Het dichtwerk van J.H. Leopold is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld dat van tijdgenoot Willem Kloos, goed ontsloten. Bij Athenaeum, Polak & Van Gennep was een 613 pagina’s tellende Verzamelde verzen verkrijgbaar en twee edities van het verzameld dichtwerk (uit 1952 en 1983) zijn gratis te bekijken in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Dat is prachtig, maar voor de ‘gewone’ lezer is het misschien een beetje veel van het goede. Die heeft behoefte aan een selectie, een ‘greatest hits’ als ingang tot het oeuvre.In die behoefte voorziet de reeks bloemlezingen van uitgeverij Van Oorschot waarin nu U missen en u niet ontgaan van J.H. Leopold is verschenen. Eerder verschenen bloemlezingen van onder andereJan Hanlo, M. Vasalis en Simon Vestdijk. Het zijn begeerlijke boekjes, mooi uitgevoerd en met een harde kaft. Ze worden ook altijd samengesteld en ingeleid door een vooraanstaand poëet, ditmaal Erik Lindner. Door bouke vlierhuis.
Lindner, dichter, criticus voor onder andere De Groene Amsterdammer en redacteur van literaire tijdschriften De Revisor en Terras, omschrijft zijn aversie tegen rijmende verzen in de inleiding. Het is mij uit het hart gegrepen: ‘Ze leken een monotone cadans in het hoofd teweeg te brengen. Las je er een paar achter elkaar dan kon je alleen maar mee verder denderen en veranderde iedere beweging in een vooruitmarcheren.’
Het overgrote deel van de Nederlandse poëzie uit de voorvorige eeuw kan over die kam geschoren worden. De doorbreking van de marscadans komt pas als Herman Gorter ten tonele verschijnt met zijn lyrische uithalen, zijn schaamteloze herhalingen en zijn losse omgang met het rijm. Leopold stond onder grote invloed van Gorter. Dat blijkt wel als je bijvoorbeeld de volgende passage uit ‘Kinderpartij’ leest. Er zijn stilistisch grote overeenkomsten met Mei van Gorter:
Danst om het jarig kind, dat staat in aller midden daar alleen en op zich zelve en zij laat de handen dralend langs zich heen afglijden en de donkere oogen zijn zacht en ernstiger meteen; zij voelt zich lichtelijk bewogen, glimlachend om die om haar gaan en haar toezingen en zien haar aan en maken haar stil en zoet bezonnen achtgevende op wat zij begonnen…
De verschillen zijn ook duidelijk. Zoals Lindner het in zijn inleiding zegt: ‘Leopold heeft niets van het opgewekte karakter […] dat kenmerkend is voor Gorter.’ Leopold is naar binnen gericht, zoals het meisje dat, temidden van het geluid en de beweging van haar verjaarspartijtje, ‘alleen en op zichzelve’ staat.
Iets als dit had Gorter ook nooit uit zijn pen gekregen:
Des werelds vuil is uitgestort op alle schepselen; het wordt gespild, gesprenkeld rijkelijk op hoog en laag gelijkelijk en de geringste is besmeurd; de onverzorgde weduwvrouw, die van haar poover weefgetouw een schraal en karig dagloon beurt, zij wordt gehekeld en verscheurd en des bemorsens waard gekeurd. Wie is gerecht en kan bestaan? Van alle wezens wijd en zijd is in verguizingslust en nijd het menschdom bovenaan.
Maar ik vind het geweldig. De condition humaine in een enkel beeld dat zich van metaforisch naar pijnlijk realistisch beweegt en uitmondt in een algemene, nogal pessimistische, moraal. Die donkere, introverte toon is ook wat altijd heeft gemaakt dat Leopold mij dierbaarder was dan Gorter.
Het gedicht laat ook, hoe strak het ook in het rijmschema zit, goed zien hoe natuurlijk en makkelijk Leopold met het rijm omging. Het rijm is er, maar het zit nooit in de weg.
Later wordt de vorm nog losser, worden de woorden belangrijker en de gevoelens minder expliciet omschreven: ‘U missen en u niet ontgaan…. / in zonlicht is uw wezen open’. Voor gedichten die meer dan honderd jaar geleden zijn geschreven, doen de verzen van Leopold erg fris en modern aan.
Een tekortkoming van deze bloemlezing vind ik het ontbreken van een verantwoording. Niet alleen laat Lindner ons niet weten op welke gronden hij de gedichten geselecteerd heeft, maar er staat ook nergens waar hij ze gevonden heeft of op welke editie hij zich baseert. En dat is bij Leopold, van wie een belangrijk deel van het oeuvre postuum is gepubliceerd en in min of meer onaffe staat verkeerde, niet onbelangrijk. Wie dus wil weten uit welke bundel een gedicht komt of wanneer het geschreven is, is aangewezen op bladeren in het verzameld werk of op de zoekfunctie van de DBNL.
Niettemin is het een mooie verzameling geworden. Het lange gedicht ‘Cheops’ is er natuurlijk, met al zijn wervelende beweging, ondersteund door muzikaal klankrijm. Eigenlijk alle opgenomen gedichten kunnen zonder meer als hoogtepunten van het oeuvre worden beschouwd. U missen en u niet ontgaan kan dan ook heel goed dienen als ingang tot het werk van Leopold en de andere Nederlandse dichters uit het fin de siècle, de tijd dat de dichtkunst definitief de weg naar de moderniteit in sloeg.
Bouke Vlierhuis is schrijver, dichter, recensent, columnist.