Recensie: Utopia ligt om de hoek!

30 november 2015 , door Martin Smit
|

Wat hebben de Dakdokters in Amsterdam, het Capital Bee Initiative in Londen, het Streetdinner in het Italiaanse Ferrara, het Betahaus in Berlijn, pop-up-restaurants in Londen met elkaar gemeen? Het zijn particuliere, idealistisch getinte initiatieven die streven naar een prettiger en leefbaarder woon- en werkomgeving. Door toenemende luchtvervuiling, verkeerstoename en stadsvorming dreigen veel steden onleefbaar te worden. Verhuizen naar het platteland is geen optie. In honderden steden over de hele wereld proberen stadsbewoners hun directe leefomgeving te verbeteren. Ze staan in A Smart Guide to Utopia. Door martin smit.

De boodschap van deze gids langs instant utopia's is eigenlijk vrij simpel: probeer de stad waar je woont of werkt leefbaarder te maken. Het bestaan van miljoenen mensen is gekoppeld aan hun leven in de stad. De stad ontvluchten kan incidenteel, maar meestal niet structureel. Door klimaatverandering, de natuur die - ook door uitbreidende steden - wordt teruggedrongen, verkrotting, overheidsbezuinigingen, verkeerschaos, kantoorbouw, dreigt de leefbaarheid in steden steeds meer in het gedrang te komen. In plaats van te wachten op initiatieven van de overheid of op resultaten van trage ambtelijke molens, kiezen veel stadsbewoners ervoor direct iets te doen aan verbetering van hun woon- en werkomgeving en zelf een initiatief in die richting te ontplooien, vaak op milieuvriendelijke wijze. Dergelijke initiatieven bevorderen het zelfbewustzijn van de stadsbewoner en stimuleren de saamhorigheid in een buurt, aldus het internationale gezelschap auteurs van het gidsje.

Duurzaamheid

Opmerkelijk is de verscheidenheid van de 111 gesignaleerde projecten: van het aanleggen van daktuinen (zoals door de Dakdokters), een opleiding tot imker voor het houden van bijen in een stad, mens- en buurtvriendelijke afvalverwerking, tot het creëren van flexibele werkplekken (voor iedereen toegankelijk, zoals het Betahaus). En van mensvriendelijke architectuur en het organiseren van collectieve straatmaaltijden tot het realiseren van open spaces waar allerlei educatieve en sportieve activiteiten worden gehouden.

Bij al deze projecten en initiatieven - of het nu openluchtrestaurants, een non-profit supermarkt, of het voor een nieuw doel in gebruik nemen van verlaten gebouwen betreft - staat voor veel initiatiefnemers mens- en milieuvriendelijkheid en duurzaamheid hoog in het vaandel. Stuk voor stuk ontstijgen ze het niveau van de ooit in eerdere decennia met dit soort projecten geassocieerde geitenwollensokkenmentaliteit: alternatieve milieuplannen en -voorstellen waar in die tijd nogal lacherig over gedaan werd. Gelukkig zijn veel van dergelijke ideeën inmiddels geaccepteerd, sterker nog, ze lijken gemeengoed te worden. Steeds meer overheden en bedrijven spannen zich in toenemende mate in niet alleen een 'groene' uitstraling te hebben, maar proberen ook daadwerkelijk actie te ondernemen.

Droomwereld

Maar voor veel stadsbewoners duurt deze weg te lang. Liever nemen zij zelf het heft in handen en proberen zij op korte termijn de leefbaarheid van hun buurt of stad te vergroten. Waarom wachten tot anderen je idealen hebben bewerkstelligd? Of wachten tot de samenleving zich heeft omgevormd tot een voor iedereen ideale vorm? Genoemde projecten zijn voorbeelden van een pragmatisch idealisme: geef directe vorm aan je idealen en breng ze in de praktijk.

Die methode kwam in de vorige eeuw in opkomst, nadat in de negentiende eeuw het streven naar een ideale samenleving, naar de utopie, vooral leek te bestaan uit het fantaseren over die droomwereld. De socialistische beweging, met name die in Europa, schetste maar al te graag een ideaalbeeld van een maatschappij waarin alle ongelijkheid was opgeheven, er prettig kon worden gewoond en gewerkt, oorlogen en geweld niet bestonden, en er voor iedereen zonder zorgen kon worden geleefd. Auteurs als Edward Bellamy - met Looking Backward (1887) - en William Morris met News from Nowhere (1890), brachten die ideeën in romanvorm uit. In de toenmalige socialistische beweging werden het bestsellers.

