Recensie: De bruine vriend

30 november 2015 , door Marja Pruis
| | | | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu al te lezen op Athenaeum.nl: Marja Pruis over Stephan Sanders, Iets meer dan een seizoen: 'Het is een vreemd amalgaam geworden, het gedenkschrift dat Stephan Sanders wijdt aan zijn vroegere vriend Anil Ramdas. Een beetje een ratjetoe zelfs, van beschouwing, dagboek, eruptie. [...] Die brokkeligheid draagt bij aan een algehele indruk van noodzakelijkheid: deze memoire móest geschreven worden, en kon niet anders dan een onvolmaakte vorm krijgen.' Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop en een gezamenlijke bijlage.

Het is een vreemd amalgaam geworden, het gedenkschrift dat ­Stephan Sanders wijdt aan zijn vroegere vriend Anil Ramdas. Een beetje een ratjetoe zelfs, van beschouwing, dagboek, eruptie. De toon dient zich al net zo grillig aan, variërend tussen kwaad, liefhebbend, lyrisch, zakelijk. Die brokkeligheid draagt bij aan een algehele indruk van noodzakelijkheid: deze memoir móest geschreven worden, en kon niet anders dan een onvolmaakte vorm krijgen. Het is bijna alsof Sanders dit ondanks zichzelf op papier heeft gezet, tegen zijn zin. Want was hij niet keurig op missie, als writer in residence in Almere, om verslag te doen vanuit de brandhaard die zich heeft vermomd als burgerlijkheid?

Almere, ooit een droom van architectonische avontuurlijkheid, uitgegroeid tot de vlucht­haven van pvv-stemmend Nederland. Sanders krijgt er een flat, ingericht volgens beproefd Jan des Bouvrie­-concept: van alles twee. Twee stoelen naast elkaar, twee identieke vazen, twee planten­bakken met plastic groen erin, twee dezelfde schemerlampen. Op zijn balkon met het oranje glas dat hem wakker doet worden alsof hij in Zuid-Frankrijk is, kan hij kijken tot aan Almere Haven. Niet alleen lijkt een maatschappelijke utopie zich opeens in gematerialiseerde vorm aan hem te openbaren, ook op hemzelf daalt iets lichts neer, iets onverschrokkens, een aanstekelijk soort oppervlakkigheid. ‘Daar in Almere dreigde ik even een nieuw, geheel verbeterd mens te worden.’

Het Almere-avontuur speelt zich overigens af in 2010. Dat hij er nu, op deze manier, verslag van doet, heeft alles te maken met het bericht dat hem op 16 februari 2012 ’s avonds laat per telefoon bereikte. Tot de zus van Anil hem belde, was hij diens verjaardag compleet vergeten. En nu, met het bericht van zijn zelfgekozen dood op uitgerekend die dag, was de verjaardag van Anil Ramdas ook voorgoed zijn sterfdag. Sanders beschrijft hoe hij na het telefoontje recht overeind in bed zit, zo’n beetje spugend van kwaadheid. ‘Wat een aansteller, wat een aandachttrekker. Hadden we niet genoeg slingers opgehangen? Te weinig cadeautjes ingeslagen?’ Tot zijn geliefde naast hem op bed gaat zitten, zijn arm om hem heen slaat, het bericht nog maar eens herhaalt, en er iets van een besef tot hem door begint te dringen. ‘Anil is dood.’

Vanaf het moment van die tijding begint bij Sanders de herinneringsmachine overuren te maken. Hij denkt terug aan de periode dat hij het hof werd gemaakt door Anil die in hem ogenblikkelijk zijn Caribische broeder herkende (zijn hartenkreet toen hij hem voor het eerst ontmoette, nieuwsgierig geraakt door de stukken van Sanders in De Groene: ‘Maar jij bent ook BRUIN.’). Samen naar Curaçao, de eerste grote vakantie met z’n tweeën. Ooit zouden ze daar met de wederzijdse geliefden in een landhuis oud worden, eindeloos drinkend en pratend, zoals ze tijdens die vakantie ook langzaam al pratend dronkener en dronkener werden, en Anil tot zijn ergernis zwarter en zwarter werd van de zon. ‘Het was in zijn ogen de gloed van armoe en ongeletterdheid, het was on-brahmaans, het was alles waar Anil wel solidair mee wilde zijn maar wat hij zelf voor geen goud wilde wezen.’ Wat – toen nog – geen probleem was, was het drinken en het dronken worden. Op bezoek bij de writer in residence in Almere, tijdens wat achteraf gezien hun laatste gezamenlijke avond zou worden, dronk Anil geen druppel meer. ‘Knap. Noodzakelijk en behoorlijk saai,’ noteert Sanders. Om voor zichzelf uiteindelijk toch maar wel wijn in te schenken. ‘Niet solidair. Eigenlijk: niet aardig.’

Iets meer dan een seizoen is een smartelijk geschrift, ik heb er geen ander woord voor. Smartelijk allereerst vanwege de wetenschap van de zelfmoord van een getalenteerde en gepassioneerde figuur, die uit was gegroeid tot een eenzame strijder, een geplaagde ziel. Dit gegeven legt vanzelfsprekend een slagschaduw over de herinneringen aan hem. Daarnaast kleurt het vertelperspectief van de ooit-beste vriend, die de laatste jaren op afstand was komen te staan, dit boek extra pijnlijk. Wrevel, onverschilligheid, spijt en schuld buitelen van de pagina’s. Maar al te graag omhelst Sanders zijn Almere-expeditie om zijn memoir in een mal te kunnen gieten, misschien zelfs van een metaforische lading te kunnen voorzien.

Het werkt wel en niet. Wel omdat het een manier is opnieuw na te denken over hoe ze verwant waren, maar toch ook zeer verschillend: Ramdas’ hang naar burgerschap versus Sanders’ afkeer daarvan. Wel omdat Sanders onverwachte parallellen ontdekt, tussen Almere en Paramaribo, en tussen de verschillende types nieuwkomers met hun gedeelde jarenvijftig­moraal. Niet omdat de informatie die wordt opgelepeld in de passages over Almere een beetje in de weg gaat zitten (tweehonderd­duizend inwoners, o, oké), en te veel afleidt van waarover je meer zou willen lezen: wanneer hielden de vrienden op elkaar die heel speciale verjaarscadeautjes te geven, ‘persoonlijk, origineel en toch van een schitterende, voor de hand liggende eenvoud’?

Het antwoord op die vraag geeft Sanders trouwens wel. Het antwoord is in feite dit diffuse schrijven dat naarmate het de laatste bladzijde nadert, explicieter in rouw gedompeld raakt. Hoe schuldig aan andermans ondergang kan iemand zijn? Heeft hij hem in de steek gelaten? Het verkeerde pad op gestuurd? Niet genoeg zijn nek voor hem uitgestoken? Sanders is de eerste om zijn eigen verdriet te wantrouwen, en zijn almachtsfantasieën te bespotten – had het anders kunnen lopen, als hij meer aandacht had gegeven, meer steun, meer liefde – maar kan tegelijkertijd zijn gedachten niet stoppen. ‘Anil spookte in mijn kop en ik hoorde op de meest onverwachte momenten zijn stem – opgewonden, geknepen, met de iets te hoge intonatie van de stress.’

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum