Recensie: Afstand en identiteit

30 november 2015 , door Bouke Vlierhuis
| | | |

Kira Wuck doet het goed op het slampodium en haar debuut Finse meisjes werd over de hele linie goed ontvangen. Wuck is vrolijk en laconiek, maar tegelijkertijd melancholisch. Ze bouwt haar gedichten op uit korte, begrijpelijke zinnen. De meeste van de gedichten in dit debuut hebben de vorm van een anekdote, al dan niet aangevuld of afgesloten met een wat algemenere gedachte. Toch is de poëzie van Wuck moeilijker dan hij in eerste instantie lijkt. Door bouke vlierhuis.

Identiteit

Het lijkt wel alsof Wuck zich een beetje verstopt achter die korte, lichtvoetige regels (die trouwens onbedoeld vaak een wat 'stampend' ritme veroorzaken). Door alle gedichten schijnt de suggestie van een diepere, duistere betekenis maar om die echt te voelen wordt de lezer teveel op afstand gehouden. Het is alsof ze zich bewust was van die afstand, dat onvermogen om de lezer mee te voeren tot de kern, toen ze de openingsregels van het titelgedicht van de bundel schreef:

‘Finse meisjes zeggen zelden gedag
maar ze zijn niet verlegen of arrogant
je hebt alleen een beitel nodig om dichtbij te komen’

Alles wijst erop dat de kern van Finse meisjes ligt in het zoeken naar een identiteit. Bekijk de flaptekst maar eens. De laatste regels van het geciteerde gedicht ‘Midzomernacht’ luiden: ‘er zijn mensen die ik als familie beschouw / omdat we op elkaar zijn gaan lijken’ en de auteursbio eronder begint met: ‘Kira Wuck (1978) is half Fins, half Indonesisch en groeide op in Amsterdam.’ Ook de titel van de bundel verwijst naar haar afkomst.

Zou het kunnen dat het moeilijk is om grip op Wucks gedichten te krijgen omdat het voor Wuck moeilijk is om grip op zichzelf te krijgen?

Banden met vreemden

De eerste afdeling van de bundel heet ‘Familie’. Het gelijknamige gedicht begint zo:

‘Hierna drink ik niet meer doordeweeks zei ik
en vroeg aan willekeurige oude mannen
onder aan roltrappen of ze mijn opa waren’

Twee pagina’s verderop heet een gedicht ‘Ze is mijn moeder niet maar zwaait’ en in het laatste gedicht van de bundel staat:

‘Een jongen op de oever zwaait mij wild gedag
ik ken jou niet, zeg ik
jawel zegt de jongen’

Wat betekent dat, dat aangaan van imaginaire (familie)banden met vreemden? Heeft het te maken met die zoektocht naar de eigen identiteit, die toch grotendeels wordt gevormd door waar en tussen wie je opgroeit? Ik krijg, zoals gezegd, weinig grip op deze bundel. En eerlijk gezegd denk ik dat dat deels komt doordat veel gedichten nogal slordig zijn uitgewerkt. Zie bijvoorbeeld dit titelloze gedicht, ook uit de afdeling ‘Familie’:

‘Als het regent op zondag
regent het bij ons anders dan bij anderen
de lucht is droger en de kat laat zich niet aaien

Vroeger hadden we een kijkgat in de schutting
daarachter gebeurde het

Vanuit de achtertuin zie je waar de vaat zich opstapelt
wat de afstand is tussen geliefden
als ze elkaar net niet raken

Intimiteit is erachter komen dat je met iemand
naar hetzelfde punt staart
zoals naar mijn ouders
die voor de zoveelste keer de muren witten’

De eerste zes regels is er weinig aan de hand: een consequent uitgewerkt huiselijk beeld. Een beeld met een duidelijke onderhuidse spanning, dat wel. Maar dan ineens ‘geliefden’, een woord dat qua toon anders is dan het voorgaande. Ook inhoudelijk is de link met de druilerige zondag niet duidelijk. De strofe erna wordt het nog vager. Een definitie van intimiteit (die op zich goed gevonden is) die uit de lucht komt vallen en die bovendien niet aansluit bij de uiteindelijke afsluiting van het beeld. ‘Ouders’ kunnen immers een hoop dingen zijn, een ‘punt’ zijn ze niet.

Finse meisjes is best een sterk debuut, maar toch echt een debuut. In ruwe lijnen heeft Wuck haar thematiek te pakken, maar voor het uitwerken van een consistente gedachte is het allemaal nog te los en te vrijblijvend. Maar Wuck heeft aantrekkelijke stijl die ontegenzeglijk van talent getuigt.

Bouke Vlierhuis is schrijver, dichter, recensent, columnist.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum