nadat de maatschappelijke structuren, de culturele gebruiken en de politieke consternatie van de negentiende eeuw zijn blootgelegd, kan een staatsman als Thorbecke werkelijk worden begrepen.

Door zijn waardering voor de vreemde kanten van het verleden heeft Bregman zichzelf met een ingewikkeld probleem opgezadeld. In zijn dankwoord presenteert hij zichzelf als de Rob Wijnberg van de geschiedenis die, in korte stukjes en aan de leiband van de geschiedenis, zijn lezers tot denken aanmoedigt. Maar juist de ruimte waarin historische context gedijt ontbreekt: wie de cultuur van een historisch tijdvak wil tonen, kan nu eenmaal moeilijk over een nacht ijs gaan. Hier wreekt zich de vorm van de korte artikelen. Hoewel Bregman herhaaldelijk van leer trekt tegen opiniemakers die het verleden voorstellen als een gesimplificeerd spiegelbeeld van het heden, ontbreekt hem de ruimte om dat verleden in zijn veelzijdige complexiteit ten tonele te voeren.

Op het eerste oog lijken vorm en inhoud hierdoor slecht op elkaar afgestemd. Toch biedt Bregman dit nijpende probleem overtuigend het hoofd door de nuchterheid en nuance die hij nastreeft niet in het verleden, maar in zijn analyse tot uitdrukking te brengen. Een mooi voorbeeld daarvan vormt het artikel 'Een tsunami van katholisering', waarin Bregman de omgang met culturele minderheden in Nederland tegenover de Nederlandse godsdiensttwisten van de negentiende eeuw plaatst. Nadat de dreigbrieven van protestanten en katholieken zijn besproken - waarin termen als 'oranjehonden' en oproepen tot verdelging niet werden geschuwd - wordt aandacht besteed aan het PVV-partijprogramma van 2010, waarin aan Nederland een 'christelijk-joods-humanistische traditie' wordt toegeschreven. 'Een betere samenvatting van de vetes in de Nederlandse geschiedenis is nauwelijks te geven,' merkt Bregman schamper op.

Dergelijke opmerkingen, vaak slechts zijdelings opgemerkt, zijn illustratief voor de vlotte stijl die Bregman eigen is. Af en toe valt hij, stilistisch gezien, wel wat in herhaling: vooral in de eerdere hoofdstukken is het voortdurend 'vijf voor twaalf'. Ook de neiging om het ongelijk van opponenten te bewijzen, en dan aan het einde van het betoog toch te stellen dat zij 'niet helemaal ongelijk hebben', doet na verloop van tijd wat sleets aan. Maar veel vaker valt op hoe goed Bregman in staat is om complexe vraagstukken als de scheiding tussen kerk en staat, of de betekenis van de natie als 'verbeelde gemeenschap' beknopt en treffend te behandelen. Zijn trefzekere en weloverwogen analyses, de grote kracht van het boek, stoelen daarbij op een duidelijk zichtbaar politiek engagement. De auteur, zelf opgegroeid in een links-liberaal milieu, maakt daar geen geheim van, en zegt te strijden tegen het misbruik dat populisten van de geschiedenis maken wanneer zij het vroegere Nederland als een homogeen land voorstellen. 'Mocht aan het einde van de rit alsnog blijken dat onze missie is mislukt,' schrijft Bregman in zijn inleiding, 'dan hebben we in ieder geval een leuke tijd gehad' omdat de aanraking met vroeger kennis en zingeving schenkt.

Na lezing van het boek bekroop mij het tegengestelde gevoel. Hoewel Bregman zijn voorbeelden uit vroeger tijden zorgvuldig kiest, ontbreekt hem de ruimte om de geschiedenis in zijn veelzijdigheid te laten spreken. In die zin komt de lezer weinig over vroeger aan de weet. Dat Bregman er niettemin in slaagt om de geschiedenis als meer dan een homogene massa te presenteren, is te danken aan zijn afgewogen, maar scherpe analytische stijl die tot het einde van het boek blijft boeien. Hoe vreemd het verleden ook zijn mag, geschiedenis blijft Bregman voornamelijk een jongleerspel. En hij houdt de ballen overtuigend in de lucht.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum