Recensie: Neem de kustroute, en reis licht, pelgrim

30 november 2015 , door Godeke Donner
| | | |

‘Toen ik naar Santiago vertrok, zocht ik niets, en ik heb het gevonden.’ Jean-Christophe Rufin is medeoprichter van Artsen zonder Grenzen, voormalig ambassadeur in Senegal, ‘onsterfelijk’ lid van de Académie française. Hij schreef het aanstekelijke Compostella. Voetreis naar het einde van de wereld (Immortelle Randonnée, vertaald door Katelijne de Vuyst) op uitdrukkelijk verzoek van een bevriende uitgever. Zelf had hij tijdens zijn wandeling geen letter op papier gezet. Sterker, met afgrijzen bekeek hij zijn medewandelaars die ’s avonds hun schriftje uit de rugzak opdiepten om minutieus hun dag te noteren. Door godeke donner.

Een andere route

Rufin, een zestigjarige wandelaar die al heel wat bergen in de wereld had beklommen en als arts in vele uithoeken van de wereld had gewerkt, beschouwde de pelgrimstocht als niet meer dan een sportieve uitdaging. Er kwamen wat hem betreft geen religieuze of spirituele motieven aan te pas en met argwaan bekeek hij de devote pelgrims die net als hij op weg gingen naar Santiago. Maar al zocht hij niets, onderweg werd hem van alles duidelijk. En wij als lezers mogen meekijken en meebeleven, want wat kan Rufin goed vertellen.

De ‘Camino’ zoals de pelgrimstocht naar Santiago onder wandelaars wordt genoemd (de begroeting onderweg luidt steevast: ‘Buen camino!’) is het succesverhaal van een kluizenaar die twaalf eeuwen geleden wat botjes in een uithoek van Galicië identificeerde als de resten van de apostel Jacobus. Sinds de Middeleeuwen liep er al een constante stroom pelgrims Noord-Spanje door, maar in de afgelopen 25 jaar is het gemiddelde van zo’n tweeduizend pelgrims per jaar uitgedijd naar de geschatte 220.000 dit jaar.

Al dat pelgrimsvolk is Rufin een gruwel en daarom besluit hij de kustroute te nemen die – anders dan de gangbare Camino Francés – nauwelijks wordt gelopen. Zijn eerste incident vertelt hij met enige terughoudendheid maar hij noemt het een betekenisvolle stap in de aanpassing aan zijn pelgrimsstatus. Hij beschrijft hoe hij met hoge nood moet hij neerhurken in een perk bij San Sebastián:

‘De voorbije jaren had men me achtereenvolgens met allerlei prestigieuze sociale functies bekleed, maar ik wilde niet dat die een soort luxe lijkwade zouden worden waarin mijn vrijheid werd begraven. En zie, de ambassadeur die in zijn ambtswoning werd gediend door een vijftiental personeelsleden in witte livrei, het lid van de Académie dat met veel tromgeroffel onder de koepel van het gebouw was binnengehaald, daar zag je hem tussen de boomstammen in een anoniem park wegrennen om de nietigste en tegelijkertijd onsmakelijkste van alle misstappen te verbergen. Geloof me maar, het is een nuttige ervaring die ik sommige mensen haast zou willen aanbevelen.’

Een leuke man, denk je dan. Al gauw hang je aan zijn lippen als hij de verrassingen opdist die op zijn weg komen. Daarbij horen verdwalen, overvallen worden door hagelstormen in juni en de ontmoetingen onderweg, zoals die met een Duitse, in origineel pelgrimsgewaad geklede wandelaar die hem elke avond bij aankomst in de volgende plaats begroet al vertrekt hij later dan Rufin. Hoe kan dat nou, peinst Rufin, tot hij de man onderweg stiekem een taxi ziet nemen. Dagelijks staan Spaanse chauffeurs rugzakken van de pelgrims uit bussen te laden, bij hotelletjes en bij herbergen. Want hoewel het gros nog met bepakking loopt, zijn er steeds meer pelgrims die hun bagage gemotoriseerd laten vervoeren.

Pelgrimsroes tussen boeddha en medepelgrims

Zo niet Rufin. ’s Avonds zet hij het liefst zijn meegenomen tentje op. Van herbergen moet hij sowieso niet veel hebben want daar ‘veranderen de neusholten van sommige slapers in jachthoorns’. Het is inderdaad één van de nadelen van het overnachten op immense slaapzalen, dat er altijd wel een paar pelgrims (en je weet nooit wie dus je kunt er je plek niet op uitzoeken) snurksalvo’s ten beste geven die de anderen de hele nacht wakkerhouden.

Het andere verschil tussen Rufin en de meeste andere pelgrims die een boek schrijven over hun tocht (en dat zijn er veel te veel) is dat hij helder en ontzettend herkenbaar uiteen weet te zetten wat er al wandelend met je gebeurt voor wie ooit ook de Camino liep. Hij constateert dat er eerst een fysieke gedaantewisseling optreedt wanneer hij geen schone kleren meer heeft en zijn voeten permanent stinken, en hoe dat alles ‘m niks meer kan schelen.

Dat is nog niets vergeleken met de spirituele metamorfose die erop volgt. De opgewekte wandelaar heeft aanvankelijk genoeg aan de open lucht om zijn geest aan het denken te zetten. De tred werkt op je gedachten als een krukas, zegt Rufin: je krijgt vleugels en bent grenzeloos optimistisch over het te bereiken doel. Maar dan komen de mankementen in de vorm van stijve spieren, blaren en krakende gewrichten. Want dertig kilometer lopen op een dag put al je reserves uit. De ergernis slaat toe, concentreren lukt niet meer en voor je het weet ga je houvast zoeken in de religieuze dimensie van de bedevaart. Of in elk geval zoek je troost in de wetenschap dat je deel uitmaakt van een eindeloze reeks pelgrims die in de loop der tijden deze weg ook hebben gelopen.

Uiteindelijk bereik je een staat van genade. Door de lichamelijke ontberingen kom je in een roes terecht. Als ik nog een maand langer had moeten lopen, had ik het zonder morren gedaan, schrijft hij. Maar steeds als de boeddha in zicht is, verschijnt er wel een medepelgrim op zijn pad aan wie hij zich onmetelijk ergert of aan wie hij zich in een enkel geval gaat hechten. En net als Rufin zelf val je als lezer van ontroering in lachstuip.

Een lichte rugzak voor thuis

De laatste etappes van de reis wordt Rufin vergezeld door zijn vrouw. Bepakt en bezakt staat ze op hem te wachten bij het station van Lugo. Hij kan er als onvoorwaardelijk aanhanger van het ULB-axioma (Ultra Lightweight Backpacking) wel de humor van inzien dat hij gedwongen wordt haar zwaarlijvige beautycase in zijn rugzak te proppen en er de laatste honderd kilometer naar Santiago mee te lopen.

Compostella werd in Frankrijk een bestseller. Geen wonder, je kunt je laven aan dit boek of je nu een ervaren Camino-ganger bent of liever vanuit je stoel reist. Met zijn eruditie en levenservaring weet Rufin de pelgrim in ons allemaal aan te spreken.

Als je een maand buiten hebt geleefd met alleen het hoogstnodige op je rug, voelt de terugkeer naar de gewone wereld in eerste instantie als onverdraaglijk. Je zintuigen moeten één voor één weer in het alledaagse gareel. Liever dan het zachtste bed of je meest comfortabele stoel is je nog steeds je slaapmatje. Rufin zegt dan ook: ‘Als je één ding leert van de Camino, is het om je rugzak licht te houden.’ Vanzelfsprekend onderweg, maar vooral na thuiskomst.

Godeke Donner studeerde Nederlandse Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap en schreef boekrecensies voor verschillende kranten. 

pro-mbooks1 : athenaeum