Op 6 juni 1944 wordt de Joodse David Smalhout samen met zijn vrouw opgepakt in Amsterdam. Vandaaruit gaat hij op transport naar Westerbork, en dan naar Theresienstadt, Auschwitz-Birkenau en Meuselwitz. Smalhout overleeft de oorlog en keert in juni 1945 terug naar Nederland. Hij kan weer aan de slag bij de houthandel waar hij voor de oorlog werkte. Als zijn baas aan hem vraagt wat hij allemaal meegemaakt heeft, besluit Smalhout zijn ervaringen voor hem op papier te zetten. Onlangs publiceerde uitgeverij Van Oorschot dit indringende verslag onder de titel Daarheen en weer terug. Door ruth kief.
Als de Duitsers Nederland binnenvallen woont David Smalhout net als veel andere Amsterdamse Joden in de Transvaalbuurt. Hij is begin twintig en heeft net zijn toekomstige echtgenote Hanneke Soester leren kennen. Mede door zijn werk voor Walter Süskind slagen Smalhout en zijn vrouw erin om lang in Amsterdam te blijven, waardoor hij gedegen verslag kan doen van de Jodenvervolging. Zo schrijft hij bijvoorbeeld over de vele razzia’s en de Februaristaking. Ook vertelt hij over de Hollandse Schouwburg en de Zentralstelle, van waaruit de deportaties van de Nederlandse Joden geregeld werden.
Dan worden ze opgepakt, en pas in het getto Theresienstadt wordt Smalhout van Hanneke gescheiden, als hij met vijfduizend andere mannen naar ‘arbeidskamp’ Auschwitz-Birkenau moet. Smalhout had natuurlijk wel begrepen had dat de nazi’s niet veel goeds in de zin hadden, maar pas in Birkenau lijkt de omvang van de Jodenvervolging volledig tot hem door te dringen.
‘Nu werden we, aangekleed en wel, het gebouw uit geschopt, en stelden we ons buiten op in de koude. Nu kregen we een eerste aanblik van Birkenau bij daglicht. Onze gedachten gingen nu weer uit naar hen die we in Theresienstadt achtergelaten hadden en we hoopten vurig dat hen nooit dit lot beschoren zou zijn. We dachten nu reeds veel van Polen te weten, maar we wisten nog niets.’
Nu, nu, nu. De herhaling zou in dit citaat zou voor een stijlfiguur aangezien kunnen worden, maar is dat in het boek duidelijk niet. Wanneer Smalhout over Birkenau schrijft wordt zijn taal onbeholpen. De zinnen zijn staccato en de woordkeus is beperkt. Dit valt des te meer op omdat er elders absoluut geen sprake van is, Smalhout toont zich in de rest van het verslag juist uitermate taalgevoelig. In het aangezicht van het allerergste begint de taal af te brokkelen. Woorden die anders ruimschoots beschikbaar zijn, worden niet gevonden.
Nu. Dit woord herhaalt hij het meest in zijn beschrijving van het vernietigingskamp. Een ander aspect van trauma is de onmogelijkheid de traumatische gebeurtenis als iets van het verleden te zien. Voor de getraumatiseerde houden de gruwelen niet op maar voltrekken zich steeds opnieuw en opnieuw. Het was niet toen, maar het is nu, nu, nu.
Bijzonder is zijn openheid. Zo schrijft hij ook over de vele zelfmoorden in het kamp en maakt hij een opmerking over seksueel geweld, waarvan inmiddels wel bekend is dat dat veelvuldig plaatsvond maar waar indertijd veelal over gezwegen is.
Vanuit Birkenau gaat Smalhout naar Meuselwitz, een subkamp van Buchenwald. Hier wordt hij in een fabriek tewerkgesteld. De omstandigheden in dit kamp zijn slecht maar wel beter dan in Birkenau. Tijdens Smalhouts verblijf in Meuselwitz winnen de geallieerden steeds meer terrein, en na verloop van tijd wordt het kamp dan ook opgeheven. De gevangenen worden wederom in een goederentrein weggevoerd. Smalhouts beschrijving van dit transport is een van de meest aangrijpende van het boek. Hutje mutje staan de gevangenen dagen aaneen in een wagon en langzaam maakt de waanzin zich van hen meester.
‘Wat er dan ook die nacht gebeurd is houdt op menselijk te zijn. ’s Morgens waren er nog maar vijfennegentig man over. Meer wil ik hier niet van zeggen. Waar de tien anderen gebleven waren, ik weet het niet. Of liever gezegd, van acht weet ik het niet. Twee waren zo gestorven.’
Gelukkig is het einde van de oorlog in zicht. De trein strandt op het Duitse platteland en daar wachten de gevangenen op hun bevrijders terwijl de Duitse hiërarchie steeds verder afbrokkelt. Smalhout slaagt erin om te ontsnappen en duikt onder bij een Duitse familie. Wanneer de geallieerden eindelijk ook dit deel van Duitsland bereiken kan hij al gauw terug naar Nederland. Daar blijkt dat Hanneke nog leeft. ‘Wat ik nooit had durven hopen werd hier in Oudenbosch bewaarheid. Ik kreeg hier mijn vrouw en mijn vrouw kreeg hier mij terug.’
Het is moeilijk om over dit soort getuigenissen een literair oordeel te vellen. De noodzaak van een tekst als deze is eenvoudigweg te groot – voor tijdgenoten en latere generaties, maar ook voor de auteur zelf. Smalhout koos ervoor om wat hem overkwam zo helder en zakelijk mogelijk uit de doeken te doen. Hij maakt niet veel woorden vuil aan zijn angst, pijn of verdriet. Waarschijnlijk omdat hij zijn getuigenis oorspronkelijk voor zijn baas schreef. Maar misschien heeft het ook te maken met de manier waarop Smalhout met zijn oorlogstrauma omging?
In zijn voorwoord bij Daarheen en weer terug schrijft Nico Frijda dat Smalhout zich in de loop der jaren ‘ontwikkelde tot een wandelende encyclopedie over de bezettingstijd. Hij had alle feiten en data paraat’. Smalhout behoorde tot de overlevers die grip op de gebeurtenissen proberen te krijgen door deze deskundig en, waar mogelijk, professioneel te benaderen. Die afstandelijkheid heeft op de lezer van nu soms een wat bevreemdend effect. Maar des te indringender is het om te merken dat Smalhout zich ergens in het bijzonder over opwindt, en des te ontroerender als hij de controle over zijn getuigenis kwijtraakt – zoals wanneer hij in Birkenau aankomt.
Smalhout schreef dit verslag tegen de klippen op, des te indrukwekkender dus dat hij erin geslaagd is om zelfs iets van het afgrijselijkste vast te leggen. Daarheen en weer terug is niet het meest volledige verslag van de Jodenvervolging, en ook niet het mooist verwoorde. Het is wel David Smalhouts persoonlijke getuigenis. Zijn poging om ons van mens tot mens te vertellen wat er daar gebeurd is in de hoop dat ‘dit nooit meer moge gebeuren’. Dat maakt dit boek meer dan de moeite waard.
Ruth Kief is webboekverkoper bij Athenaeum.nl.