Recensie: Verloren liefde, of toch niet helemaal?

30 november 2015 , door Jacob Zwaan
| | | | | | | | | | | | | | | | | | |

Het thema van Nexus 61 is ‘de verloren liefde’. Rob Riemen stelt in de inleiding dat de stukken in dit nummer gaan over dingen waar we van hielden, maar die verloren zijn gegaan en waar we ook niet meer naar verlangen. Vandaar verloren liefde. Maar de beste stukken in dit nummer gaan over verloren liefdes die toch niet helemaal verloren zijn, maar waar de auteurs in zekere mate nog wél naar terugverlangen. En het stuk van Mark Sarvas is wellicht het geslaagdste stuk van het nummer, juist omdat het over zo’n niet volledig verloren liefde gaat, over Lennon en brieven. Door jacob zwaan.

N.B. 2 december vindt de Nexus-conferentie 2012 plaats, met onder andere Scruton en Morozov als sprekers.

Brieven: beter overdacht en definitiever

Sarvas vertelt in dit stuk hoe hij op een avond dineerde met een groot gezelschap studenten en docenten van een cursus romanschrijven. Een van de docenten, die hij erg bewondert, vraagt hem op een gegeven moment hoe hij de moord op John Lennon heeft beleefd. Sarvas was destijds diep aangegrepen door die moord, maar schaamt zich nu om aan die jeugdige opwinding terug te denken en ontwijkt de vraag. Wat doe je na zoiets? Sarvas gaat zitten en schrijft een lange brief met daarin het antwoord dat hij eigenlijk had willen geven en doet hem op de bus.

Twee dingen aan het verhaal van Sarvas zijn opvallend. Het is een ontzettend goed en voor de hand liggend idee om die brief te sturen. En toch zou ik het niet snel doen. Het is niet meer de gewoonte om een intieme en persoonlijke correspondentie per brief te hebben. Over die verloren liefde voor het brieven schrijven gaat het mooie en genuanceerde stuk van Sarvas. Niet dat hij een hekel heeft aan telefoon, e-mail en Twitter, maar een echte brief is toch wat anders: beter overdacht en definitiever. Hij illustreert dat aan de hand van een persoonlijke ervaringen en gepubliceerde briefwisselingen.

Conservatief en mopperig

Een dankbaar en veelbesproken onderwerp in dit nummer is de verandering die geschreven teksten de laatste jaren doormaken. Daarover kun je eenzijdig, conservatief en mopperig zijn, zoals Stefan Hertmans. Zijn bijdrage ageert tegen de versimpeling en verloedering van de taal die hij hand in hand meent te zien gaan met de opkomst van internet. Hij stelt dat complexe gedachten ook behoefte hebben aan complexe formuleringen en betreurt het dat die uit de gratie zijn geraakt. Soms is een complexe formulering best waardevol, maar Hertmans' eigen stuk staat zo bol van de pretentie dat je vanzelf naar bondigheid en bescheidenheid gaat verlangen.

Ook hoogleraar David Gelernter meent dat we er slecht voor staan met al die digitale communicatie. Elkaar op de hoogte houden van je bezigheden via bijvoorbeeld Facebook noemt hij groepsnarcisme. Het enige wat hier gebeurt is dat mensen erachter komen wat de rest op dat moment doet, zo observeert hij – op zich terecht. Maar volgens deze redenering is elk contact over je bezigheden groepsnarcisme, of dat nu via internet is of op een andere manier. En dat er zo ‘niets tot stand komt’, zoals hij betoogt, is niet waar, omdat met elkaar spreken over wat je doet bij een persoonlijke relatie hoort. Bovendien weten sommige mensen contact met hun vrienden zelfs te combineren met een productief bestaan.

De toevallige vondst in het geding

Interessanter zijn bijdragen die iets nieuws observeren over het digitale tijdperk. Evgeny Morozov wijst er bijvoorbeeld op dat door dingen op internet op te zoeken de toevallige vondst in het geding komt. Wanneer je een encyclopedie raadpleegt kun je ook in het volgende lemma verzeild raken. Hij brengt dit in verband met flaneren door de stad. Ook op internet was ooit de belofte dat we konden flaneren, surfen van het één naar het ander. Maar tegenwoordig weet Google wat we 'willen' en zijn we via Facebook steeds te volgen, te becommentariëren en te assisteren bij onze vragen en verlangens. Hiermee gaat iets verloren: de toevallige zijstraat die je, wanneer je alleen wandelt, zou inslaan; de kans om verlangens te ontwikkelen, in plaats van ze slechts te bevredigen.

