Recensie: Donderse scharminkels

30 november 2015 , door Korneel de Ruiter
| | | | | | | |

Eigenlijk zou deze recensie op dierendag gepubliceerd worden, maar dat bleek toch geen goed idee. In de door Carl Friedman samengestelde bloemlezing Bijt me toch, bijt me! De mooiste dierenverhalen uit de Russische Bibliotheek komen de dieren er namelijk, op zijn zachtst gezegd, niet best van af. Misschien niet geschikt voor dierenliefhebbers dus, maar wél een fantastische verzameling verhalen van zes Russische meesters: Tsjechov, Boenin, Babel, Dostojevski, Tolstoj en Toergenjev. De Russische Bibliotheek, die dit jaar zestig jaar bestaat, wordt met de verhalenbundel uitstekend ingeleid. Door korneel de ruiter.

De ware aard van de mens

Misschien komt juist wel in zijn relatie tot het dier de ware aard van de mens naar boven. In de confrontatie tussen mens en dier - uitgangspunt voor het leeuwendeel van de verhalen in Bijt me toch, bijt me! - zien we vele facetten van de mens, maar bovenal deinzen de auteurs er niet voor terug de slechtste kanten van de mens te laten zien: hebzucht, ijdelheid, luiheid, onverschilligheid of simpelweg stupiditeit. En hoe uiteenlopend de verhalen ook zijn, in de overgrote meerderheid ervan zijn de dieren hiervan het slachtoffer.

Dat is bijvoorbeeld het geval in de opgenomen verhalen van Isaak Babel, die, door de pijnlijke meedogenloosheid waarmee ze geschreven zijn, geen van allen geschikt zijn voor dierenliefhebbers. Dat neemt niet weg dat vooral 'De geschiedenis van mijn duiventil' (in zijn geheel op Athenaeum.nl te lezen) van een weergaloze kwaliteit is. 'Als kind wilde ik heel graag een duiventil hebben. Mijn leven lang heb ik geen vuriger verlangen gekend,' begint het, waarna Babel minutieus en ongenadig de droom van de hoofdpersoon uiteen laat spatten (letterlijk, tot 'een plukje veren dat nog ademde') en de mens daarbij in al zijn verdorvenheid toont.

Een ander hoogtepunt uit de bundel, Toergenjevs 'Moemoe', vertelt het verhaal van Garasim, een doofstomme man die de liefde van zijn leven er met een ander vandoor ziet gaan. Hij vindt troost bij een hondje - Moemoe, naar de klanken die de man uitstoot om zijn hond te roepen. Maar zoals vrijwel ieder lieflijk, vredig tafereel in Bijt me toch, bijt me! is ook dit geluk van tijdelijke aard: Garasims werkgeefster besluit dat het hondje afgemaakt moet worden. De scène waarin de man uiteindelijk zijn eigen hond verdrinkt is verschrikkelijk, maar mooi:

'Hij wendde zich af, sloot de ogen en liet haar los... Garasim hoorde niets, niet de korte schreeuw van Moemoe, toen ze viel, niet de zware plons in het water. Voor hem was de rumoerigste dag geluidlozer en stiller dan de stilste nacht is voor ons.'

Dostojevski's duistere wereld

Uit Dostojevski's De vernederden en gekrenkten (Verzamelde werken 3) is een fragment geselecteerd dat je direct meesleurt in Dostojevski's duistere wereld: een schets van een Duits café en een mysterieuze, oude bezoeker met een minstens zo oude hond, door Dostojevski in fantastische, beeldende taal beschreven.

'In mijn hele leven had ik nog nooit zo'n weerzinwekkend beest gezien. Wanneer ze samen op straat liepen - de meester voorop en de hond achter hem aan - hield de laatste zijn neus tegen de panden van zijn meesters jas gedrukt, alsof hij eraan vastgekleefd zat. Zowel hun manier van lopen als hun uiterlijk schenen dan welhaast bij iedere stap te zeggen: 'Oud zijn we, heremijntijd wat zijn we oud!'

Uitnodiging

Bijt me toch, bijt me! is daardoor een fantastische uitnodiging om verder in de Russische Bibliotheek te duiken. Voor doorgewinterde lezers en verzamelaars van de Bibliotheek biedt de verzameling weinig nieuws - misschien was het aardig geweest als er ook wat minder bekende schrijvers in waren opgenomen, of als de inleiding een wat minder opsommerig en meer beschouwend stuk was geweest. Daar staat tegenover dat vrijwel alle verhalen van hoge kwaliteit zijn, en bovendien mooi de verschillen laten zien tussen het werk van de verschillende auteurs.

Het laatste verhaal, Tsjechovs 'De kostgangers' , bestaat grotendeels uit een tirade van de oude, arme Michail Petrov Zotov, tegen zijn hond en paard. 'Duivelse beesten', 'donderse scharminkels', '[j]ullie creperen ook nooit eens' - de haat jegens zijn huisdieren lijkt diep te zitten, en in een dronken bui besluit Zotov zijn dieren te verkopen voor hun huid. Maar wanneer het paard in een box gezet wordt en Zotov hoort hoe 'twee doffe slagen klonken: de een van een klap op zijn schedel, de tweede van het neervallen van het grote lichaam', springen de tranen hem in de ogen van berouw. Als je Bijt me toch, bijt me! niet gelezen had, zou je het menselijkheid kunnen noemen.

Korneel de Ruiter studeert Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam.

pro-mbooks1 : athenaeum