Recensie: Hoe het voelde een boot te zijn

30 november 2015 , door Heleen Oomen
| |

De Colombiaanse schrijver Evelio Rosero werd beroemd met romans, vooral nadat zijn De vertrapten (Los Ejércitos) in 2006 de Independent Foreign Fictionprijs won. Vele jaren eerder, tussen 1978 en 1981, schreef hij korte verhalen voor tijdschriften. Een selectie daaruit is nu gebundeld in 34 zeer korte verhalen en een vogelkat: mooi proza vol bizarre vondsten die Rosero liefdevol uitwerkt. Misschien door dat laatste zijn de geestige en absurde verhaaltjes ook ontroerend. Door heleen oomen.

Mijn vrienden de vissen

Wie heeft nooit plotseling de behoefte gevoeld te ontsnappen aan het gekeuvel op een of ander feest? In Rosero's verhaal 'De invité inventé' maakt iemand zich uit de voeten met een wel heel onwaarschijnlijk excuus: 'Ik wil met mijn vrienden de vissen praten.' Pas als de gast die met deze smoes op de proppen komt opstapt, beseffen de anderen opeens dat er zonder hem niets aan is. De scène is grappig en aandoenlijk:

'Wij zijn allemaal verstard in de woonkamer blijven zitten, kijken elkaar verslagen aan, net als wanneer iemand wil doorgaan met dansen en er geen muziek meer klinkt.'

De verhaaltjes in deze bundel moeten het zowel hebben van hun absurde karakter als van Rosero's eigenzinnige, enigszins onhandige en ontwapenende personages. Knap is hoe hij zijn bizarre ingevingen uitspint. Hij doet dat liefdevol en in een precieze, poëtische stijl.

De vrouw en de honden

Neem bijvoorbeeld 'Zij en de honden'. Een vrouw slaapwandelt en verlaat 's nachts al slapende haar huis om de liefde te bedrijven met een hele roedel honden. Bij Rosero is zo'n verhaal niet alleen maar hilarisch en tamelijk morbide, maar krijgt het ook iets melancholisch:

'Ze probeert het meewarig te begrijpen: met een hondenstaart zou ze gelukkig zijn. Dan zou ze hem voor de spiegel op en neer slaan. Ze zou in God geloven, vredig huilen, als gelovige sterven.'

Dat laatste leest bijna als een gedicht en inderdaad toont dit boekje maar weer eens aan hoezeer het genre van het kort vreemd proza verwant is aan dat van de poëzie. Bij Rosero valt heel wat te lachen, maar evenveel is er niet direct doorgrondelijk. De vreemde gast uit 'De invité inventé' wordt omschreven als 'weggesneden, ongevaarlijk gemaakt, als het hart van een rund' - wat vaag iets oproept als de ongemakkelijkheid van iemand op het verkeerde feestje.

De verhalen zijn diepzinniger dan ze op het eerste oog lijken. 'Zij en de honden' blijft door het krankzinnige uitgangspunt lichtvoetig, maar gaat toch ook over een onmogelijke liefde, of de onmogelijke wens in iemand anders te veranderen. In 'De invité inventé' heeft de op een vermakelijk woordgrapje gebaseerde vreemdeling óók iets weg van een engel die zomaar op bezoek komt, het goede doet en even plotseling weer verdwijnt. Ruimte voor interpretatie is er hoe dan ook.

Traditie

Rosero's proza doet vaak denken aan zijn literaire helden, van wie er een groot aantal de revue passeren. Zo is 'Getuigenis' bijna een hervertelling van Juan Rulfo's 'Maar wij zijn zo arm'. In Rulfo's verhaal - een van de mooiste uit Zuid-Amerika - vertelt een kind hoe het laatste familiebezit, een koe met haar kalf, is verzwolgen door een overstroming. In 'Getuigenis' drijven hele kuddes weg. Rosero sluit het af met een vertwijfelde poging tot een vrolijke noot: '[...] het lukte haar nog één keer gelukzalig te loeien, tevreden omdat ze nu wist hoe het voelde een boot te zijn.'

Andere verhaaltjes suggereren een tweede werkelijkheid naast onze alledaagse, wat herinnert aan Julio Cortázar. Zijn personages komen ergens terecht waar andere wetten gelden, wanneer ze bijvoorbeeld in slaap vallen, onder een poort door lopen of in de file staan. Iets dergelijks gebeurt bij Rosero als de vrouw in 'Zij en de honden' in slaap valt, of als Johan Hughes in 'De andere dood van Johan Hughes' de voorspellingen van een waarzegster naast zich neerlegt. Een verhaal waarin iemand zich afvraagt wat er te zien is in twee tegenover elkaar geplaatste spiegels op het moment dat niemand erin kijkt, doet weer meer aan Borges denken.

Alomtegenwoordig is García Márquez. Aan hem herinneren de melancholie, de natuurrampen, treinen die een geïsoleerde plek bedreigen, iemand die zomaar langzaam opstijgt, maar vooral personages die allerlei wonderlijke verschijningen volstrekt normaal lijken te vinden. In 'De vogelkat' verbaast een moeder zich nauwelijks over het feit dat het huisdier van haar kind tegelijk vogel en kat is (wanneer het dier zichzelf probeert op te eten is dat 'een schoolvoorbeeld van zelfmoord'), maar maakt ze zich er eerder druk om dat het een vrouwtje is en misschien wel zwanger kan worden.

Niet in één hokje te passen

34 zeer korte verhalen en een vogelkat is een feestje voor wie van Spaanse literatuur houdt. Van na-aping zou ik niet willen spreken: de jonge Rosero staat duidelijk in een traditie, maar lijkt toch het meest op zichzelf. Dat blijkt al uit het feit dat hij van alle klassiekers wel iets heeft, maar niet in één hokje te passen is.

Een paar verhalen spreken minder aan. Soms drijven ze op enigszins oudbakken grapjes over fictie en werkelijkheid, zoals een gewapende man die aanbelt en 'een ongeschreven personage' blijkt te zijn, of een liefdesbrief die afsluit met de mededeling dat zowel de schrijver als de ontvanger niet echt bestaan. Ook zul je ze in Macondo bijvoorbeeld niet snel iets horen zeggen als: 'Het is vast een van die zovele rare dingen die vandaag de dag in de wereld bestaan.' Dat ligt er wel erg dik boven op, misschien moeten we het opvatten als een parodie.

Diepzinnige vissen

Er staat veel moois tegenover. Vaak weet Rosero juist wel een verrassende draai te geven aan een stokoud thema. Zo is de brief in de fles in 'Tumaco-haven, 1938' gericht aan diepzinnige vissen:

'Met een paar grote kieuwen is alles een stuk eenvoudiger: de diepte in om overal aan te ontsnappen. Dat stond er in de brief, en dat waren de grappen waar wij paralysepatiënten vroeger om moesten lachen.'

Een verhaal als 'Er ligt geen brood meer in de voorraadkast', over een man die het universum opeet, is een even pretentieloze als rake omschrijving van honger, het allesoverheersende en de eenzaamheid ervan: '[...] hij barstte pas toen hij in staat was het hele universum in één keer door te slikken - dat toen enkel nog uit hemzelf bestond: eenzaam en hongerig.'

Van zulke vondsten stikt het in dit boekje - en dan heb ik het nog niet eens gehad over het filosofische konijn of over de vrouw die dieren doodt uit liefde. Jammer dat het zo snel uit is.

Heleen Oomen studeert Spaans en vertalen. Ze is stagiaire bij de website van Athenaeum Boekenhandel.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum