Recensie: Seks en het nut van de Oudheid

30 november 2015 , door Jacob Zwaan
| | | |

In Liefde, seks en tragedie laat classicus Simon Goldhill een breed publiek zien dat de Griekse en Romeinse Oudheid nuttig en aantrekkelijk is. Niet alleen door je wijzer en enthousiaster te maken met feiten over de Oudheid, maar ook door je je eigen eruditie voor te houden. Je herinnert je bij het lezen van zijn boek vast een enthousiasteling die er ook zó in opging dat hij vreemd, maar toch vooral indrukwekkend en bijzonder op je overkwam. Die rijkdom om zoveel te weten over zoveel moois en interessants keert terug in dit boek. Door jacob zwaan.

Griekse tragedies, homoseksualiteit en christenen

Goldhills verhaal komt vlot op gang. Al in de eerste pagina's van het boek geeft hij blijk van een karakteristieke stijl door te springen tussen de moderne politiek en de Griekse cultuur, te refereren aan films en zijn betoog met illustraties te ondersteunen. De eerste hoofdstukken van het boek bespreken vooral hoe in de Oudheid seks, liefde en het lichaam werden beleefd, en hoezeer dat verschilt van de moderne westerse beleving. Andere hoofdstukken zijn onder andere gewijd aan de Atheense democratie, Romeinse gladiatorenspelen, Griekse tragedies en aan de opkomst van het Christendom in het Romeinse Keizerrijk.

Deze onderwerpen raken wel aan elkaar, maar Goldhill heeft vooral gekozen voor wat interessant en aansprekend is, zonder te streven naar een heel nauw samenhangend geheel. Dat is niet hinderlijk, omdat de afzonderlijke onderwerpen op eigen kracht voldoende nieuwsgierigheid wekken. Vaak kiest Goldhill een onderwerp dat de meeste mensen wel zullen kennen, maar wat hij erover vertelt is geen gemeengoed. Zo heeft menigeen wel een idee van seksuele verhoudingen tussen mannen in het klassieke Athene, maar realiseren weinigen zich op wat voor manier mannen het toen met elkaar deden. Namelijk, zo betoogt Goldhill met behulp van een vaasschildering, door de penis tussen de dijen van een ander te klemmen.

Liefde, Seks en Tragedie is een echt geesteswetenschappelijk boek; het gaat voor de helft over wat de Grieken en Romeinen dachten en wie zij waren, maar voor de andere helft over wat wij denken en wie wij zijn. Goldhill stelt ons in staat om iets over onszelf te leren en kritisch naar onszelf te kijken. Zo hoor je bijvoorbeeld weleens dat onze maatschappij geobsedeerd is met hoe het lichaam eruit ziet en dat dat ‘iets nieuws’ is. Maar zo nieuw is dat niet, weet Goldhill ons te verzekeren. Ook in het Athene van de vijfde eeuw voor Christus waren met name mannen continu met hun voorkomen in de weer. De christelijke traditie heeft zich heftig tegen deze houding gekeerd en zo lijkt de preoccupatie met het lichaam in de twintigste eeuw ‘iets nieuws’. Hier zien we meteen hoe verhelderend het is dat Goldhill in zijn boek ook aandacht schenkt aan het Christendom.

De oudheid doet ertoe, maar hoe?

Wel is het een moeilijke vraag wat we moeten met die kennis van ons verleden. Hierover heeft Goldhill een minder uitgewerkt standpunt. Hoewel hij met grote regelmaat herhaalt dat het heel belangrijk is dat we ons antieke verleden kennen, is het lang niet altijd duidelijk waarom. Je krijgt de indruk dat er volgens Goldhill méér te verliezen is dan het plezier dat je kan beleven aan oude culturen. Op een gegeven moment suggereert Goldhill dat we zonder deze kennis niet echt meer in onze cultuur leven. Die opmerking maakt een conservatieve indruk.

Maar in veel andere passages dringt hij er vooral op aan dat we, door te erkennen hoe anders de Grieken waren, onze eigen gedachten en gewoonten kritisch gaan bekijken. Dat maakt weer een radicale, progressieve indruk. Wat we van de Oudheid kunnen leren voor ons eigen leven is een moeilijke vraag die een genuanceerder antwoord verlangt dan onversneden conservatisme of niet aflatende radicale kritiek. Al met al heb ik de indruk dat Goldhill deze kwestie vooral steeds noemt om te betogen dat de Oudheid ertoe doet en dat mensen die zich er niet voor interesseren dat wel zouden moeten. Maar het is de vraag of dat ergens goed voor zou zijn en zelfs al was dat zo, dan zal Goldhills betoog deze doelgroep van ongeïnteresseerden niet bereiken. Veel meer interesse voor de Oudheid wekt Goldhill door te vertellen wat hij er allemaal over weet.

De Nederlandse vertaling van het boek van uitgeverij Nieuw Amsterdam bevat slecht lopende zinnen, rare uitdrukkingen en onnauwkeurigheden. Zo kiest de vertaler voor het werkwoord ‘to desire’ vaak de archaïsche Nederlandse uitdrukking ‘haken naar’ en steeds wanneer mensen van beide geslachten worden genoemd heeft hij het over mensen ‘van beiderlei kunne’, wat nodeloos plechtig aandoet. Op p. 279 vertelt Goldhill ons het niet oninteressante weetje dat de keizer zijn duim omhoog stak wanneer hij een gladiator wilde laten doden, maar ook hier hindert de vertaler ons begrip door de uitdrukking ‘thumbs up’weer te geven als ‘duimen op’. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Wie redelijk Engels leest, kan beter bij het origineel terecht. Toch is dit boek, zelfs in de Nederlandse versie, ontzettend fascinerend en bijzonder de moeite waard.

Jacob Zwaan is classicus en wil psychotherapeut worden.

pro-mbooks1 : athenaeum