Recensie: Een goede man slaat soms zijn vrouw

30 november 2015 , door Joost de Vries
| | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu op Athenaeum.nl: Joost de Vries over de derde roman van Walter van den Berg, Van dode mannen win je niet: 'Zelfs tot op het laatst toont Van den Berg het geweld niet. Juist hierdoor krijgt het boek een bewonderenswaardige benauwende focus, alsof je door een tunnel loopt en je steeds wordt gezegd dat je alleen naar de wand links van je mag kijken.'
Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop en een gezamenlijke bijlage.

Aanvankelijk wilde ik schrijven dat ik Van dode mannen win je niet een verrassend sterke roman vond, maar later begon ik te twijfelen over dat adjectief ‘verrassend’. Walter van den Berg is namelijk een auteur van een klein (dit is zijn derde roman) maar toch zeker geprezen oeuvre, dat geen reden geeft te verwachten dat je bij een nieuwe roman iets gaat lezen dat minder dan literatuur is. Maar dan lees je op de achterflap: ‘De jeugd van Walter van den Berg werd getekend door een gewelddadige stiefvader.’ En laat dat nu het onderwerp in kwestie zijn.

Zoiets verschuift, bij mij tenminste, het verwachtingspatroon. Het klinkt als makkelijk scoren van de uitgeverij, want waargebeurde verhalen zijn (marketingtechnisch) nu eenmaal beter te verkopen; en het klinkt als ongemakkelijk lezen want opgediste jeugdtrauma’s leveren niet zelden romans op die onder het niveau van de betreffende schrijvers zijn. Is mijn persoonlijke leeservaring. Vaak larmoyant, vaak kijk-mij-eens-zielig-zijn, en dan voel je je als lezer ook nog eens lullig dat je dat hardop zegt, want ja, hij heeft het toch echt allemaal meegemaakt.

Waar het op neerkomt: ik las Van dode mannen win je niet en las een ander boek dan ik had verwacht. De meesterzet van Van den Berg is meteen duidelijk, namelijk dat hij het niet vanuit de stiefzoon vertelt, Wesley, of vanuit de moeder, Dimphy, maar vanuit de man met de losse handjes. Zoveel jaar later ontdekt hij dat ‘Wes’ een paar populaire computerspelletjes heeft gemaakt; allemaal met een monsterlijke manfiguur in de hoofdrol (eentje heet Be the monster). De stiefvader voelt zich aangesproken en praat in zijn hoofd tegen Wes, die toch altijd zijn oogappeltje was. Hij kocht stripboeken voor hem, ging rondjes met hem rijden, trakteerde hem in de snackbar, hielp hem als hij werd gepest. Je krijgt niet het idee dat hij spijt heeft van wat hij de vrouwen in zijn leven heeft aangedaan, maar je merkt (zonder dat hij het zegt) dat hij tegenover Wes te kort is geschoten. Als zijn nieuwe stiefdochter verslaafd het computerspelletje speelt is hij trots op hem. Daarnaast is Van den Berg slim genoeg om het geweld uit te stellen: de stiefvader is zo’n man die je leven binnenkomt en meteen je lekkende gootsteen maakt (bij wijze van spreken), je mee uit eten neemt. Zijn stem is innemend, met precies het achteloze zelfvertrouwen waar mensen die het niet hebben voor vallen: ‘Ze komen altijd terug. Ze zijn er altijd van overtuigd dat het beter kan, dat ik beter kan. Ze denken allemaal dat het hun wel gaat lukken.’

Hij heeft het over zijn eerdere relaties die in meppartijen eindigden, maar stapt bijna achteloos over het daadwerkelijke geweld heen. ‘Het was twee keer gebeurd toen er een nieuw nestje kittens kwam en één of twee van die beestjes doodgingen na de geboorte; ik kon daar slecht mee omgaan, ik werd er sentimenteel van en dan dronk ik een borreltje en Trudy zat dan dapper te wachten op wat komen ging, die schat.’

Op een bepaalde manier is dit natuurlijk ook het beeld van huiselijk geweld zoals je dat verwacht, van mannen die óf zeggen dat de vrouw het zelf uitlokt, óf zeggen dat het een ongelukje was (en het beeld van de vrouwen die dat te lang blijven geloven). De stiefvader begint steeds explicieter te worden in zijn dreiging, zozeer dat hij het uiteindelijk op tafel legt, out in the open, als causaal verband tussen haar optreden (Trudy’s, in dit geval) en zijn agressie. ‘Ik vroeg of ze wilde dat ik een paar biertjes zou drinken. Als ik een paar biertjes drink, weet je ongeveer wat je kan verwachten. Ik kan nu ook gewoon beginnen, zonder biertjes. Dan zien we vanzelf wel waar we uitkomen.
Ze begon te huilen.
Ik zei dat ze een heel, heel slechte moeder was.’

Na die zin eindigt het hoofdstuk. Zelfs tot op het laatst toont Van den Berg het geweld niet. Juist hierdoor krijgt het boek een bewonderenswaardige benauwende focus, alsof je door een tunnel loopt en je steeds wordt gezegd dat je alleen naar de wand links van je mag kijken. Hij laat weinig grapjes toe, weinig momenten van opklaring, of van zoiets frivools als literaire symboliek. Bovendien maakt die focus vanuit de stiefvader de angst alleen maar groter: Van den Berg toont steeds wel de afgemeten reacties van moeder en zoon, maar niet hun innerlijke angsten. Die moet je zelf invullen. Het gevolg was dat ik er lang over deed om de krappe tweehonderd bladzijden van Van dode mannen win je niet te lezen: doorgaans is het geen compliment als je een boek met tegenzin leest, in dit geval is het dat zeker wel.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum