Recensie: Als een terroristische aanslag die je niet raakt

09 december 2014 , door Fleur Speet
| | |

Het vlindereffect, de derde roman van journaliste en romancier Margot Vanderstraeten, lijkt in de traditie van Harry Mulisch en Jeroen Brouwers te staan. De roman over een vrouw die slachtoffer is van de terroristische aanslag op het Taj Mahal Hotel in 2008 maakt grote indruk. De roman is fraai geschreven, uitstekend gestructureerd, zet aan tot nadenken, en nodigt uit tot medeleven. Maar ergens mist er iets. Ligt dat aan de roman, of aan de vooringenomenheid van deze lezer? Door fleur speet.

Als ik De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch bij uitkomen in 1992 zou hebben gelezen met de belezenheid en levenservaring van nu, zou ik dan een lovende recensie hebben geschreven? Ik was toen dol op het boek, las het dertien keer en studeerde er op af.

Ik vrees van niet. Waar ik toen heerlijk puzzelde op de verbanden en spiegelingen - een goudmijn voor een neerlandica - zou ik me met mijn geest van nu na vele loftuitingen gebogen hebben over moeder Ada, die door de schrijvershand in coma wordt gebracht. Kristien Hemmerechts merkte toentertijd al op dat Ada’s mond wordt gesnoerd nog voor de geboorte van haar zoon, de belangrijkste hoofdpersoon, goed en wel heeft plaatsgevonden. Het kan ook dat ik me had verbaasd over het feeksachtige van schoonmoeder Sophia, een soort femme fatale die we al jaren niet meer in de literatuur tegenkomen omdat die te beschamend clichématig zou zijn om te creëren. En ik had Quinten zeker een marionet genoemd van de schrijver: een engelachtige, maar evengoed strooien pop in dienst van een ideetje.

Op de roman is als een soort handmade-stempel Mulisch’ zelf ontworpen leer van het octavisme gedrukt: alles herhaalt zich in een andere, op de oorspronkelijke gebeurtenis lijkende vorm, want er is niets dat niet iets anders aanraakt. Vond ik het toen zo leuk om alle facetten daarvan op te sporen, nu mis ik de ziel in het verhaal. Dat heeft alles te maken met het feit dat iemand die dezelfde leer aanhangt een veel doorleefder roman componeerde: Jeroen Brouwers raakte mij met zijn meesterwerk Datumloze dagen (2007) recht in het hart.

Mulischesk

Het is moeilijk om hetzelfde te zeggen van de nieuwe roman van Margot Vanderstraeten, Het vlindereffect. De roman heeft duidelijk trekken van het octavisme: de hoofdpersoon, Angela Gutmann, gebruikt dit ideeëngoed om er een traumatische gebeurtenis mee te verwerken: de aanslag op het Taj Mahal Hotel in Mumbai, die in 2008 daadwerkelijk plaatsvond en waarvan zij slachtoffer was. Ergens merkt Angela op dat het leven is als het kinderspel waarbij je punten met elkaar verbindt. Er verschijnt een figuur die er altijd al was, die zich verborgen hield, maar die je niet zag. Je verbindt lijnen en maakt je eigen verhaal kloppend. Zo deed Mulisch het, zo doet Vanderstraeten het.

Hoewel er geen engelen in spelen heeft Vanderstraetens roman onmiskenbaar de kwaliteiten van De ontdekking van de hemel. Vanderstraeten staat haar mannetje naast Harry Mulisch, daar is geen twijfel over mogelijk. Haar inzet is hoog en haar souplesse is groot.

Haar taal is rijk aan wijsheden en soms aforismen als die van Mulisch. ‘Geluk heeft een houdbaarheidsdatum. Ongeluk bederft niet,’ is maar een van de voorbeelden van haar trefzekere toon. Het is een laconieke opmerking die voortkomt uit een diepe pijn die een heel leven tekent. Het wemelt van dit soort stellingen, die aantonen dat de schrijver het niet voor minder dan een diepgaande gedachte doet.

De stijl is verzorgd, met fraaie beelden in vloeiende volzinnen. Die zinnen lopen haast op je vooruit, alsof Vanderstraeten je aan de hand neemt en je tegelijk laat verwonderen. Over India bijvoorbeeld: ‘Er wordt gezegd dat de luchtvochtigheid er toeneemt door de klimaatveranderingen, maar ik twijfel eraan of dit de ware reden is voor de sterke geur van uitgewrongen lijven.’ Vanderstraeten creëert al op zinsniveau spanning.

De structuur van de roman is net als die van Mulisch subliem gekozen. De spiegelingen en verwijzingen zorgen dat alles geschakeerd samenkomt, als een puzzel, met tal van cliffhangers. Zo begint het verhaal met een bijna-doodervaring van de hoofdpersoon: ze stikt in een sinaasappelpartje en loopt er paars van aan.

‘Ah, zo is sterven dus, schiet het door me heen. Je checkt of je sanitaire hygiëne aangevuld moet worden en ondertussen piept je borstkas en ga je sputterend dood, en als ze je straks missen, is dat zoals je een haardroger mist: waarom ligt die niet in de kast, wie is daarmee aan de haal?’

Het is de prelude op een echte verstikking en verwijst bovendien naar de figuurlijke verstikking die de hoofdpersoon zal ondergaan. Het ironiseert tegelijk het gemak waarmee de hoofdpersoon nu nog over de dood denkt.

