Recensie: Afgebakende perfectie

10 april 2013 , door Tim van Dun
| |

American Beauty, maar dan op zijn Vlaams. Dat is een typering die de nieuwste roman van Saskia de Coster weliswaar lang niet volledig recht doet - toch valt het niet mee om bij het aanschouwen van de familie Vandersanden, die centraal staat in Wij en ik, niet even aan bovengenoemde Amerikaanse film te denken. Ook in Wij en ik liggen de onderlinge familieverhoudingen behoorlijk scheef, terwijl (vooral door het personage Mieke Vandersanden) naar buiten toe de schone schijn wordt opgehouden.

De familie Vandersanden woont in een kast van een villa, gelegen op een berg waar alleen maar villa’s staan (‘ideaal om je schaamte te verbergen’), bewoond door mensen met ‘een druk bestaan’. De mannen zijn ‘drukbezette topmensen’, terwijl de vrouwen hun handen vol hebben aan het huishouden.

De roman is opgebouwd uit hoofdstukken die afwisselend vanuit het perspectief van de verschillende leden van de familie Vandersanden verteld worden en elk een tijdsaanduiding kennen in de vorm van een jaartal. Het verhaal begint in 1980: de lezer maakt kennis met Stefaan Vandersanden, die ooit een verstandig ‘timide boerke op klompen in een West-Vlaams boerendorp’ was, door enorm hard te werken summa cum laude afstudeerde ‘als dokter in de geneeskunde’ en nu een belangrijke hoge functie bekleedt binnen een farmaceutisch bedrijf. Alles lijkt hem voor de wind te gaan, maar hij is getekend door een turbulente jeugd met geheimen: zijn jongere broertje Alain stierf op tienjarige leeftijd en hij verloor zijn vader toen hij achttien was.

Wanhopig streven naar perfectie

Stefaan is getrouwd met Mieke Vandersanden-De Kinder, die haar huishouden met de grootst mogelijke ijver bestiert: haar kindertijd heeft haar bijgebracht dat ‘de wereld geen ronde bol of een platte pannenkoek’ is, ‘maar een doolhof met veel ingangen en slechts één uitgang die je enkel kan vinden met het kompas van een moreel hoogstaande opvoeding’. Uit die opvoeding is een hevig perfectionisme en een onophoudelijke drang naar normaliteit voortgevloeid: wordt Mieke ook maar even uit balans gebracht door iets onverwachts, dan reageert ze met ‘oeioei’. De hang naar perfectie is bijvoorbeeld goed weerspiegeld in hoe ze haar huwelijk met Stefaan ziet: ze ‘bewonderde Stefaan omdat hij zo atypisch was, zo bescheiden en zo vasthoudend tegelijk, zo authentiek en zo onmannelijk, zo vol zelfvertrouwen en zo ongrijpbaar.’ Ze blijft proberen hem als ideale echtgenoot te zien, terwijl Stefaan door zijn verleden ‘zo opgesloten zit in zijn eigen wereldje dat hij niet mee kan lachen met de andere kinderen’ en wanhopig probeert te geloven dat het, met name door de harde strijd die hij heeft gevoerd om manager te worden, vanaf nu alleen maar beter zal gaan. Onder meer door middel van rake dialogen tussen Stefaan en Mieke laat De Coster de lezer een zeer geforceerd huwelijk ervaren tussen twee mensen die vooral in hun eigen cirkels blijven ronddraaien en nooit echt tot elkaar komen. De afloop zal dan ook geen verrassing zijn.

Het perfectionisme van de Vandersandens werkt door in de strakke opvoeding van dochter Sarah, die de lezer ziet opgroeien van kind in de jaren tachtig tot adolescente in de jaren negentig en, ten slotte, tot tweeëndertigjarige vrouw in 2013. Dat Sarah zich meer en meer probeert te ontworstelen aan de beschutting van haar gezin en omstreeks haar achttiende volop experimenteert (onder meer door op pad te gaan met de met drie vriendinnen gevormde band The Lady Dies – de roman ontbeert bepaald geen verwijzingen naar de actualiteit), is dan ook niet vreemd.

Afbakeningen

De vele gesprekken die Sarah voert met haar medebandleden en met Jules, die als een soort manager voor The Lady Dies fungeert, bevatten enkele rake passages rondom belangrijke thema’s van Wij en ik. Zo laat De Coster het personage Jules een scherpe waarneming omtrent ‘afbakening’ formuleren:

‘Waarom moet alles zo afgebakend zijn?’ vraagt Sarah aan Jules, die over het klavier van de computer gebogen zit. Jules draait zich naar haar toe.
‘Er is niets uit zichzelf afgebakend.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Afbakeningen bestaan alleen bij de gratie van mensen die ze nodig hebben omdat ze anders niet weten wat met hun leven aan te vangen. Een afbakening geeft structuur, een soort van ritme aan het leven. Maar fuck the rules, wij hebben ons eigen ritme.’

Die afbakeningen komen eigenlijk in de hele roman terug: Mieke geeft haar leven structuur door zich op het huishouden te storten en Stefaan probeert zich uit alle macht op zijn werk te concentreren. De eerste probeert zo haar wankele huwelijk overeind te houden, de tweede zoekt tevergeefs een manier om met zijn traumatische verleden om te gaan. Mede dankzij een puntige, vlotte schrijfstijl slaagt De Coster erin de menselijke behoefte aan structuur en hoe ver men daarin kan doorschieten, op treffende wijze aan bod te laten komen in Wij en ik.

Dan is er nog het ‘wij’ dat op diverse plaatsen in het boek opduikt; in sommige hoofdstukken vormt ‘wij’ zelfs de vertelinstantie. Dit gebeurt echter erg sporadisch, waardoor het voor de lezer niet gemakkelijk wordt te bepalen wie of wat dat ‘wij’ is: het zou beschouwd kunnen worden als een geest die van een afstand kritisch neerziet op het leven van de familieleden, met name op dat van Stefaan (‘Daar staat je dochter. Daar staan wij, midden in het leven. En jij, jij bent hier al niet meer.’). Ook is er wat voor te zeggen dat de aanwezigheid van het ‘wij’ onderstreept dat familiebanden eeuwigheidswaarde hebben (‘Wij wandelen verder. Wij zijn altijd onderweg. Het is ontelbare jaren geleden begonnen, we doen er alles aan om door te gaan.’), ondanks de verbrokkeling waarmee een familie zoals Vandersanden te kampen heeft. Met andere woorden: er is altijd een ‘wij’, hoezeer de afzonderlijke familieleden ook als ‘ik’ door het leven gaan. Helaas speelt het ‘wij’ een te weinig prominente rol in de roman om echt te blijven hangen.

De Coster heeft met Wij en ik een mooie roman geschreven die niet eens zo opzienbarend is wat betreft verhaalverloop, maar wel blijft boeien dankzij de uitgebreide en levendige portretteringen van de diverse familieleden.

Tim van Dun studeerde Nederlandse taal en cultuur in Nijmegen en schrijft voor Recensieweb, waar deze recensie eerder gepubliceerd werd.

pro-mbooks1 : athenaeum