Recensie: Op jacht in een dik pak sneeuw

10 maart 2014 , door Arjen van Meijgaard
| |

Het getuigt van grote klasse wanneer een schrijver een omvangrijk onderwerp of een veelomvattend thema weet te vangen in één enkele gebeurtenis. De gruwelijkheden die in de Tweede Wereldoorlog plaatsvonden heeft Hubert Mingarelli bijzonder treffend weten weer te geven in zijn roman Een maaltijd in de winter (Un repas en hiver, vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre). Die ene gebeurtenis leidt ertoe dat de hoofdpersonen in de positie komen waarin ze zelf kunnen beslissen over leven en dood. Een keuze die zeker niet zo eenvoudig is als die op het eerste gezicht lijkt.

Op jacht

Een legereenheid Duitse soldaten in Polen doet niets anders dan het executeren van gevangenen en hen daarna in massagraven begraven. Drie Duitse soldaten proberen aan die vreselijke bezigheid te ontkomen. Ze kunnen het niet meer, ze willen het niet meer, maar ze moeten. Op een dag dat hun directe leidinggevende er niet is - die zou er immers nooit mee instemmen - vragen zij een hogere commandant of ze, in plaats van deel te nemen aan de executies, op jacht mogen gaan. Even denk je als lezer nog dat ze op dieren gaan jagen, maar het jagen houdt in dat zij op zoek moeten naar Joden die zich in de bossen verschuilen. Deze 'verstekelingen' moeten zij dan meenemen naar het kamp. Het gevolg is natuurlijk dat de vogelvrije Joden de volgende dag omgebracht zullen worden, maar in ieder geval niet door Bauer, Emmerich en de ik-persoon. Als het hun namelijk lukt iemand te vinden, mogen ze de dag daarop weer op jacht. Het is de keus tussen twee kwaden, waarvan jagen de minst confronterende is.

Het boek beschrijft één dag. Op een vroege ochtend lopen de drie mannen het kamp uit en vervolgen hun weg door het uitgestorven winterlandschap. De sneeuw ligt decimeters dik op de paden en de velden. Ze hebben slechts wat brood zij zich, net genoeg voor een maaltijd. De keuken was namelijk nog dicht toen ze vertrokken. Om de zoveel tijd roken ze een sigaret, maar eigenlijk is het te koud om met een blote hand de peuk vast te houden. Ze wisselen af en toe een paar woorden. Emmerich deelt zijn zorgen over zijn zoon met de anderen. De zoon rookt en hij voelt dat hij als vader op zo'n verre afstand geen invloed heeft op dit slechte gedrag. Een fraai contrast: zelf halen de soldaten hun genoegen uit die ene sigaret. En zelfs een schril contrast met hun eigenlijke missie: het vinden van een Jood die zich verborgen houdt.

De maaltijd

Emmerich ziet in een bosje op een paar bomen minder sneeuw liggen. Vastberaden loopt hij erheen en vindt een hol in de grond waar een Jood zit. Door het vuur wat hij af en toe stookte, smolt de sneeuw op bomen. Ze nemen de man mee. Het einde van de middag nadert, het wordt kouder, ze passeren een leegstaand huis en besluiten daar wat op te warmen en iets te eten. Bauer blijkt worst en reuzel bij zich te hebben, verheugd over dit extra's maken ze een vuur en koken daarop soep. De Jood moet achter in het huisje op de grond gaan zitten terwijl de drie mannen zich aan het vuur warmen en verlekkerd wachten op het eten.

Af en toe richt de ik-persoon zich tot de lezer, om die ervan te overtuigen dat ze het wel degelijk moeilijk hebben met hun taak.

'Want als u wilt weten wat mij pijn deed, en wat me tot op de dag van vandaag pijn doet, is het zien van dergelijke dingen op de kleding van de Joden die we gingen doodschieten: een borduursel, gekleurde knopen, of een lint in de haren. Die tedere moederlijke zorgen troffen me diep. Daarna vergat ik ze, maar op het moment troffen ze me diep en ik leed mee met de moeders die zich op een dag die moeite getroost hadden. En daarna haatte ik ze ook omdat ze me lieten lijden. Ik haatte ze echt evenveel als ik voor hen leed.'

De kracht van dit verhaal zit hem in de korte zinnen, de herhaling van gedachten en de summiere dialogen. Zo zijn soldaten in een dergelijke situatie: in zichzelf gekeerd, contemplatief, tegen het malende aan. De vorm die Mingarelli hanteert valt prachtig samen met de inhoud.

De twijfel

De Jood mag uiteindelijk aanschuiven en mee-eten. Daar gaat wel een kort gesprek tussen de soldaten aan vooraf: ze weten hoe moeilijk het kan zijn om iemand die je beter kent, met wie je iets gemeenschappelijks hebt meegemaakt, over te dragen aan de beulen. De discussie die volgt is niet vergaand, wel uiterst essentieel. Emmerich oppert: we kunnen hem ook vrijlaten, net doen of we niemand gevonden hebben. Maar dan moeten we morgen weer executeren, werpt een van de drie tegen. En wat maakt het nou uit, het leven te sparen van deze ene Jood, terwijl we er zoveel moeten ombrengen? Maar Emmerich wil het gevoel hebben één keer iets gedaan te hebben, één goede daad.

Het meedoen, het opvolgen van orders omdat je eigen leven anders op het spel staat, de eigen zorgen die opspelen terwijl je gruweldaden moet uitvoeren. Mingarelli raakt met Een maaltijd in de winter op zeer indringende wijze de kern van waar het in de Tweede Wereldoorlog voor veel mensen om draaide. En de lezer, die blijft vertwijfeld achter: wat zou ik in zo'n geval hebben gedaan?

Arjen van Meijgaard schrijft korte verhalen en bespreekt Nederlandse en Franse fictie, voor onder andere NBD/Biblion en derecensie-web.log.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum