Recensie: Terug naar Afrika

30 november 2015 , door Godeke Donner

'Een uiterst droevig verhaal' noemde ik een jaar geleden Paul Theroux' laatste roman De benedenrivier. Daarin beschreef hij de ontluistering van Malawi waar hij vijftig jaar tevoren als jonge idealist voor het Peace Corps had gewerkt. Ook het onlangs verschenen reisverslag Laatste trein naar Zona Verde is een droevig verhaal geworden. Theroux dist ramp na ramp op en weigert - behalve als hij over de Bosjesmannen schrijft - iets positiefs over de regio te melden. Gelukkig weet hij deze treurigheid wel in treffende volzinnen te beschrijven. Door godeke donner.

Bosjesmannen

Als Paul Theroux over de Afrikaanse bush schrijft, hoor je als het ware de stem van David Attenborough erbij. Net als de tegenwoordig zo populaire natuurseries weet hij een idyllisch beeld op te roepen van de oermensen en -natuur die aan ons westerse gezicht goeddeels onttrokken blijven. Lees hoe hij op de eerste pagina van Laatste trein naar Zona Verde (Last Train to Zona Verde) zijn wandeltocht met de Bosjesmannen in Namibië beschrijft:

'Ik vervolgde mijn weg achter de rij kleine, tenger gebouwde, grotendeels naakte mannen en vrouwen aan, die snel en soepel onder een hemel vol rimpelingen van vurig goud liepen, door het hoge struikgewas van wat in het Afrikaans ooit neerbuigend Boesmanland werd genoemd - vrouwen met uitgezakte borsten die met elkaar liepen te lachen, een zuigeling met een hoofdje dat als een pluizige vrucht op en neer deinde in de draagdoek van de vrouwen, mannen met een leren lendendoek en pijl-en-boog of speer in de hand, met zijn negenen waren we - en, net als zo vaak in al die jaren dat ik te midden van de mensheid de aarde had bereisd, dacht ik: de besten lopen in hun blote kont.'

Noordwaarts

Zo begint de Afrikaanse reis die Theroux op zeventigjarige leeftijd wil gaan ondernemen. In een eerder boek, Dark Star Safari, was Theroux over land van Caïro naar Kaapstad gereisd, zuidwaarts via de oostkant van Afrika. Omdat de symmetrie van de onderneming hem wel aanstaat, reist hij ditmaal vanuit Kaapstad noordwaarts. Zigzaggend zou hij van Kaapstad naar Angola en vandaar via de Congo, Gabon en Kameroen door Nigeria reizen om te eindigen in de legendarische stad Timboektoe in Mali. Maar al gauw blijkt dat hij zijn reisschema moet bijstellen. Terwijl Theroux onderweg is, valt Mali uiteen in twee gebieden. Timboektoe is volgens hem een bolwerk van islamitische verontwaardiging en dreigementen geworden. Buitenlandse reizigers worden er gekidnapt. Nigeria vormt een nog groter probleem. De jihadistische groepering Boko Haram terroriseert de christenen en pleegt zelfmoordaanslagen.

Gaandeweg begin je je af te vragen wat een zeventigjarige die op zijn comfort is gesteld, in deze streken te zoeken heeft. Wat voor de 22-jarige onderwijzer een idylle was, is een kleine vijftig jaar later een helletocht geworden. Angola bestaat uit lelijke kleine stadjes vol sloppenwijken. Het landschap is van boom en dier ontdaan en de velden zijn bezaaid met uitgebrande tanks, om over de nog aanwezige landmijnen maar niet te spreken. Dat is het resultaat van een tientallen jaren durende burgeroorlog.

En in dat decor vraagt Theroux waar hij nou eigenlijk is. 'Hoe heet het hier?' wil hij van zijn medereizigers weten. Heel eenvoudig, dit gebied heet Zona Verde, Groene Zone. Niet de naam van een plaats, maar een eufemisme voor de alomaanwezige, helaas geenszins groene bush. Hij had afgesproken er per trein met een Angolese kennis doorheen te reizen, maar diens dood komt tussenbeide. Op dat moment besluit hij zijn hele reisproject op te geven en terug te keren naar huis.

Modieus verhaal

Ontnuchterd stelt Theroux vast dat de mensen die Afrika gaan bezoeken er óf voor de wilde dieren naartoe gaan (en die zijn er al nauwelijks meer), óf om de Afrikanen te vertellen hoe ze hun leven kunnen verbeteren. Bono, Madonna, Oprah Winfrey en nog een rij internationale sterren laten hun charitatieve inborst los op het continent maar, vraagt Theroux zich af, haalt dat soort geïmproviseerde liefdadigheid iets uit? Integendeel, vindt hij, en hij citeert Afrikaanse experts als de Zambiaanse Dambisa Moyo (Doodlopende hulp) en de Soedanese telecommiljardair Mohammed Ibrahim, die het liefst alle buitenlandse hulp aan Afrika stop zouden zetten zolang er geen goed bestuur is.

Wat de Chinezen in Afrika aan het doen zijn, is volgens Theroux helemaal fnuikend. Ze heulen met dictators en houden er net zulke duistere praktijken op na als alle voorgaande kolonisten. Ze behandelen de Afrikaan respectloos en, dit is nog het ergste, er lijkt geen weg terug, want de Chinezen hebben maar een missie en dat is het continent kaalplukken.

'Wat doe ik hier?' vraagt Theroux zich keer op keer af. De lyrische toon van weleer is een klaagzang geworden. Afgezien van de voortreffelijke passages over de Bosjesmannen, 'de levende nazaten van de eerste mens op aarde' zoals hij ze noemt, heeft Theroux geen goed woord meer over voor het continent. Eén grote ellende is het. Van de zwarte townships rond Kaapstad die hij vanuit zijn luxueuze hotelkamer dagelijks meent te moeten bezoeken, tot de nachtmerrie die Angola voor hem in petto heeft, als zijn creditcardgegevens gestolen blijken en hij voor bijna $ 50.000,- wordt getild.

Schrijven over Afrika kan Paul Theroux nog steeds als de beste. Maar als reisverslaggever is hij dit keer tekortgeschoten. Terwijl hij in eerder werk juist de creativiteit en de inventiviteit van de Afrikaan belichtte, vervalt hij nu in de gebruikelijke clichés. Het modieuze verhaal dat we Afrika net zo goed kunnen opgeven als het zichzelf niet uit het moeras weet te trekken, had ik van Paul Theroux, die oude Afrikaganger, niet verwacht.

Godeke Donner studeerde Nederlandse Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap en schreef boekrecensies voor verschillende kranten.

pro-mbooks1 : athenaeum