Opzet

De roman is eenvoudig van opzet. In de prelude staat Angela Gutmann, een vrouw van ergens eind veertig, op het punt te vertrekken naar Mumbai voor haar werk als mystery guest, als hotelbezoeker die het hotel anoniem de maat neemt. Ze logeert in de beste hotels ter wereld en nu combineert ze werk en privé. Haar enige kind, Theo, werkt in Mumbai voor een NGO die zich bezighoudt met kindslaven. Hij zal met zijn vriend, huisvriend van de familie, zijn drieëntwintigste verjaardag bij zijn moeder in het chique Taj Mahal-hotel komen vieren, waar zij dus als anonieme controleur logeert. En juist dan wordt de terroristische aanslag gepleegd. Zoals de hoofdpersoon in De Kartuize van Parma bevinden we ons in het tweede deel van de roman midden op het slagveld zonder te weten wat er elders gebeurt: het is een totale chaos en ja, op een gegeven moment is er daadwerkelijk een AK-47 op haar gericht.

Langzamerhand komen we in het derde, grootste deel schoksgewijs achter de feiten. Na tien jaar keert Angela terug naar Mumbai, omdat ze haar rouw probeert te verwerken. Ze vertelt haar verhaal op de weg terug in het vliegtuig aan een zwangere helderziende met vliegangst, onderbroken door denkbeeldige, persoonlijke brieven die een soort mea culpa vormen.

Tien moslimterroristen uit Pakistan bestormden de grootste stad van India. Men dacht dat het een heel leger was, maar de jongens moordden zo rücksichtslos, dat iedereen in onderdanigheid verviel en grote delen van de stad in een noodtoestand verkeerden. Er vielen 164 doden en vele gewonden. De terroristen kregen als martelaren een bedrag uitgekeerd gelijk aan één overnachting in het hotel - ze bezetten het drie dagen. De gasten hadden met gemak een veelvoud van dat bedrag kunnen betalen om ongedeerd te blijven. Maar ze deden niets.

Boeman

Gutmann pleit zichzelf vrij, haar treft geen blaam. Ze wijst naar haar tante, die net als een vlinder door een lichte vleugelslag in het Amazonegebied een orkaan aan de andere kant van de oceaan veroorzaakt. Was die tante vroeger al een ‘secreet’ omdat Angela’s vader met haar verloofd was voor Angela’s geboorte, nu blijkt ze Angela’s puberende zoon zonder medeweten te hebben ingefluisterd iets maatschappelijks te gaan doen. Voor kindslaven in Mumbai, bijvoorbeeld. Vieze mot, denkt Angela. Want door haar was zij met haar zoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Angela’s idee ‘dat in het leven zoveel van toevalligheden afhangt dat het niet langer om toeval kan gaan’ onderstreept dat alleen maar. Onmachtiger dan Angela kun je niet zijn, en ze heeft haar boeman gevonden.

Vrij van smetten

Angela is niet gevoelloos, geenszins, maar ze is wel een nuchtere Amerikaanse, die het belangrijkste feit pas na meer dan tweehonderd pagina’s vrijgeeft. Dat afhouden kenmerkt haar. Ze houdt emoties van zich weg. Begrijpelijk, anders zou ze erdoor overspoeld raken.

Doordat ze het lot noodzakelijkerwijs buiten zichzelf legt, is ze behoorlijk vrij van smetten. Behalve als ze aan recepten denkt terwijl haar zoon bloedend naast haar ligt (waarvoor ze zich excuseert). Zoiets als dat ene recept voor pannenkoeken waar de tijdens de Watersnoodramp stervende Laura aan denkt in Kreutzersonate van Margriet de Moor, terwijl ze zich vastklampt aan een stuk hout; wat jammer toch dat ze dat recept niet uit heeft kunnen proberen! Sterven is zo banaal, benadrukken beide auteurs hiermee.

Vooringenomen blik?

Zeker weten had ik in 1992 Het vlindereffect van Vanderstraeten geadoreerd. Nu heb ik er groot ontzag voor, het is geschreven door een auteur die stevig in het zadel zit. De roman prikkelt tot nadenken, zowel over grote onderwerpen zoals de makheid die ontstaat bij grenzeloos geweld, als over kleinere zaken, want het zijn de schijnbaar futiele herinneringen die zich monsterlijk groot openbaren. Ik leef mee met een vrouw die een verlies niet verwerkt krijgt. Ze draait om de hete brei, om van ‘dat aanhoudende, hinderlijke schuren van bepaalde herinneringen’ af te komen. Ze maakt het cirkelend allemaal nóg een keer mee, maar dan anders. En ze leert eruit dat de wereld die zij voor waar hield, een andere was. Waardoor zij verandert. Maar ik heb geen medelijden met Angela, ik hoef haar niet te redden. Sterker: ik voel haar tragiek langs me afglijden en dat heeft niet te maken zoals bij Mulisch met het feit dat de hoofdpersoon de verzinnebeelding van een ideetje is. Er is iets anders aan de hand.

En opeens trap ik een adder op zijn staart: ben ik soms bevooroordeeld? Ligt het verschil in ontroering aan mij? Want hoe opvallend: in Datumloze dagen van Brouwers lees ik over een oude, horkerige brompot, die door veel recensenten melodramatisch gevonden werd, alsof hij schmierde met zijn mislukking om zijn zoon te naderen. Maar hij botst tegen zijn innerlijk gebrek op, hij neemt zichzelf de maat en blijkt zélf de boeman (type ruwe bolster, blanke pit). Dat emotionele gebrek riep bij mij groot mededogen op, het was de onmacht, gestoken in poëtische, diepgravende zinnen, die mij hevig ontroerde. Maar Angela uit Het vlindereffect doet geen beroep op mij, die redt het wel. Zou ze soms te geëmancipeerd zijn voor mijn door hulpbehoevende mannen gevormde blik?

pro-mbooks1 : athenaeum