Dat vind je ook terug in het stuk van Nicola Lecca over de verloren liefde voor het wachten. Hij beschrijft zijn fascinatie met de actrice Bette Davis, die hij slechts mondjesmaat leerde kennen via een enkel interview en via films die laat op televisie waren. In de tussentijd wachtte hij en kreeg zijn fantasie en anticipatie de vrije loop, en dáár ontstond nu juist die fascinatie. Zou de onmiddellijk beschikbare stroom van YouTube-filmpjes hem vandaag de dag de ruimte hebben geboden om echt van Davis te gaan houden? Een belangrijke vraag. Natuurlijk staat er veel moois op internet en kun je daar alles te weten komen. Maar van dingen leren houden behoeft eerder tijd en schaarste, dan onmiddellijke bevrediging van verlangens en altijd beschikbare kennis.

Een laatste stuk over dit thema van Nicholas Mann (over de verloren liefde voor het boek) slaagt waar Hertmans en Gelernter falen. Op een persoonlijke en genuanceerde manier vraagt hij aandacht voor de kunst van het langzaam lezen en de appreciatie voor het boek als fysiek object, waar hij een leven lang veel plezier van heeft gehad.

Kunst, dans en een Zweedse schone

Andere verloren liefdes dan die voor letters op papier zijn ook de moeite waard om over te lezen. Twee sterke bijdrages zijn van Fritz J. Raddatz en Roger Scruton. Raddatz schrijft in zijn openingsstuk over de kunstenaar Paul Wunderlich. Hij hield van deze kunstenaar en van zijn werk. Als je het stuk leest wil je het werk van Wunderlich gaan bekijken en dat is het beste wat een kunstcriticus zich kan wensen. Ook is Raddatz lekker polemisch en geef hij blijk van een bijna aanstekelijke hekel aan zijn vaderland, Duitsland.

Roger Scruton schrijft over de verloren liefde voor de dans. Hoewel je misschien in eerste instantie terugschrikt van zijn onverholen walging voor de manier waarop jongeren tegenwoordig in discotheken dansen, steekt er toch meer achter dit stuk. Scruton beschrijft strak geregelde dansen met een orkest waarbij een hele groep in vervoering raakt op een sociale en aantrekkelijke manier, zoals een Schotse volksdans. Dat moet een bijzondere ervaring zijn die inderdaad ver afstaat van wat er in een discotheek gebeurt. Je hoeft Scrutons afkeer van veel van onze moderne gewoontes niet te delen om iets aan dit stuk te ontlenen.

Ten slotte nog twee andere goede bijdrages: Wim Brands' prozagedicht over een jongen die de dood van een bekende meemaakt lijkt in niets op de andere stukken in de bundel, maar vormt een aangename afwisseling en is erg de moeite waard. En Peter Stephan Jungk schrijft op ontroerende wijze over zijn eerste en grootste liefde, voor de blonde Zweedse Gunvors. Toen hij twaalf was en met vakantie ging naar Toscane met zijn ouders, zat zij aan een andere tafel in de onbijtzaal en bewonderde hij haar. Jungks dochter wil er niet aan dat het echte liefde was met Gunvors. ‘You just had a crush on her’, insisteert ze. Maar Jungk laat zich niet uit het veld slaan. Natuurlijk, andere liefdes hebben uiteindelijk meer betekend en opgeleverd, en zo beschouwd verdienen die eerder de benaming ‘grote liefde’. Maar wat Jungk toen ervoer was sterker dan alles wat erna kwam. En hij doet wat elke goede schrijver wel moet doen: hij stelt de kracht van wat je ervaart ver boven wat de nuchtere evaluatie gebiedt.

Nexus 61 is bijzonder de moeite waard. De uiteenlopende stukken bieden een aantrekkelijke combinatie van stof tot nadenken en mooie verhalen. Bij dit nummer van Nexus is de kans dat op een goed stuk nog een goed stuk volgt groter dan bij menig ander tijdschrift. En omdat de auteurs uit binnen- en buitenland zo verscheiden zijn, zullen veel lezers iemand ontdekken van wie ze nog niet gehoord hadden, en van wie ze graag meer willen lezen.

Jacob Zwaan is classicus en wil psychotherapeut worden.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum