Recensie: Zelfonderzoek dat gegrond is in verbijstering

01 mei 2013 , door Miriam Rasch
| | | |

5 mei 2013 is de tweehonderdste geboortedag van de Deense filosoof Søren Kierkegaard, wat ongetwijfeld aanleiding zal geven tot lezingen, boeken en artikelen. Ambo publiceert alvast Kierkegaard. Een inleiding in zijn leven en werk van Geert Jan Blanken. En voor 2013 staan bij Uitgeverij Damon, die een uitmuntend uitgegeven Kierkegaardreeks heeft, Opbouwende toespraken in verschillende geest en Wijsgerige kruimels & Johannes Climacus ofwel Men moet aan alles twijfelen op het programma. Twee titels waar Geert Jan Blanken wel raad mee weet. Door miriam rasch.

Geen bouwpakketjes voor het leven

Blanken beperkt zich in zijn inleiding noch tot de bekendste werken uit het oeuvre noch tot de bekendste anekdotes uit de levensloop. Wat weet de gemiddelde krantenlezer over Søren Kierkegaard te vertellen? Hij mompelt wellicht iets over ‘de vader van het existentialisme’, en wappert dan met de handen om de geloofsfanaticus op afstand te houden. Het zijn van die typische karikaturen die een groot denker zich moet laten welgevallen (Kierkegaard had hier al bij leven last van), maar die nu ook weer niet uit de lucht gegrepen zijn. Deze twee thema’s — de existentie en het geloof — komen ook bij Blanken steeds terug, voorzien van een diepgravende context en de nodige nuancering.

Het is prettig dat Blanken daarbij niet in de val trapt die in de populariserende filosofie tegenwoordig wagenwijd open staat: je pikt wat bruikbare elementen uit het totale oeuvre van een filosoof, gooit er een actueel en persoonlijk sausje over en verandert een complex filosofisch bouwwerk in een IKEA waaruit je handige bouwpakketjes voor je eigen leven bij elkaar shopt. De al te verontrustende, ingewikkelde of pijnlijke inzichten laat je links liggen of bewerk je tot ze passen in een optimistische, levenskunstige zelfhulpfilosofie. Blanken waarschuwt al meteen: hier geen ‘inspirational quotes’ maar een uitnodiging tot kritisch zelfonderzoek die gegrond is in verbijstering. De titels van twee van Kierkegaards bekendere werken geven al de zwaarte van die verbijstering aan: Het begrip angst en De ziekte tot de dood.

De Romeinse keizer, de kleinburger en het individu

Dit alles neemt niet weg dat Blanken regelmatig een hedendaagse toepassing van Kierkegaards ideeën probeert te geven. Dat werkt het beste als het impliciet blijft, bijvoorbeeld in de beschrijving van Kierkegaards houding ten opzichte van ‘het publiek’, dat hij uitermate negatief beoordeelt (in Een literaire recensie):

‘Kierkegaard vergelijkt het publiek met een Romeinse keizer, die weldoorvoed en verveeld op zoek is naar opvlammende, kortstondige afleiding: een ophitsende schaterlach in plaats van de echte humor. Zo vermaakt het publiek zich — tijdelijk — als iemand eens even stevig wordt afgetuigd in de publiciteit. Maar het publiek voelt zich nog veel minder dan zo’n Romeinse keizer die mensen elkaar in een arena laat afslachten verantwoordelijk voor wat er met die mensen gebeurt. Niemand voelt zich persoonlijk aanspreekbaar. […] Het is of het publiek in de pers een hond heeft gevonden die het op iedereen kan afsturen die zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt. Als de hond zijn nivellerende aanval heeft uitgevoerd, heeft het publiek het gevoel dat niet zij, maar die hond misschien wat agressief is geweest.’

Steeds weer ageert Kierkegaard tegen de kleinburgerlijkheid die in het publiek samengebald is: ‘de enkeling’ is waar Kierkegaard voor schrijft, het gaat erom ‘individu’ te worden. En dat betekent voortdurend verantwoordelijkheid nemen, kiezen, en het bestaan van de mogelijkheid in je leven bevestigen. Dat verklaart natuurlijk het epitheton ‘vader van het existentialisme’ dat de negentiende-eeuwer aankleeft. Maar pas op! Het te gemakkelijke oordelen ligt altijd op de loer. Aan de buitenkant is de kleinburgerlijke man niet te onderscheiden van de ‘ridder van het geloof’. Eigenlijk kan dat alleen van binnenuit. Ook daarom is zelfonderzoek een opgave.

De geloofsfanaticus

Een van de dingen die als eerste terzijde zal worden geschoven in het populariseren van Kierkegaard is dat hij ook iets heeft van een geloofsfanaticus, zoals ik dat hierboven noemde. Maar hoewel de moderne lezer moeite zal hebben met deze rol, is het ‘nog veel lastiger om Kierkegaard zonder het christelijke te willen begrijpen’, schrijft Blanken. Ik beken eerlijk dat ook ik moeite heb de verhandelingen over het geloof te volgen, maar is dat erg? Sinds wanneer is filosofie bedoeld voor herkenning, zoals een middelmatige roman inspeelt op identificatie?

Vrees en beven, Kierkegaards onderzoek naar het verhaal van Abraham die op weg gaat om zijn zoon te offeren gaat nu juist over de absurditeit van zulk geloof. Ervan uitgaan dat je dat zomaar kunt duiden, laat staan navolgen, betekent dat je niet een greintje besef hebt van wat geloof inhoudt. We moeten dat verhaal van een vader die op het punt staat zijn zoon te offeren niet neutraliseren of platslaan tot leerstelling, maar misschien juist niet begrijpen. Het is pijnlijk, onaangenaam en ergerniswekkend — en om die redenen het onderzoeken waard. Kennis of inzicht, van geloof, het zelf, de ander, komt pas dóór de ergernis of de pijn heen. Anders gezegd: daar waar het jeukt moet je krabben.

Een proeven dat smaakt naar meer

Er zijn nog talloze thema’s meer te noemen in het werk van Kierkegaard, maar ook uit deze inleiding van Geert Jan Blanken, die zeker het woord ‘inleiding’ overstijgt. Wat dacht je van de liefde, Kierkegaards grote (levens)thema naast het geloof en het zelf? Maar ook de tijd en al haar verschijningsvormen (het ogenblik, de herinnering, het voorwaartse leven), de psychologie, de keuze en de sprong. Het gebruik van pseudoniemen en Kierkegaards beeldende stijl (hij is de filosoof die de meest sprekende metaforen, vergelijkingen en parabels heeft gebruikt). En niet in de laatste plaats de humor. Gelukkig heeft Blanken ruimschoots citaten opgenomen, zodat de lezer ook genoeg van Kierkegaards schrijven kan proeven. Een proeven dat smaakt naar meer. Maar u bent gewaarschuwd, de reis zal niet altijd aangenaam zijn.

‘Wat is het leven leeg en betekenisloos. — Men begraaft iemand; men vergezelt hem naar de groeve , men werpt drie scheppen aarde op hem; men rijdt er heen met een rijtuig, men rijdt naar huis met een rijtuig; men troost zich met het idee dat men nog een lang leven voor zich heeft. Hoe lang is 7 x 10 jaar helemaal? Waarom maakt men niet korte metten met de hele zaak, waarom blijft men niet meteen op het kerkhof en gaat mee het graf in, en trekt lootjes wie het ongeluk zal treffen de laatste levende te zijn, die de laatste drie scheppen aarde werpt op de laatste dode?’ (Of / Of)

Miriam Rasch studeerde literatuurwetenschap en filosofie en werkt als redacteur en docent media/filosofie bij de Hogeschool van Amsterdam. Ze schrijft voor verschillende websites, zie www.miriamrasch.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum