Recensie: Thomas Mann, ook hij

30 november 2015 , door Rob Hartmans
| | | | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu al deels te lezen op Athenaeum.nl: Rob Hartmans over Dick van Galen Lasts De zwarte schande: 'Zo laat hij zien dat de hetze die in Duitsland werd gevoerd werd aangezwengeld door de Britse progressieve, pacifistische journalist E.D. Morel, en dat de verontwaardiging over de inzet van zwarte soldaten in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten gedeeld werd.'
Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop en een gezamenlijke bijlage.

Selectieve verontwaardiging is een menselijk trekje, dus was het niet zo vreemd dat na afloop van de Eerste Wereld­oorlog veel Duitsers woedend waren toen een deel van hun land bezet werd door geallieerde troepen. Zelf hadden ze weliswaar ruim vier jaar huisgehouden in onder meer Frankrijk en België, maar de bezetting van het Rijnland was natuurlijk héél iets anders. Deze vernedering was écht schandalig! Bovendien was hier sprake van een dubbele vernedering, aangezien een deel van de Franse soldaten afkomstig was uit Afrika.

Hoewel de meeste van deze uit de koloniën naar Europa gehaalde troepen uit Noord-Afrika kwamen, werden ze, omdat dit nu eenmaal lekker omineus klinkt, in de Duitse pers allemaal ‘zwart’ genoemd en werd er hysterisch gesproken van ‘der schwarze Schmach’. Het was toch ten hemel schreiend dat het bolwerk van de Kultur werd bezet door een stelletje wilden, door soldaten met ‘een neus als een kurk en lippen als een geplette aardappel’, die dichter bij de apen stonden dan bij de blanke mens. ‘Senegalnegers zijn gelegerd in de universiteit van Frankfurt en bewaken het geboortehuis van Goethe’, riep in 1920 rijkskanselier Hermann Müller verontwaardigd uit, terwijl rijkspresident Friedrich Ebert deze bezetting ‘een verloochening van de wetten van de Europese beschaving’ noemde.

Uiteraard kwam deze woede niet alleen voort uit esthetische bezwaren of het feit dat de zwarte militairen merendeels analfabeet waren, maar was het vooral een ander wijdverbreid vooroordeel dat de gemoederen tot kookhitte bracht: ‘de teugelloze vleselijke lust der zwarten’. Hun dierlijke natuur, niet gebreideld door beschaving, moest de zwarte soldaten wel tot verkrachters maken. Er circuleerden dan ook veel ronduit pornografische verhalen over wat de tirallieurs sénégalais – die overigens lang niet allemaal uit Senegal kwamen – uitspookten met onschuldige blanke meisjes, terwijl zij op spotprenten werden afgebeeld als bloeddorstige en seksueel totaal ontremde Bokito’s die welgeschapen Duitse deernen de kleren van het lijf rukten.

Dat nationalistische, rechtse Duitsers in het interbellum hun verontwaardiging selecteerden op het perron van hun vooroordelen lijkt niet bijster opmerkelijk, maar uitDe zwarte schande van de in 2010 overleden Niod-bibliothecaris Dick van Galen Last wordt duidelijk dat ook een dergelijke constatering beïnvloed is door allerlei vooroordelen. Kort voor zijn dood promoveerde hij op een vuistdikke dissertatie – waarvan dit boek een bewerking en samenvatting is – waarin hij uitvoerig studie had gemaakt van de inzet van Afrikaanse soldaten in Europa. Hieruit bleek namelijk dat het denken in raciale kenmerken weliswaar in alle westerse landen heel sterk was, maar dat het vooral de omstandigheden zijn die bepalen of dit resulteert in uitgesproken racistische opvattingen.

Zo laat hij zien dat de hetze die in Duitsland werd gevoerd werd aangezwengeld door de Britse progressieve, pacifistische journalist E.D. Morel, en dat de verontwaardiging over de inzet van zwarte soldaten – die overigens slechts enkele procenten van het Franse bezettingsleger uitmaakten – in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten gedeeld werd. Bovendien waren de twee geciteerde Duitse politici geen ultrarechtse types maar brave sociaal-democraten, en gingen vooral veel feministische organisaties tekeer tegen de bronstige ‘wilden’.

Tevens maakt Van Galen Last duidelijk dat ook Franse politici en militairen stijf stonden van de raciale vooroordelen, en dat ze de Afrikaanse soldaten uiteraard uit puur eigenbelang inzetten, maar dat er in de praktijk toch een enorm verschil was met andere landen. Alle koloniale mogendheden rekruteerden inheemse soldaten, maar alleen de Fransen gingen er in 1914 toe over om zwarte troepen in te zetten in Europa. Na aanvankelijke teleurstellingen bleek dit een behoorlijk succes en ging hier ook een zekere intimiderende werking van uit, terwijl de Duitsers hoogst verontwaardigd waren dat zij als uiterst beschaafd cultuurvolk ineens tegen woeste barbaren moesten vechten. Zelfs de schrijver die zo’n beetje wordt gezien als de belichaming van het beschaafde Bildungsbürgertum, Thomas Mann, zag de inzet van de Afrikaanse troepen als een ‘ongekende belediging’.

De Fransen hadden hun zwarte soldaten uiteraard hard nodig, en ook zij waren behept met de gebruikelijke vooroordelen over hun kinderlijke, ongedisciplineerde, primitieve en uiterst wellustige aard, maar tegelijkertijd geloofden ze oprecht dat ze de Afrikanen door opname in het leger op een hoger beschavingspeil konden brengen. Politici en hoge militairen waren overtuigd van de mogelijkheden van assimilatie, en zagen ook de zwarte tirailleurs als kinderen van la patrie. Onder de Franse bevolking waren ze evenzeer tamelijk populair, zodat ze geaccepteerd werden. Ook voor de zwarte Amerikaanse soldaten die in 1918 in Frankrijk aankwamen ging er een wereld open, een wereld waarin ze niet stelselmatig gediscrimineerd en mishandeld werden. Veel blanke Amerikanen zagen dit met lede ogen aan, zoals bleek uit een regel van een populair liedje: ‘How’re you gonna keep ’em down on the farm after they’ve seen Paree?’ Ook in Engeland werden de zwarte Amerikaanse soldaten met groot wantrouwen gadegeslagen, en braken er zelfs rassenrellen uit.

Uit Van Galen Lasts erudiete boek wordt echter duidelijk dat de felle afkeer van zwarte militairen uit zeer uiteenlopende motieven kon voortkomen. Veel socialisten en linkse intellectuelen als H.G. Wells, Romain Rolland en Henri Barbusse fulmineerden tegen de ‘zwarte schande’ omdat ze vreesden dat Franse militaristen en imperialisten de nieuwe, progressieve Duitse republiek de nek om wilden draaien. En voor veel Duitsers bewees de Franse assimilatiepolitiek welk gevaar de Verlichtingsdenkbeelden vormden voor de ware, niet door rationalisme en materialisme verpeste, Kultur. Overigens namen ze in 1940 gruwelijk wraak, toen na de inval in Frankrijk duizenden tirailleurs sénégalais door de Wehrmacht werden vermoord.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum