Recensie: Terug naar een troebele jeugd

22 april 2013 , door Martin Smit
| | | | | | |

Gabriël Kousbroek (1965) is de zoon van Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy. In zijn onlangs verschenen boek met jeugdherinneringen, getiteld Kousboek, een opmerkelijk vormgegeven boek met tekst en door hem zelf getekende stripbeelden, wekt hij een aantal keer de indruk dat hij dat liever niet had willen zijn. In de fragmenten waarin hij over zijn jeugd en pubertijd schrijft, figureert vooral zijn vader nadrukkelijk op de achtergrond, en soms ook expliciet op de voorgrond. En dat gaat vaak niet tot genoegen van beiden. Door martin smit.

Schaduw

Kousboek is het verslag van een zoon die in de lange schaduw van zijn vader staat. Het eerste voorbeeld dat Kousbroek geeft over de relatie tot zijn vader is illustratief voor zijn verdere leven: via een vriendin krijgt hij de kans om bij het weekblad Panorama enige proeven van zijn kunnen als striptekenaar te laten zien. Ontluisterend is vervolgens dat de redactiemedewerkster niet daadwerkelijk in zijn tekenwerk geïnteresseerd is, maar voornamelijk probeert uit te vissen hoe het toch zit met de buitenechtelijke relatie die zijn vader zou hebben, en of dat de reden is waarom deze naar Parijs is vertrokken. Gabriël reageert furieus. In Panorama heeft nooit een illustratie van hem gestaan.

Het voorval met Panorama dateert uit 1985, maar uit de jeugdschetsen die Kousbroek in zijn boek geeft, blijkt dat er al vroeg in de vader-zoonrelatie sprake is van wrijvingen, irritaties en ongemakkelijke gebeurtenissen, die de verhouding behoorlijk op scherp zetten. Werkelijk stuitend is het wanneer Rudy Kousbroek met de jonge Gabriël en diens jeugdvriend Ivo op bezoek gaan bij Gerard Reve en Joop Schafthuizen in België. Reve tongzoent met Ivo, een zogenaamd begroetingsritueel, en kleedt hem in allerlei matrozenpakjes, waar hij vervolgens foto's van maakt. Gabriël wordt er letterlijk en figuurlijk misselijk van, Rudy Kousbroek grijpt niet in.

Uit: Gabriël Kousbroek, Kousboek

In verzet

Rudy Kousbroek (1929-2010), was schrijver, essayist, commentator, vertaler. Zijn bibliografie is indrukwekkend. Hij kon schrijven over zijn Indische kampsyndroom en zijn ervaringen daar, over poezen, over auto's en fotografie. Ethel Portnoy (1927-2004) studeerde culturele antropologie, Franse letterkunde, en archeologie. Ze verkeerde in de jaren vijftig - net als Kousbroek - in Parijs in kringen van Nederlandse kunstenaars en schrijvers, zoals de schilders van Cobra en de beginnende schrijvers Simon Vinkenoog en Remco Campert. Ze publiceerde tientallen boeken, waarvan Broodje Aap wellicht de bekendste titel is.

Vertrouwelijk lijkt de relatie tussen vader en zoon niet te worden. Vragen van de zoon over wat de vader in de de Japanse kampen in Nederlands-Indië heeft meegemaakt, worden kortaf beantwoord, details krijgt Gabriël niet. 'Je moet mijn boeken maar lezen,' zegt de vader. Gabriël gaat in verzet. Tegen zijn vader en in bredere zin tegen de maatschappij. Het is begin jaren tachtig, de tijd van de punk, punkkleding en -muziek. Tijdens een bezoek aan Parijs geeft vader Kousbroek strikte regels voor Gabriël: geen punkkleding. Omdat de vader voortdurend aan het werk is, zwerft de zoon door de stad. Daar kan hij zijn punkkleding juist aanvullen. Ontroerend en vermakelijk is zijn ontmoeting met een Duits meisje, waarmee hij op de Parijse begraafplaats Père Lachaise zijn eerste seksuele belevenissen heeft. We zien de jonge Gabriël nog op een mooie polaroid uit die dagen met zijn vriendinnetje. Hilarisch is ook de scène waarin Gabriël op een Amsterdamse zolderkamer met zijn vriendin aan het vrijen is en zijn moeder vanuit de aangrenzende kamer roept of het iets zachter kan.

Dubbelslag

Kousbroek heeft een opmerkelijk boek gemaakt, een combinatie van tekst en beeld die niet vaak voorkomt. Stripverhalen van bijvoorbeeld Marten Toonder of over Kapitein Rob en Piloot Storm uit de jaren vijftig, combineerden weliswaar gescheiden tekst en beeld, maar daarbij ondersteunde de tekst altijd de illustraties. Kousbroek maakt in zijn boek een dubbelslag: soms is zijn boven aan de pagina geplaatste tekst een inleiding op de stripillustraties daaronder, dan juist weer een aanvulling daarop of een uitleg. Jammer is, vooral in het begin van zijn herinneringen, dat de geschreven tekst hier en daar letterlijk in de getekende ballonteksten is terug te vinden. Later verlaat Kousbroek deze werkwijze en vult zijn combinatie van tekst en beeld elkaar meer aan.

Zijn tekenstijl is min of meer uit de losse pols, soms bijna slordig: locaties, gebeurtenissen, personen zijn waarheidsgetrouw getekend, maar getekend met een beetje nonchalance. Een nonchalance die sympathiek aandoet, een beetje knullig hier en daar, maar juist daardoor ook weer aandoenlijk. Kousbroek geeft in zijn verhaal een mooi beeld van Amsterdam in de jaren tachtig: kraakpanden, galeries, vriendinnen, drugsgebruik. Het is vooral fragmentarisch, hij springt voortdurend van de hak op de tak en heen en weer in de tijd. Dat is niet erg want hij weet op die manier de sfeer van die jaren goed te schetsen: er zat wellicht weinig structuur in het leven van de punkers en de krakers, iedereen ging van hot naar her.

Toch speelt het contact met zijn ouders voortdurend op de achtergrond. Uitermate ontroerend is het laatste hoofdstuk waarin Gabriël meerdere malen bij zijn moeder op bezoek gaat terwijl zij in een Haags ziekenhuis ligt dood te gaan. Dat duurt weliswaar nog enige weken, maar de emoties en de medische toestanden rondom haar brengen de in het boek nauwelijks aanwezige moeder dichter bij haar zoon. Dat weet Kousbroek op overtuigende wijze in beeld te brengen en uitstekend in tekst weer te geven.

Martin Smit is redacteur van het tijdschrift De As, publiceerde artikelen in De As, De Parelduiker en het historische tijdschrift Leovardia, is redacteur van Uitgeverij De Vooruitgang en medewerker van Athenaeum Nieuwscentrum. 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum