Recensie: Conversaties zonder ego

30 november 2015 , door Sara Spoelstra
| | |

Sommige kunstenaars zijn zo nagelvast verbonden met hun werk, dat het eigenlijk niet meer uit maakt wát zij maken. Iemand als David Bowie kan nog zoveel controverse rond zijn comebackalbum veroorzaken, het feit dat het zíjn plaat is, stond al voor de release garant voor een topnotering: celebrity endorsement van de bovenste plank. Niets van dat alles in het Italiaanse Mousse Magazine. Dit tijdschrift voor hedendaagse beeldende kunst is gespeend van egodocumenten en appelleert aan een publiek dat niet geïnteresseerd is in gossip maar louter in de kwaliteit van het werk. Door sara spoelstra.

Internationaal concept

Mousse – 270 pagina’s ongelijk gesneden (maar wel ingebonden) krantenpapier op tabloidformaat – werd in 2006 opgericht door Alessio Ascari, de man achter Kaleidoscope, en wordt sinds 2009 geleid door Edoardo Bonaspetti. Zonder een greintje humor of scepsis richt het blad zich doelbewust op het internationale kunstveld. Het hoofdkantoor zit in Milaan, maar een internationale schare auteurs, curatoren en redacteuren peilt iedere twee maanden de stemming in steden als Berlijn, Londen, New York en Los Angeles. De artikelen, in het Engels en het Italiaans, hebben allen een onderzoekend en analytisch karakter en bieden waar nodig kunsthistorische verdieping.

Op de voorplaat van Mousse #38 prijkt een foto uit 1966 van Otto Piene, werkend aan een van zijn vuurschilderijen. In een interview vertelt de nu bijna 85-jarige pionier van de kinetische kunst in retrospectief over het ontstaan van zijn waardering voor licht, energie en geluid. En over de oprichting van de rebelse ZERO-groep eind jaren vijftig: ‘We discussed earth-shaking questions, like whether it was ethical for artists to drive a motorcycle.’ Het interview met Piene is duidelijk een pareltje waar Mousse graag mee pronkt, maar tegelijkertijd is het ook een van de weinige reguliere portretten.

Conversaties

De rest van de besproken kunstenaars krijgt minder vrije spreekruimte, laat staan een fotoverslag. Hun achtergrondinformatie (geboortejaar, opleiding, discipline) is voorin het blad te raadplegen in een alfabetische biografie-index. Op deze manier hoeven de artikelen, die toch vooral over de werken van die kunstenaars gaan, hier niet mee ‘bezoedeld’ te worden. Bovendien laat Mousse haar subjecten liever converseren dan ze te onderwerpen aan een interview. In haar essay ‘Talk ‘Til You Drop: The Art Conversation and the Communication Imperative’ legt Isabelle Graw uit waarom: ‘The interview is inevitably the place where the person bleeds into the work and, conversely, the work is charged with the personal.’ Conversaties daarentegen houden de gesprekspartners veel meer in evenwicht en zijn daarom beter geschikt voor artikelen waarbij het product de hoofdrol blijft spelen.

En dus vertelt Lena Henke honderduit over haar keuze voor teer als materiaal en Jennifer Allen over haar onderzoek naar de mogelijke productiviteit van slaap. Geen interview ook met Nari Ward, de Jamaicaanse kunstenaar die twintig jaar geleden furore maakte met  Amazing Grace – een installatie van gevonden kinderwagens. In plaats daarvan publiceert Mousse een goed gesprek tussen de kunstenaar en curator Anna Daneri over de betekenis van de aankomende hertentoonstelling van het werk. Converseren kan uiteraard ook via de mail en dat is hoe het artikel ‘Conversations at the Margins’ tot stand is gekomen: drie curatoren werkzaam in Manila, Lagos en Bogota reageren op elkaar en de vraag hoe het is om in de periferie van de internationale kunstwereld te werken.

Leesbaar bladeren

Echt interessant wordt het wanneer Mousse twee kunstenaars de loop van het gesprek helemaal zelf laat bepalen. Zoals bij videokunstenaars Bag en Wolfson, ‘you’re the first person to really ask me that!’ of performancekunstenaars Plender en Staff. Actuele vraagstukken uit de wereld van de hedendaagse kunst worden minutieus besproken in rondetafelgesprekken. Zoals wat de beste presentatie is van film en video in de museale ruimte, ‘much of the history of cinema in the museum is a history of institutional unfriendliness'. Of dat het musea kwalijk is te nemen dat zij omwille van hogere bezoekersaantallen minder diepgravende ‘spektakelexposities’ te cureren.

Nadelig aan Mousse is dat het tijdschrift door zijn tweetaligheid altijd twee keer zo dik als interessant is. De lezer moet af en toe best een stukje bladeren om weer bij de goede taal uit te komen – met net als bij een echte krant, inktzwarte vingers tot gevolg. Dat maakt dat je als lezer geregeld uit je concentratie word gehaald. Neemt niet weg dat Mousse over het algemeen genomen een zeer prettig leesbaar blad is, boordevol boeiende en gelaagde artikelen, to the point en onderhoudend. En dat alles zonder het amusement van het kunstenaarego: best verfrissend!

Sara Spoelstra (1983) is freelance journalist en cultuurwetenschapper.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum