Recensie: De geur van onweer dat in de verte verdwijnt

21 november 2013 , door Annette Jenowein
| | | |

Het eerste licht boven de stad is loepzuivere literatuur, het zijn met veel respect opgetekende herinneringen van Thomas Verbogt aan zijn vriendschap met Frans Kusters. Aangevuld met een selectie van Kusters’ verhalen richtte Verbogt een waardige lieu de mémoire op voor zijn overleden vriend. De liefde voor de literatuur verbond hen. Kafka, Borges, Nabokov keren geregeld terug in de gesprekken tussen de twee. Het was een vriendschap die zo jong bleef ‘als wij toen waren’, schrijft Verbogt, ook al werden ze zelf ouder, en leefden ze hun eigen leven in een andere stad. Door annette jenowein.

N.B. 29 januari spreken onder anderen Verbogt, Sanneke van Hassel en Tonnus Oosterhoff over Kusters bij het Betty Asfalt Complex.

Kusters bleef trouw aan Nijmegen, waar ze elkaar leerden kennen, Verbogt niet – ‘ik zou het niet gekund hebben’. Wanneer ze kort voor Kusters’ dood bijeen zijn, vallen er voor het eerst ‘lange stiltes tussen hun woorden’, ofschoon ze beiden weten dat ze iets wilden zeggen over het leven dat ze samen hadden gehad, ‘over de rijkdom ervan, de intensiteit, over de lach die het vooral was, de boeken die we schreven’.

Dat is wat Verbogt uiteindelijk doet; een jaar na Kusters’ dood een boek schrijven over hun vriendschap, omdat hij voelt dat je herinneringen niet zomaar ergens moet opslaan om er af en toe – net als vakantiefoto’s – nog eens naar te kijken. Herinneringen heb je niet ‘alleen maar, ze zijn gebleven opdat je ze zo nu en dan opnieuw kunt meemaken, waardoor ze ook iets kunnen betekenen in de tijd waarin je nu leeft’.

 

Intiem

Op behoedzame, beeldende wijze, teder haast, – nou ja, op Verbogtse wijze dus - schetst Thomas Verbogt de contouren van de diepe vriendschap tussen de twee mannen, zonder uit te glijden in zweverige pathetiek. De ene keer in de ik-vorm, de andere keer in tweede persoon of jij-vertelling, die zich rechtstreeks tot de overleden vriend richt en waarbij je als lezer het ongemakkelijke gevoel krijgt getuige te zijn van intimiteiten die je niets aangaan.

‘Je las het me voor, op mijn kamer op de Sterrenschansweg, het had pas geonweerd –dat weet ik zeker, de geur van onweer dat in de verte verdwijnt hoort bij mijn herinneringen aan de manier waarop je je verhaal voorlas: hoe je een pauze inlaste tussen de laatste alinea en de slotregel, met je vinger naar niets wees en me aankeek en toesprak: “Onrust hield mij gevangen, over onze muren woekerde angst, van plint tot zoldering.” En weer keek je me aan en ik jou en zonder het te zeggen zeiden we tegen elkaar dat het hierom ging, niet alleen, maar ook en vooral, en dat we vrienden waren geworden om elkaar te helpen een houding te vinden terwijl we met onze rug tegen de muur werden gedrukt.’

Behalve over het wezen van vriendschap gaat Het eerste licht boven de stad natuurlijk ook over de feitelijkheden van Kusters’ leven en werk. Maar dan wel dat deel van diens leven – ruim veertig jaar – dat Verbogt meemaakte. Samen spraken ze over het ‘Ware Werk’, het schrijven van literatuur die ertoe doet, niets voor de vergetelheid. Hoewel sterk verschillend van benadering leefden beiden voor de literatuur.

Kusters produceerde een klein maar fijn oeuvre waarin de ironische distantie excelleert in gebeeldhouwd proza. Verbogt daarentegen heeft een groot oeuvre waarin hij op weergaloze wijze alle nuanceringen van de literatuur, van melancholie tot humor, van absurdisme tot nostalgie, van verdriet tot geluk, verkent :

‘Telkens als ik dat zeg, vind ik het zo pathetisch klinken: ik leef schrijvend, anders zou het niet gaan. Om het nog pathetischer te maken: ik voel wanhoop als ik me voorstel dat ik het niet meer zou kunnen. Dat was schrijven voor jou ook, alleen moest het zo perfect zijn, dat je het niet te vaak kon doen, je stelde het altijd uit, altijd. Misschien kon je er wel gek van worden.’

De nachtelijke cafégesprekken, die meanderen van Borges naar Bob Dylan, het leuren langs boekwinkels met het literaire tijdschrift De Schans, dat ze opgericht hadden ‘zoals jongens doen die in de literatuur willen’, de gewichtigheid van sommige collega’s op recepties, waar ze samen de slappe lach om kregen, maar ook de verslagenheid bij de dood van een vriend, alle herinneringen die Verbogt tot leven wekt zijn doordesemd van hun gelijkwaardige kameraadschap, het absolute en onvoorwaardelijke respect dat ze hebben voor elkaars werk.

 

Verhalen

Bijna de helft van Het eerste licht boven de stad is bestemd voor een selectie van Frans Kusters’ verhalen. Geen gemakkelijk proza, en verrassend verschillend van structuur en stijl. Soms stijf – afstandelijk en archaïsch taalgebruik, als de notulen van een vergadering -, soms sterk verhalend zonder duidelijk plot of licht absurdistisch, vaak ook meedogenloos scherp en analyserend.

Er is, zoals Verbogt het stelt, ondanks het afscheid ‘nog heel veel Frans over. Ook nu we van een deel van hem afscheid nemen. Heel veel zachtmoedigheid, heel veel humor, heel veel edelmoedigheid, heel veel geestrijkdom, heel veel aandacht voor iedereen, heel veel betrokkenheid, heel veel talent’. Door diens werk te integreren in zijn eigen oeuvre is Verbogt erin geslaagd een bijkans perfecte caleidoscoop van Kusters werk aan de vergetelheid te ontrukken.

Annette Jenowein is journalist en literatuurwetenschapper. Ze schrijft onder andere voor Recensieweb.nl, waar deze recensie eerder gepubliceerd werd.

pro-mbooks1 : athenaeum