Recensie: Autonomie spreekt niet meer vanzelf

30 november 2015 , door Helen Westerik
| | | | | | |

Het is geen toeval dat er juist nu een boek verschijnt over autonomie in de kunsten. De kunsten zijn hard getroffen door bezuinigingen en er lijkt een geest rond te zingen die vindt dat kunst, als het al moet, dan toch zeker iets voor de maatschappij moet betekenen. L'art pour l'art is iets van het verleden. Het boek Autonomie als Waarde. Dilemma's in kunst en onderwijs verscheen bij het honderdjarig bestaan van de opleiding Beeldend aan de Fontys Hogeschool, die juist gedwongen werd haar autonome opleiding te schrappen. Ooit doceerden daar Jan Dibbets en Marlene Dumas. Door helen westerik.

Autonomie iets van het verleden?

Autonome kunst lijkt iets uit een ver en romantisch verleden, toen kunstenaars nog behoorden te lijden, in plaats van hun eigen broek op te houden. Fontys Hogeschool voor de Kunsten te Tilburg had een sterke autonome traditie. Sinds Fontys gedwongen werd de autonome opleiding te schrappen, legt het zich toe op het opleiden van docenten. De context van de bezuinigingen maken de zoektocht naar autonomie zeer prangend. Want dat is wat het boek doet: het onderzoekt autonomie als een niet (meer) vanzelfsprekende waarde binnen de beeldende kunsten. Wat betekent het begrip nu, en hoe verhoudt het zich tot heteronomie, de afhankelijkheid van externe condities?

Van kenmerk naar probleem

In vijf essays en drie interviews met alumni van de hogeschool wordt gepoogd antwoord te geven op deze kwestie. In de interviews bespreken kunstenaars hoe zij autonomie waarderen of ervaren. Tekenend is bijvoorbeeld het gesprek dat Veerle de Vreese en Sophie van Rijswijk hebben. Ze worden omschreven als culturele conceptontwikkelaars, met een bedrijfje dat culturele/culinaire projecten op locatie initieert. Ze zijn kritisch over de opleiding, met name over het gat dat volgens hen bestaat tussen de docenten- en kunstenaarsopleiding. Ook misten zij de aansluiting tot de praktijk: een introductie in cultureel ondernemerschap. Daarmee lijken zij bij uitstek het nieuwe kunstenaarschap te belichamen. Op de vraag of zij zichzelf als kunstenaars zien, luidt het antwoord:

'We zijn geen kunstenaars, wel makers! We gaan veel verder dan het autonoom bezig zijn in een atelier. Overigens, de kernwaarden van de autonome kunst blijven bestaan! Wij treden buiten de gebaande paden, buiten de instituties van de beeldende kunst, buiten de traditionele opvattingen over de kunst.'

Dit citaat legt precies bloot wat er aan de hand is in de praktijk  van de kunstenaar. Het buiten de gebaande paden treden en opereren volgens, en binnen, de eigen wetten was ooit het kenmerk van autonome kunst. Nu wordt het geproblematiseerd en van een oproep voorzien om te creëren binnen een netwerk. Bijna een oproep tot heteronomie!

De research & development afdeling van de maatschappij

Schrijver, docent en tentoonstellingsmaker Camiel van Winkel heeft een andere benadering. In tien stellingen duidt hij de waarde van autonomie en de betekenis van het begrip. Hij ontkracht de tegenstelling tussen autonomie en engagement (het eerste is een conditie, het tweede een intentie), maar voegt daaraan toe dat volledige autonomie niet bestaat. Hij plaatst het tegenover heteronomie, de afhankelijkheid van externe condities, wat dan weer als artistieke strategie kan worden toegeëigend door de kunstnaar, zoals in de performance Rhythm 0 van Marina Abramovic. Zij gaf zich gedurende zes uur over aan haar publiek dat, gewapend met scharen en scalpels, maar ook met een veer en een roos, alles met haar mocht doen. Gedurende de zes uur werd het publiek wreder.

Het maatschappelijk belang van autonome kunst ziet van Winkel in haar functie als lab of als kamp, een semiautonome nederzetting met een status aparte en eigen regels. Het is de research & development-afdeling van de maatschappij, waarin de afstand tussen beide overbrugd kan worden.

Dit lijkt bij de meeste essays de rode draad: de kunsten zijn nodig om ons te kunnen onttrekken aan het alledaagse. Maar evengoed is het onttrekken aan het alledaagse een conditio sine qua non voor autonome kunst. Dat wil niet zeggen dat kunst in een vacuüm ontstaat, maar wel dat de verhouding tot de rest van de maatschappij geproblematiseerd wordt. Maar dat is eigenlijk al zo sinds de historische avant-garde, zoals ook Jeroen Boomgaard betoogt.

Afstand

Opvallend is dat in de vijf essays de noodzaak van autonome kunst in veel scherpere bewoordingen wordt gevat dan de interviews. De essays zijn geschreven door mensen die niet als kunstenaar werken, maar als curator, docent of schrijver. Je kunt daaruit concluderen dat een kritische afstand noodzakelijk is om de waarde van autonome kunst in te zien, maar je kunt er ook uit opmaken dat de huidige kunstpraktijk kennelijk zo is dat het autonome kunstenaarsbestaan - zonder opdrachten, water bij de wijn, of maatschappelijke component - voor bijna niemand is weggelegd.

Autonome vormgeving

Tot slot nog een woord over de vormgeving. Zoals gebruikelijk bij Valiz is daar veel zorg aan besteed. De interviews zijn op blauw papier afgedrukt, de essays op wit. Dat maakt de essays makkelijker te lezen. Door het hele boek heen zijn in wit op blauw, of andersom, met één letter per pagina, woorden afgedrukt die met ‘auto’ beginnen. Dit is tijdens het lezen zowel prikkelend als storend. Maar daarmee is het wel de perfecte vormgeving voor een boek over autonomie.

Helen Westerik is rubrieksbeheerder filosofie, film en media bij Athenaeum Boekhandel. Daarnaast schrijft ze over film en kunst.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum