Recensie: Waarom vrede faalde. Synthetische studie over 1914 met lessen voor vandaag

30 november 2015 , door Pepijn Corduwener
| | | |

In de eindeloze reeks titels die dit herdenkingsjaar over de Eerste Wereldoorlog verschijnt, is Margaret MacMillans 1914. Hoe Europa de vrede liet varen voor de Eerste Wereldoorlog een hele bijzondere. Misschien voor de laatste keer staat de Eerste Wereldoorlog dit jaar volop in de aandacht. Terwijl historici over oorzaken, verloop en gevolgen van de ‘Grote Oorlog’ wellicht nooit uitgediscussieerd raken, staat het grote publiek nog een keer stil bij die fatale augustus 1914. MacMillan heeft met haar studie beide groepen een heldere synthese te bieden die tot reflectie stemt over contemporaine internationale verhoudingen. Door pepijn corduwener.

Keuzes

MacMillan (1943) is Canadees en hoogleraar Geschiedenis aan Oxford. Zoals zoveel mensen van haar generatie heeft ze de herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog nog uit eerste overlevering meegekregen. Het heeft haar wellicht aangemoedigd om het verhaal over de oorzaken van het uitbreken van de oorlog dat al vanaf zoveel verschillende kanten is bekeken, nog een keer te vertellen. Ze ontvouwt haar verhaal door de oorzaken van de oorlog op te hangen aan de metafoor. Europa belandde in de oorlog als een wandelaar die een open vlakte betreedt, maar al snel bij opeenvolgende t-splitsingen keuzes moet maken die hem steeds dichterbij de afgrond brengen. Uiteindelijk was er geen keus meer. Europa stortte in de afgrond. 16 miljoen doden waren het gevolg van haar fatale val.

Het is een sterke metafoor, die het belang onderstreept van wat MacMillan in haar epiloog de noodzaak van het eeuwig blijven kijken naar alternatieven noemt. Tegelijkertijd brengt de beeldspraak de dwingende logica van het keuzes maken aan het licht: keuzes die een tegengesteld effect bleken te hebben dan dat er werd beoogd, of waarvan de effecten simpelweg niet konden worden overzien.

Machtblokken

De Europese afgrond werd bereikt in drie stappen, die het boek van MacMillan structuur geven. Allereerst besteedt 1914 ruim aandacht aan de totstandkoming van de Europese allianties. Het laat zien hoe de machtsblokken Frankrijk-Groot-Brittannië en Rusland enerzijds en Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije anderzijds er against all odds - koloniale spanningen en verschillende regeringsvormen bijvoorbeeld – konden komen. Dit is met afstand het droogste gedeelte van MacMillans studie, een deel dat zeker ook korter had gekund om haar niettemin waardevolle punt voor het voetlicht te brengen: verkeerde verwachtingen en angst waren voor een belangrijk deel debet aan de geopolitieke kaart van Europa rond de eeuwwisseling.

Haar betoog wordt echter ingekleurd met anekdotes, karakterschetsen en frasen uit briefwisselingen van de hoofdpersonen. In het bijzonder de neven Keizer Wilhelm en Koning Edward worden mooi geportretteerd en gebruikt om de toenemende Brits-Duitse rivaliteit te illustreren. Zo noemde Edwards moeder – en Wilhelms grootmoeder – koningin Victoria, het ‘pure waanzin’ wanneer haar kleinzoon plots eist als Zijne Keizerlijke Majesteit te worden behandeld door de Britse tak van de familie.

Twijfels

Deze reactie, die wij in 2014 als lichtgeraakt zouden afdoen, was honderd jaar geleden veel gebruikelijker en beter te begrijpen. Het laat meteen het tweede grote thema van MacMillans studie zien: we moeten ons verplaatsen in de wereld van toen en niet met het opgeheven vingertje wijzen. In het middengedeelte van het zeshonderd pagina’s tellende boek staat dan ook de mentaliteitsverandering centraal die zich rond 1900 in Europa voltrok. Met grove streken schildert zij een continent dat geestelijk op drift was.

Het negentiende-eeuwse rationele en positivistische wereldbeeld, onafscheidelijke vergezeld door Eurocentrisch zelfvertrouwen, werd vertroebeld door twijfel over de negatieve kanten van modernisering. Denkers en kunstenaars als Munch en Nietszche waren volgens MacMillan exemplarisch voor deze overgang naar een emotioneler intellectueel klimaat waarin sociaal-darwinistisch gedachtegoed niet alleen in dodelijke duels tussen heren tot uiting kwam, maar ook een romantisch beeld over oorlog als loutering legitimeerde. Minutieus uitgedachte oorlogsplannen met een offensief karakter door alle mogendheden opgesteld waren hiervan een gevaarlijk gevolg.

Mobilisatie

Zo belandt de auteur dan eindelijk bij die zomer van 1914 waarin de oorlog daadwerkelijk uitbrak. Het is in dit laatste deel dat verschillende losse eindjes – personen, allianties, oorlogsplannen – meesterlijk aan elkaar worden geknoopt en in een spannende apotheose worden verbonden. Het verhaal over hoe eigenlijk alle staten probeerden om door middel van mobilisaties de mobilisatie van de tegenstander te voorkomen en hiermee een algemene oorlog wilden vermijden, is bekend. De belangrijke nuancering van het standaardbeeld over massaal oorlogsenthousiasme en de benadrukking van de oorlogsangst onder regeringsleiders en staatshoofden is dat minder en het is te prijzen dat MacMillan hiervoor ruimte in haar betoog heeft ingebouwd.

Een belangrijk boek

1914 is om meerdere redenen een belangrijk boek op een belangrijk moment. Het is ten eerste een sterke en synthetische studie naar de voor de hand liggende vraag waarom vrede geen kans kreeg in 1914 terwijl dat voorgaande jaren tijdens vergelijkbare crises wel het geval was geweest. MacMillan draait de vraag naar de oorzaken van de oorlog om naar de vraag wat de vrede verstoorde. Net als de ontwikkeling van allianties en de schetsen van personen is dit weliswaar niet meer heel origineel, maar het antwoord op die vraag is zelden zo goed opgeschreven – ondanks de af en toe wat houterige vertaling.

Ten tweede, en belangrijker nog, laat het boek zien waarom het nog altijd relevant is om het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog te bestuderen. Natuurlijk in de eerste plaats omdat deze oorlog een Europees continent schiep dat zou blijven ontploffen. Een Tsjechische premier in het Interbellum noemde zijn werelddeel terecht ‘een laboratorium gebouwd op een kerkhof’: fascisme, de Russische Revolutie, extreem nationalisme, antikolonialisme: voor al deze ontwikkelingen was de Grote Oorlog een katalysator. Maar belangrijker nog zijn de historische parallellen die MacMillan trekt in het hele boek: met de Cubacrisis, de Trumandoctrine, de verdeeldheid en zwakte van de parlementaire democratie, maar ook met angst voor terrorisme van toen en nu of met de manier waarop de wereldmacht van het moment (Groot-Brittannië toen, de VS nu) met een uitdager omgaat (Duitsland toen en China nu).

Het zijn gewaagde historische parallellen, maar ze zetten aan tot denken. Het sterke en goed onderbouwde pleidooi dat MacMillan houdt voor het altijd bestuderen van alternatieven is het in het licht van de massaslachting die de oorlog zou zijn ook honderd jaar na dato waard om te lezen. Vergeef MacMillan haar langdradigheid en uitweidingen. Wanneer er een boek is uit dit herdenkingsjaar dat de blijvende relevantie van de Eerste Wereldoorlog laat zien, dan is het dit.

Pepijn Corduwener is als docentpromovendus verbonden aan het Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht.

pro-mbooks1 : athenaeum