Dat streven van negentiende-eeuwse socialisten was op zich niets nieuws en zeker niet hun uitvinding. Al eeuwen werd er door filosofen en denkers geschreven over een utopia. Thomas More (1478-1535) introduceerde als eerste het woord utopia als benaming van een ideaal geachte samenleving in zijn in 1516 gepubliceerde boek met die titel, een beschrijving van een collectieve gemeenschap die het land beheert en bestuurt: op het eiland Utopia - ergens tussen Brazilië en India - bestaat geen privébezit, de bevolkingsgemeenschap beheert gezamenlijk het land, waardoor er geen eigenbelang en geen concurrentie bestaat. De bevolking bepaalt de gang van zaken op het eiland. Mannen en vrouwen worden gelijkwaardig opgevoed en onderwezen en er bestaat religieuze vrijheid (hoewel atheïsme niet wordt toegestaan).

Experimenten

De honderden imaginaire beschrijvingen van utopia's die in de loop der eeuwen verschenen, betroffen soms eilanden, soms steden of landschappen of denkbeeldige landen maar ook een planeet, zoals in Ursela Le Guins The Dispossessed (1974). Maar er zijn ook praktijkvoorbeelden van geconstrueerde utopieën. De Engelsman Robert Owen, eigenaar van een grote spinnerij, probeerde in het begin van de negentiende eeuw een zelfvoorzienende gemeenschap op te zetten, waar onderwijs, wonen en arbeid door de bewoners zelf zou worden geregeld. Niet alleen in Nederland (o.a. Frederik van Eedens Walden), maar ook elders, zoals in het Zwitserse Ascona, werd geprobeerd - weliswaar op kleine schaal - een ideale samenlevingsvorm te vinden, maar het betrof hier voornamelijk experimenten die zich buiten steden, op het platteland, afspeelden.

De Franse architect Le Corbusier dacht wel na over een ideale stad. De stad van de twintigste eeuw zou vooral een stad worden van massapopulatie en automatisering, zo was de verwachting. Het menselijke aspect van het leven in een dergelijke grootschalige gemeenschap leek hij echter te vergeten. Dat geldt eveneens voor de Engelse dichter en idealist Paul Goodman, die in zijn boek Communitas (1947) een ideale stad schetst, maar zich voornamelijk concentreert op flatbouw en verkeersstromen en nauwelijks aandacht heeft voor menselijke interactie en gemeenschapszin. Heel utopisch waren de denkbeelden van de Russische anarchist Peter Kropotkin (1842-1921), die fabrieksarbeid, landbouw en handarbeid wilde laten integreren in een samenleving die juist een uitwisseling moest zijn tussen stad en platteland.

Inspiratie

Het verschil tussen de in vroeger tijden geschetste fantasie-utopieën en de werkelijkheid van de hedendaagse utopische praktijkvoorbeelden is de schaal waarop ze worden gepresenteerd. Niet dromen over grootschalige stedelijke initiatieven zoals in de negentiende eeuw, of wachten op een wereldomwenteling, een wereldrevolutie, of in één klap de samenleving willen veranderen of wachten op een eventueel ingrijpen van de hand van God. De nieuwe initiatiefnemers willen juist nu verandering en zijn daar concreet mee bezig.

De voorbeelden in A Smart Guide to Utopia zijn een representatieve selectie van de initiatieven die er wereldwijd plaatsvinden, niet gekoppeld aan een politieke richting of een geloofsovertuiging, maar gedreven door de eigen beleving van de woon- en werkomgeving, de wens deze op ecologische en bij voorkeur milieuvriendelijke wijze te willen verbeteren, de gemeenschapszin te willen bevorderen en de leefomgeving 'groener' te maken. De gids wil natuurlijk niet alleen een beschrijving zijn hiervan, de samenstellers hopen uiteraard dat lezers inspiratie opdoen en ook overgaan tot vergelijkbare, vernieuwende initiatieven.

Martin Smit is redacteur van het tijdschrift De AS, publiceerde artikelen in De As, En Route en De Parelduiker, is redacteur van uitgeverij De Vooruitgang en is medewerker van Athenaeum Nieuwscentrum.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum