Recensie: Romulus II

16 januari 2012 , door Lujzika Adema van Kooten
| | |

Een bibliotheek vol niet te vergelijken werken van historici, tragici, retorici, lyrici; biografen, dichters, geneeskundigen, architecten; stoïcijnen, epicuristen, christenen: traktaten, mythen, recepten, correspondenties, satiren, gedichten, redevoeringen, hymnen, fabels, oden, epoden, epigrammen, elegieën, apologieën. Soms slechts een verzameling fragmenten, soms werken die een tiental deeltjes beslaan. Hoe kies je uit ruim vijfhonderd Loebdeeltjes een favoriet? Iemand als Cicero had zonder twijfel voor zichzelf gekozen. Maar wie kies ik?

N.B. deze recensie is een bewerking van Adema van Kootens bijdrage aan de viering van honderd jaar Loeb op 12 januari.

Medea?

Grote namen als Plato, Catullus en Tacitus vochten in mijn hoofd om de eer. Maar ook minder bekende titels kwamen in aanmerking, zoals de geestige Metamorfosen van Apuleius of de vreemde Roof van Proserpina van Claudianus. En de Medea van Euripides, vooral vanwege die lugubere scène waarin Medea aan het nieuwe liefje van haar man Jason een jurkje cadeau doet.

Het jonge meisje past de jurk blij en draait rondjes voor de spiegel als was ze een prinses uit een Disneyfilm. Haar vrolijke glimlach vergaat echter al gauw tot een grimas, want Medea heeft het niet zo op nieuwe liefjes van haar man en had de jurk gedrenkt in een venijnig gif, dat het meisje letterlijk verteert, waarbij Euripides beschrijft hoe haar vlees ap osteo – van haar botten af – glijdt en hoe haar vader die haar wil helpen, aan haar vastkleeft en zich letterlijk van haar moet afscheuren.

Toch won dit brute transgressieve van Euripides niet van het overmatige rationalisme van iemand die ongetwijfeld ook zichzelf had gekozen als favoriete auteur, oordelend naar zijn befaamde ijdelheid en zelfvertrouwen: Cicero. Dat zelfvertrouwen heeft hij voor een groot deel te danken aan een van zijn grootste of in ieder geval bekendste tegenstanders: Catilina.

Een nare samenzweerder

We hebben het over 63 v.Chr. Rome zat midden in een economische crisis. De rijken werden armer, dure bezittingen hadden hun waarde verloren, veel winkels en ambachtslieden gingen failliet. Catilina was afkomstig uit een aanzienlijk, maar verarmd patricisch geslacht en had al meerdere malen geprobeerd consul te worden. Tevergeefs. Een groep mensen die was getroffen door de crisis, daardoor hun vertrouwen in het politieke systeem had verloren en in verzet was gekomen – een soort Occupy-beweging – verzamelde zich om hem heen.

Inmiddels wanhopig geworden pakte Catilina het rigoureus aan; hij koos voor een bloedbad onder de huidige senaatslieden om daarna de hele stad in brand te steken en vervolgens in de chaos die dan zou ontstaan, de macht te grijpen. Gelukkig was daar echter de grote held Cicero als een ware Pater Patriae – vader des vaderlands -, als nieuwe Romulus: hij wist de stad en daarmee het hele rijk te redden van deze nare samenzweerder.

Althans, volgens Cicero zelf; aan de daadwerkelijke bedoeling van Catilina en of er überhaupt sprake is geweest van een samenzwering, wordt tegenwoordig getwijfeld. Maar dat doet niet af aan de kracht van Cicero’s woorden tot Catilina, uitgesproken op een heerlijk saillant moment, een paar jaar later uitgegeven en eeuwen later opgenomen in de Loeb Classical Library waarvan we 12 januari de verjaardag vierden. Cicero zelf was overigens nog maar kort geleden jarig, 3 januari, dat valt nu dus mooi samen.

Cicero had de samenzwering van Catilina al eerder aan het licht gebracht, maar door gebrek aan duidelijk bewijs was er weinig mee gedaan en Catilina was ongeschonden gebleven; hij was niet veroordeeld en zat zelfs nog gewoon in de senaat! O tempora, o mores! Cicero was echter overtuigd van zijn gelijk, maar er speelde nog iets. Als homo novus, self-made man, had hij de politiek betreden en hij werd niet altijd zo serieus genomen als hij zelf deed. Catilina was zijn kans op roem, dit was zijn moment, en die liet hij zich niet zomaar ontnemen. Om aan te tonen hoe gevaarlijk Catilina wel niet was, ging Cicero opzichtig met een borstplaat rondlopen. Niet uit angst, maar uit hóop om te worden aangevallen. Want dan had hij zijn tegenstander en kon hij de redder van de stad zijn, of in zijn eigen woorden; een nieuwe Romulus.

Geweldig nieuws: op de dodenlijst

Op 7 november 63 v.Chr. sloeg Catilina dan inderdaad toe: Cicero stond bovenaan een lijst om die nacht te worden vermoord. Hij werd echter vooraf gewaarschuwd. Het moet geweldig nieuws voor hem zijn geweest. Eindelijk kon hij de heerlijk hatelijke redevoering van zijn dromen uitspreken, die misschien al wel heel lang lag te wachten op dit moment. De eerste catilinarische rede was een feit:

Quo usque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?
Hoe lang nog, Catilina, ga je ons geduld misbruiken?

Laat ik verder Cicero zelf aan het woord laten. Daar gaat het immers om vandaag: de inhoud van de Loebs. Het is 8 november 63 v.Chr. en Cicero heeft Catilina eindelijk waar hij hem hebben wil, net als op het schilderij van Cesare Maccari: geïsoleerd in een hoekje in de senaat, de andere senaatslieden van hem afgekeerd uit angst en walging, en met Cicero zelf in het midden als absoluut hoogtepunt, die zich er duidelijk op verheugt om het in zijn ogen grootste gevaar voor de Romeinse samenleving ooit, vakkundig te elimineren.

Quae cum ita sint, Catilina, perge quo coepisti: egredere aliquando ex urbe; patent portae: proficiscere. Nimium diu te imperatorem tua illa Manliana castra desiderant. Educ tecum etiam omnis tuos, si minus, quam plurimos; purga urbem. Magno me metu liberaveris , modo inter me atque te murus intersit. Nobiscum versari iam diutius non potes; non feram, non patiar, non sinam.
In these circumstances, Catiline, finish the journey you have begun : at long last leave the city ; the gates are open : be on your way. Manlius and that camp of yours have all too long been waiting for their general. Take all your men with you or, if you can-not take them all, take as many as you can. Cleanse the city. You will free me from my great fear, once there is a wall between us. You cannot remain among us any longer ; I cannot, I will not, I must not permit it.
(vertaling C. MacDonald, uit deze Loeb-editie)

En daarom gaat mijn stem naar Loebdeeltje 324, met alle vier de redevoeringen van Cicero tegen Catilina, die overigens na de eerste rede al huilend Rome was uitgevlucht (als we Cicero mogen geloven) en er zo voor zorgde dat Cicero zich kon manifesteren als een gedroomde Pater Patriae, als nieuwe Romulus.

Lujzika Adema van Kooten is classicus en rubrieksbeheerder Klassieke Oudheid bij Athenaeum Boekhandel.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum