Recensie: Denken met een vinger aan de pols

30 november 2015 , door Ruth Kief
| | | |

'Zo er iets is dat de beschouwingen in dit boek verbindt, dan is het de overtuiging dat een besef van sterfelijkheid het beste medicijn is om het leven dragelijk te houden,' schrijft arts en filosoof Bert Keizer in het voorwoord van zijn nieuwste boek Tumult bij de uitgang. Keizer, die door zijn werk in een verpleeghuis meer dan gemiddeld met de dood in aanraking komt, treedt deze dan ook met een open blik tegemoet. Dat maakt Tumult bij de uitgang tot een bundel met eigengereide, prikkelende beschouwingen over het onderwerp. Door ruth kief.

Keizer - van wie onder meer de boeken Onverklaarbaar bewoond en Waar blijft de ziel?, het buitengewoon populaire essay bij De Maand van de Filosofie 2012 [recensie], verschenen - keert in Tumult bij de uitgang terug naar de thematiek waar hij halverwege de jaren negentig bekend mee werd. In zijn roman Het refrein is Hein schreef hij namelijk al zeer openhartig over het reilen en zeilen in een verpleeghuis, over de beperkingen van de medische wetenschap en over euthanasie. Allemaal onderwerpen die ook in deze bundel uitgebreid aan de orde komen.

Verhalende filosofie

Keizer bedrijft verhalende filosofie, zo legt hij in een van de essays uit. In navolging van de Israëlische denker Avishai Margalit, maakt hij onderscheid tussen verhalende en schematiserende filosofen. De laatste zijn systeembouwers die ernaar streven door middel van zo'n systeem alles te verklaren. (Hegel die met zijn dialectiek poogde wetenschap, esthetica, godsdienst en filosofie met elkaar te verbinden is hier een uitstekend voorbeeld van.) Verhalende filosofen vertrekken daarentegen juist vanuit treffende voorbeelden uit het dagelijks leven, schrijft Keizer. 'Het devies van deze filosoof is: "Moet je hier eens kijken."'

Zo maakt Keizer aan de hand van een aantal pijnlijke voorbeelden uit zijn beroepspraktijk de ongelijke machtsverhouding tussen arts en patiënt inzichtelijk. Keizer geeft meerdere voorbeelden van artsen die niet van ophouden weten. Die, ondanks valide bezwaren van patiënt of directe naasten, maar door blijven behandelen. Ook al betekent dat bijvoorbeeld dat de patiënt zijn laatste dagen met veel pijn en volledig afhankelijk van anderen in een verpleegtehuis zal moeten doorbrengen.

Grafrede

Het verhalende filosoferen gaat hem goed af. Keizer is een uitstekend observator met een sterk inlevingsvermogen en, gelukkig, gevoel voor humor. Ergens halverwege het boek schrijft hij bijvoorbeeld over de uitvaart van de eenzame Zwitserse zeeman D. die behalve Keizer en een verpleegster uit het tehuis niemand heeft om hem uit te zwaaien. Keizer houdt de grafrede:

'Ik vertelde wat mij een keer in D.'s kamer was overkomen. Op een middag slenterde ik zomaar eens bij hem binnen. Zoals altijd gaf ik hem een hand en schoof ik zijn bril naar achteren, die meestal bijna van zijn neus af zakte. Ik ging in zo'n goedkope plastic tuinstoel zitten waarvan de zitting enigszins een kuiltje vormt en terwijl hij mij voor de duizendste keer vroeg: "Wie bent u eigenlijk?", wist ik dat mij eindelijk was overkomen wat ik al negentien verpleeghuisjaren lang vreesde: ik zat in een plas urine.'

Indrukwekkend is het schijnbare gemak waarmee hij eerst in een paar korte zinnen een persoon of situatie schetst en daarop voortbordurend grote filosofische kwesties aan de orde stelt. Maar soms mag het van mij iets minder verhalend.

De essays op zichzelf zijn sterk, maar in zijn geheel was het boek beter uit de verf gekomen als Keizer een aantal hoofdvragen of kernpunten had geformuleerd om die vervolgens enigszins gestructureerd uit te werken. Nu krijg je als lezer wel een idee van zijn standpunten, maar door het ongestructureerde karakter wordt het moeilijker om ze goed te doorgronden. Daarbij had meer structuur denk ik ook geleid tot een betere schifting in onderwerpen. Zo formuleert Keizer aan de hand van zijn opvattingen over machtsrelaties een kritiek op het huidige regeringsbeleid ten aanzien van de gezondheidszorg, maar werkt deze niet verder uit. Terwijl hij wel een vrij lange uitwijding over esoterisch filosoof Rudolf Steiner in het boek opgenomen heeft die, hoewel interessant, in dit geval veel minder relevant is.

Afwijzing van het transcendente

Dat laat onverlet dat Keizer in Tumult bij de uitgang een aantal interessante ideeën te berde brengt. Ik weet niet of ik me helemaal kan vinden in zijn structurele afwijzing van het transcendente, maar zijn strengheid op dit punt zet wel aan tot reflectie. Keizer maakt duidelijk hoe een ziektebeeld als dementie oproept om over de relatie tussen onze hersenen en onze ziel na te denken.

'Ons geestelijk leven wordt op onduidelijke wijze voortgebracht door het ingewikkelde breiwerk in de hersenen. Dit breiwerk kan ook uitgehaald worden, dat zien we bij dementie, met als gevolg een geleidelijke teloorgang van wat wij ons innerlijk noemen [...]. Ons geestelijke leven wordt door het brein geproduceerd. Een haperend brein geeft een haperende ziel, een beschadigd brein geeft een beschadigde ziel en als er helemaal geen brein is, dan is er ook geen ziel.'

Deze filosoof denkt dus met beide benen op de grond. Of, beter gezegd misschien, met een vinger aan de pols. Van belang is daarbij dat Keizers focus op het fysieke er niet toe leidt dat het geestelijke veronachtzaamt wordt. De ziel is weliswaar het resultaat van een samenkomst van fysieke factoren, maar dat maakt het geestelijke niet minder belangrijk. Keizer benadrukt onder meer dat de rol van de arts er veel vaker uit zou moeten bestaan troost te bieden, in plaats van zinloos medisch ingrijpen. Mocht ik ooit in een verpleeghuis belanden, dan hoop ik dat er een arts als Bert Keizer naast mijn bed zal staan.

Ruth Kief is webboekverkoper bij Athenaeum.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum