Recensie: Het echte Weimar

30 november 2015 , door Helen Westerik
| | | | | | |

Kunst uit de Weimarrepubliek spreekt tot de verbeelding. De films die toen gemaakt zijn, horen tot de belangrijkste uit de filmgeschiedenis, denk aan Metropolis of Nosferatu. En ook de bekende Dreigroschenoper komt uit deze periode. Het is dan ook niet moeilijk om je het Berlijn van die tijd voor te stellen als een stad vol Dietrichachtige vrouwen in rokerige cabarets. Weimar Culture Revisted beoogt bovenstaand beeld te nuanceren. In een reeks essays over kunst en cultuur krijgen we een breed beeld van het echte Weimar. Door helen westerik.

Naar de film

In het tweede essay uit de bundel, 'Cinema, Radio and Mass Culture', zet historicus Corey Ross het beeld dat iedereen altijd maar naar de film ging recht. Minutieus legt hij uit dat het gemiddelde gezin ongeveer tweeënhalve Duitse Mark per maand had om aan kunst te besteden. Een filmkaartje kostte weliswaar maar vijfenzeventig cent, maar dat betekende toch dat een gezin maar een keer per maand naar de film kon en dan geen geld overhield voor bijvoorbeeld een krant of de bibliotheek. Ondanks de enorme bloei in de kunsten waren film en theater dus maar voor weinig mensen toegankelijk.

In die tijd gingen rijk en arm niet naar dezelfde bioscoop. Voor de rijke bovenklasse waren er filmpaleizen die deden denken aan theaters, met pluche en een proscenium. Hierin werd met beleefde stilte gekeken naar de film en geluisterd naar de live begeleiding (in het grootste deel van de Weimarperiode hadden films nog geen geluid). In de volksbioscopen was het publiek luidruchtig en kwam en vertrok naar believen. Films werden in er in een uur doorheen geperst, wat betekende dat het aantal beeldjes per seconde soms flink werd opgekrikt. De meeste filmkijkers zagen schokkerige beelden met strepen van slijtage en met derderangs begeleiding. Met veel oog voor detail nuanceert Ross het beeld dat wij van De Weimarfilm hebben.

Het essay over Der Blaue Engel van David Imhoof gaat in op de receptie van die film en dan met name de rol van Marlene Dietrich. In het kort kun je zeggen dat hoe conservatiever de krant, hoe kwalijker haar vertolking van Lola werd gevonden. Nergens werd er iets geschreven over de nieuwe sterke vrouw. Maar veel recensenten schreven uitgebreid over hoe deze verderfelijke vrouw zo'n arme man verleidt en in het verderf stort, zonder met ook maar een woord over de mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de man te reppen. Daarnaast gaat Imhoof ook nog in op de verschillen tussen het boek en de film, waarmee dit essay een mooie analyse is van een film in zijn moeizame historische context.

Aziatische invloeden

Dat de Weimarcultuur meer behelst dan alleen film en avant-garde behoeft geen toelichting. Maar het brede spectrum van deze collectie essays is wel verrassend. Cultuur wordt in de brede, sociologische zin beschreven, waarmee er ook plaats is voor een essay van historicus Tom Neuhaus over de aantrekkingskracht die Tibet had op Weimar Duitsland. Hij beschrijft hoe na de verschrikkingen en vernederingen van de Grote Oorlog er een grote behoefte was aan spiritualiteit. Het boeddhisme, en dan ook zeker de exotische Tibetaanse variant daarvan, bood een alternatief voor de urbanisatie en de groter wordende invloed van de wetenschap. Dat dit vooral kwam omdat Tibet een terra incognita was waarop men naar hartenlust kon projecteren doet niets af aan de fascinatie voor dat land. Maar ook een lezing van de Indiase schrijver-dichter Tagore was binnen een mum van tijd uitverkocht en het publiek eiste een tweede lezing. Wat jammer is aan dit essay is dat de olifant in de kamer onbenoemd blijft: de swastika. Van oudsher een (onder meer) boeddhistisch symbool, maar dan een achtste gedraaid, is door de nazi's aangepast en geclaimd. Hoe is dat zo gekomen? Dat komen we niet te weten.

Lichaamscultuur

Wie ooit Leni Riefenstahls Olympia heeft gezien, weet dat lichaamscultuur een belangrijk onderdeel was van de Duitse identiteit. Waar het voor de oorlog nog een gemeenschappelijk turnen voor een sterk lichaam betrof, werd het na de oorlog individuele en competitieve sport. Boksen (voor mannen) en tennis (voor vrouwen) worden besproken in het essay van historicus Erik Jensen. Zeker voor vrouwen was sport een manier om te emanciperen en 'meer te worden dan een werkende machine'. Mens sana in corpore sano was voor iedereen het devies en alle halfnakende atleten deden het land weer denken aan de kracht die men wilde voelen.

Weimar Culture Revisited is breed. Dat is de kracht en de zwakte van het boek. Het is interessant omdat het veel meer biedt dan een politieke of kunsthistorische analyse van een tijdvak. Je hebt het idee dat je iets dichter bij de kern van het bestaan in Weimar komt, doordat het boek ook de cultuur van alledag beschrijft. Daarmee creëert het een context voor de wijder bekende Weimarkunst (of -cultuur in engere zin). Het maakt ook duidelijk dat de avant-garde letterlijk voor de troepen uit liep en zeker geen deel uitmaakte van het dagelijkse leven van de meeste mensen. Niet alle essays graven echter even diep, of presenteren een conclusie, waardoor je na het lezen soms met meer vragen achterblijft dan je daarvoor had. De uitgebreide noten bij de artikelen zou je als een aansporing kunnen zien om zelf de diepte in te duiken. Aan de ene kant kun je je afvragen hoeveel mensen nou echt alles willen weten over tennissende vrouwen én over cultuurparticipatie op het platteland. Aan de andere kant geeft die breedte wel weer het idee dat je iets meer begrijpt van een kruispunt in de geschiedenis.

Helen Westerik is rubrieksbeheerder filosofie, film en media bij Athenaeum Boekhandel. Daarnaast schrijft ze over film en kunst.

pro-mbooks1 : athenaeum