Recensie: Grijs verleden van Stalins Grote Terreur

19 december 2011 , door Pepijn Corduwener
| | | | |

Van de salons van de partijelite waar Sjostakovitsj piano speelde tot executieterrein Boetovo: de Duitse stadshistoricus Karl Schlögel laat in zijn nieuwste werk, Terreur en droom. Moskou 1937 - een van de beste geschiedenisboeken van 2011 volgens Athenaeum -, zien hoe dicht wens en werkelijkheid bij elkaar hebben gelegen in de hoofdstad van de Sovjet-Unie. Schlögel levert hiermee niet alleen een originele en genuanceerde bijdrage aan de historiografie van het Stalintijdperk, maar laat ook zien hoe de grotendeels reeds beschreven geschiedenis op een inspirerende en vernieuwende manier kan worden verteld.

1937: Moskou op de drempel van een nieuw tijdperk

Het boek opent met een vlucht boven Moskou. Aan de hand van Michail Boelgakovs klassieker De Meester en Margarita brengt Schlögel zijn onderzoeksterrein in kaart. Hij laat zien hoe de snel groeiende stad op de drempel van een nieuw tijdperk stond. Het ontwerp voor de reconstructie van Moskou uit 1935 zou zorgen voor een metamorfose en van de stad ‘een zonnestad, even monumentaal, prachtig en futuristisch als Jeruzalem’ maken. Het – nooit afgebouwde – Paleis van de Sovjets, het Moskouse lunapark, een gloednieuwe metro en boulevards langs de rivier gaven haar een geheel nieuw aangezicht.

Duizenden gezinnen profiteerden van de aansluiting op elektriciteit en, dankzij het 128 kilometer lange Moskvakanaal, schoon drinkwater. Maar op haar tochten laat Margarita ook de donkere kant van de miljoenenstad zien: haar communale woningen, waar mensen zonder privacy leefden in angst voor de NKVD en armoede, op een gemiddeld woonoppervlak van 4,2 vierkante meter per persoon.

‘Boelgakovs roman opent de blik voor een toestand waarin alles mogelijk is geworden,’ stelt Schlögel. Dat klopt. Alles was mogelijk in het Moskou van 1937 en juist door samenhang en spanningveld te belichten tussen de tienduizenden executies, het niets ontziende vooruitgangsgeloof van de partijelite en de snelle industrialisering en ontwikkeling van de stad, beargumenteert Schlögel overtuigend dat een zwart-wit geschiedenis over dit onderwerp, of een eenzijdige analyse van Stalins misdaden, de tijdgeest geen recht doet.

Frictie tussen droom en werkelijkheid

Het jaar is een scharnierpunt in de geschiedenis van de Sovjet-Unie: jubileum van de Oktoberrevolutie, hoogtepunt van de Grote Terreur en de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Op basis van adresboeken, krantenarchieven en dagboekaantekeningen reconstrueert Schlögel in veertig korte hoofdstukken verschillende facetten van de stad. In ieder hoofdstuk mondt uiteindelijk een andere droom uit in terreur, repressie of simpelweg mislukking. De manier waarop de auteur voortdurend van perspectief wisselt tussen daders en slachtoffers, boeren en partijelite, arbeiders en kunstenaars, draagt niet alleen bij aan een veelzijdig beeld van Moskou, maar laat bovenal zien dat het begin van een antwoord op de vraag waarom mensen bleven geloven in die droom begint bij het vermijden van schijnbare tegenstellingen.

Die frictie tussen droom en werkelijkheid verliest niets aan kracht naarmate het boek vordert. Fascinerend is in dit verband het hoofdstuk over de volkstelling van 6 januari 1937. Door het partijkader werden reeds lang van te voren hoge verwachtingen uitgesproken over gestegen bevolkingsaantal, afname van het aantal ‘klassenvijanden’ en gedaald analfabetisme. Maar de daadwerkelijke cijfers vielen tegen. De schuld werd niet gelegd bij de vervolgingen en hongersnood, maar bij de tellers. Toen de Sovjet-Unie ruim tien miljoen minder inwoners bleek te kennen dan verwacht, werden de data vernietigd en de statistici geëxecuteerd.

Gebrek aan analytische kracht

Dit zijn momenten waarop de lezer zich afvraagt of Schlögel niet de verkeerde afwegingen maakt. Wat is zijn relaas over parachutespringen in het Gorkipark waard in vergelijking met executiequota voor klassenvijanden? Hoe verhoudt de aandacht voor de showprocessen zich ten opzichte van een verhaal over het Sovjetpaviljoen op de Wereldtentoonstelling in Parijs? Schlögel waakt er echter voor om zijn boek een tout comprender c’èst tout pardonner te laten worden en het werk is op dit punt in balans.

Het eclectische en soms fragmentarische karakter van het boek heeft echter wel nadelen. Een duidelijke these ontbreekt en doordat de interpretatie van de bronnen aan de lezer wordt overgelaten, mist het werk analytische kracht. Schlögels voornaamste nieuwe claim is dat we de Grote Terreur in relatie moeten zien tot het voornemen om algemene en vrije verkiezingen te organiseren. Die claim is helaas onvoldoende uitgewerkt om te kunnen overtuigen. De internationale context krijgt te weinig aandacht, terwijl deze juist in belangrijke mate bijdroeg aan het feit dat de Grote Terreur escaleerde – en een sterk etnisch karakter kreeg.

Desondanks is Terreur en droom een bijzondere prestatie. Soepel en erudiet switcht Schlögel tussen sport, cultuur, politiek en techniek. Door de eenheid van tijd, plaats en handeling consequent te handhaven, biedt hij een caleidoscopische blik op een stad die opgaat en verstrikt raakt in een maalstroom van veranderingen.

Pepijn Corduwener is als docentpromovendus verbonden aan het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum