Recensie: Wat is een jood

30 november 2015 , door Nina Polak
| | | | | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu al te lezen op Athenaeum.nl: Nina Polak over Jews and Words, een essay van Amos Oz en Fania Oz-Salzberger: 'Jews and Words telt krap tweehonderd pagina’s, maar het is rijk en compact. Dat maakt het soms ook wat moeilijk begaanbaar en het zal inspanning vergen voor wie helemaal niet thuis is in de fundamentele joodse geschriften.'
Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop en een gezamenlijke bijlage.

‘Wij joden staan erom bekend dat we het maar niet eens kunnen worden over alles wat begint met de woorden “wij joden”.’ Deze zin omvat, in zijn aforistische geestigheid, veel van wat romancier Amos Oz en zijn dochter, de historica Fania Oz-Salzberger, vertellen in hun prikkelende essay Jews and Words. Zonder essentialistisch te willen zijn verkennen zij de (toch behoorlijk joodse) vraag wat joden door de eeuwen heen tot joden heeft gemaakt.

Voor de auteurs, beiden atheïstische Israëliërs, zijn het niet religie, ras en nationaliteit die hun joodsheid definiëren, maar woorden. Hun geschiedenis is gemaakt van taal en tekst: van verhalen, liedjes en gebeden, van gedichten, debatten en grappen. Jews and Words staat er vol mee, en vader en dochter graven erin als archeologen, dwars door gangbare interpretaties heen. Hun doel, zo stellen ze het zelf, is ‘to reclaim our ancestry’, op een gebied – niet geografisch of politiek – dat zij het waard vinden om te heroveren.

De lijn die ze traceren, van Abraham tot Woody Allen en verder, voert ze niet alleen langs allerlei specifieke teksten. Ze staan ook stil bij de manier waarop er met die teksten is omgegaan, en juist daar merken ze veel interessants op over wat joden onderscheidt.

Logischerwijs begint het met de centrale plaats die het woord altijd heeft ingenomen in de joodse beschaving. Er is geen bewijs, schrijven ze, dat er ooit ongeletterde joodse gemeenschappen zijn geweest. Reden om aan te nemen dat joden al meer dan tweeënhalf millennium een ketting van geleerdheid handhaven, die altijd gevolgd kon worden, omdat de meesten van hen konden lezen. Ook in de Oudheid, ook in de Middeleeuwen, werd kinderen op onvoorstelbaar jonge leeftijd boeken voor de neusjes geschoven.

De auteurs verbinden die wijdverbreide geletterdheid met wat ze de meest fundamentele schakel in de oude Hebreeuwse teksttraditie noemen: de Vader en de Zoon. Van Adam en Noah tot de vernietiging van de Judaëse en Israëlitische koninkrijken zoomt de bijbel in op vaders en zonen die deel uitmaakten van gedetailleerd opgesomde stambomen (die onleesbare ritsen met namen in het Oude Testament). Natuurlijk is het drama van vader en zoon universeel, aanwezig in veel, zo niet alle culturen, maar specifiek joods is de wijze waarop het samenhangt met de overlevering van het geschrevene. De joodse vader verhoudt zich traditioneel tot zijn zoon als docent tot student.

Dat het evoluerende begrip van vaderschap in het hart van de traditie niet alleen betrekking heeft op mannen laten Oz en Oz-Salzberger – die immers niet vader en zoon, maar vader en dochter zijn – zien in een hoofdstuk gewijd aan de vele bijbelse vrouwen wier stemmen elkaar echoën en versterken. In het Hooglied horen ze, ongebruikelijk, een vrouwelijke spreker en ze laten een karavaan voorbijkomen van krachtige, actieve en onafhankelijke dochters en moeders, zoals de zingende en dichtende Miryam en Deborah.

Hun feministische lezingen zijn tegendraads en niet zonder boodschap. De nadruk die ze leggen op de sterke stemmen van oudtestamentische vrouwen is direct relevant voor het hedendaagse Israël, waar bepaalde machtige orthodoxe gemeenschappen vrouwen de mond snoeren door ze te verbieden in het openbaar te zingen of te spreken vanuit de overtuiging dat de vrouw weliswaar een prinses is, maar het best binnenshuis kan blijven. ‘Sorry, Maimonides’, zeggen Oz en zijn dochter tegen de beroemde schriftgeleerde tot wie ze dit idee terugvoeren, maar in de bijbel wemelt het van vrouwen die de straat op gaan.

Hun houding als interpreet omschrijven de auteurs zo: ‘Cherish discovery and surprise more than your own agenda.’ Met die bereidheid om nieuwe betekenis te vinden plaatsen ze zichzelf toch ook weer in een diep joodse traditie: die van het debat. Van oudsher stimuleert dat leerlingen om kritisch te staan tegenover wat ze geleerd wordt, om vragen te stellen en in discussie te gaan met hun ouders, hun leraren en zelfs met God – die in een mooi talmoedisch voorbeeld een kwestie tussen twee rabbijnen wil beslechten, maar zelf verslagen wordt in het debat.

In die ingebouwde onenigheid – ook en vooral over wat een jood is, en wat hij zou moeten doen, de vanzelfsprekendheid waarmee Vader (met of zonder hoofdletter) en voorganger kunnen worden tegengesproken, herkennen de auteurs iets freudiaans. En er worden meer verbanden gelegd tussen de joodse traditie en kernelementen van de moderniteit. Overtuigend wordt – Bernard Malamud citerend, die schreef: ‘All men are Jews’ – gesuggereerd dat specifiek joodse zorgen als existentiële angst, nomadische rusteloosheid en meertaligheid universeler zijn geworden in de moderne wereld.

En dan is er nog de humor, die in het hele boek mooi genoeg vaak dient om alle tegenstellingen te vatten, en misschien wel meer dan wat ook illustreert hoe woorden de joden houvast hebben geboden. Zoals het bekende: ‘They tried to kill us, we survived, let’s eat.’

Jews and Words telt krap tweehonderd pagina’s, maar het is rijk en compact. Dat maakt het soms ook wat moeilijk begaanbaar en het zal inspanning vergen voor wie helemaal niet thuis is in de fundamentele joodse geschriften. Het is zoals de schrijvers stellen: The People of the Book display long lineages that make perfect sense. If you are a reader.’ En dat is hoe Oz en Oz-Salzberger de joden definiëren: als lezers.

pro-mbooks1 : athenaeum