Recensie: We komen toch wel thuis?

30 november 2015 , door Herm Pol
| | | |

'Ons steunpunt bevond zich in een vissersdorp aan de oever van de Don, in het land van de Kozakken. De stellingen en loopgraven waren uitgegraven in de helling die afliep naar de bevroren rivier.' Het is eind 1942. Mussolini heeft zijn Alpenjagersdivisies eropuit gestuurd om de Kaukasus te veroveren en een bruggenhoofd te vormen naar het Midden-Oosten. Dat echter verloopt niet voorspoedig. Ingesloten door het Rode Leger moet sergeant-majoor Rigoni zijn troepen terugtrekken. Deze oorlog en aftocht zijn de materie van Mario Rigoni Sterns indrukwekkende memoire-roman Sergeant in de sneeuw. Door herm pol.

N.B. Net als in 2012 kwamen De Groene Amsterdammer en Athenaeum op 27 november 2013 met een gezamenlijke bijlage bij De Groene, nu in samenwerking met het Nederlands Letterenfonds: 'Herontdekte klassiekers'. Deze recensie verscheen in die bijlage.

Het eerste deel beschrijft de gebeurtenissen rond dat steunpunt. In het tweede gedeelte van het boek, 'In de tang', beschrijft Rigoni Stern, in al zijn gruwelijkheid, de uiterst moeizame aftocht. Of terugtocht? Het smadelijke en het neutrale sluiten elkaar niet noodzakelijkerwijs uit. In Rigoni's boek liggen ze zelfs in elkaars verlengde.

In 1953 publiceert Mario Rigoni Stern zijn herinneringen aan die desastreuse barre tocht. En hoewel het boek bij verschijning niet kan rekenen op veel bijval in de literaire pers vindt het toch zijn weg naar een miljoenenpubliek en wordt het ook heden ten dage nog gezien als een van de belangrijkste Italiaanse oorlogsboeken. Sergeant in de sneeuw is inderdaad geen hoge literatuur. Rigoni's verslag is volstrekt pretentieloos. Het is in simpele taal geschreven, zonder opsmuk, maar dat maakt het onverwacht elegant. Rigoni componeert niet. Hij herinnert, en die authenticiteit maakt het imposant.

Uitputting, moedeloosheid, opgave, de dood

Zijn taal is alledaags, maar de omstandigheden zijn onbarmhartig onalledaags. 'Wanneer komen we weer thuis,' vraagt een van zijn manschappen hem keer op keer. 'We komen toch wel thuis?' Geen wonder: bestookt door Russische troepen, door partizanen, bij temperaturen van veertig graden onder nul, strompelt de lange colonne Italianen, Hongaren, Duitsers, Roemenen huiswaarts. Overblijvers, ingezetenen van de 'Asmogendheden', zoals Mussolini eerder muntte.

Er is nauwelijks proviand, de bevroren steppe biedt geen beschutting tegen de snijdende wind, de munitie raakt op. Uitputting leidt tot moedeloosheid. Moedeloosheid tot opgave, en opgave onherroepelijk tot de dood. Ieder dorp dat op hun weg ligt is een kortstondige mogelijkheid tot ontsnapping aan de helse omstandigheden maar ieder dorp moet veroverd worden voor er kan worden gerust in een van de izba's, boerenwoningen.

Kameraden

Veel meer dan militair is Rigoni Stern humanist. Zijn manschappen zijn kameraden, veelal streekgenoten, hij herinnert ze zich stuk voor stuk. Zij die het haalden en zij die in de sneeuw bleven.

''s Ochtends ga ik naar buiten. Tourn brengt me een kop koffie in het deksel van een gamel.
'Hoe gaat het majoor?" "O Tourn, ouwe jongen, ben jij het echt? En de anderen?" zeg ik. "Ze zijn hier," antwoordt hij, "kom." Het peloton, ons peloton zwaar. "Waar zijn ze?" "Kom maar mee, majoor." Ik roep Antonelli bij me, Bodei en enkele anderen. "Giuanin," vraag ik, "waar is Giuanin?" Ze zeggen niets. "We komen toch wel weer thuis?" "Hij is dood," zegt Bodei, "hier is zijn portefeuille." "En de anderen?" vraag ik. "We zijn met zijn zevenen, met jou erbij," zegt Antonelli. "Zeven van ons peloton zwaar, met jou erbij. En die rekruut daar," - en hij wijst naar Bosio – heeft een verbrijzeld been." "En jij Tourn? Laat me je hand eens zien," zeg ik. Tourn toont zijn geopende hand. "Kijk," zegt hij, "hij is genezen, je ziet hoe het litteken geheeld is." "Als je je wilt scheren maak ik wat water voor je warm," zegt Bodei. "Doe geen moeite, waarom zou ik?" antwoord ik. "Je stinkt," zegt Antonelli."'

Rigoni Stern laat zijn mannen allemaal in hun eigen streektaal aan het woord. Mannen uit Brescia, uit Piemonte, uit Bergamo. Asker Pelgrom vertaalde het boek en voorzag het van een uitstekend nawoord, en maakte gelukkig niet de fout die dialecten te vertalen, ze om te zetten in Nederlands dialect.

Een landsman

Rigoni zelf woonde zijn hele leven in Asiago, een bergdorp in Vicenza ten noorden van Venetië. Hij heeft zijn woonplaats alleen verlaten om in het leger te dienen. Asiago was Rigoni's Ithaka, zijn thuis. De gedachte daaraan, zo schrijft hij menigmaal, dreef hem voort, hield hem op de been. 'We komen toch wel weer thuis,' vroeg Giuanin hem keer op keer. Het is, leert Rigoni ons, niet vaderlandsliefde die soldaten doet volhouden. Het is het verlangen naar huis te gaan.

Op 26 januari levert het restant Alpenjagers een bloedige slag bij het dorp Nikolajevka. Vijf dagen later weten ze uit de Russische omsingeling te breken.

Sergeant in de sneeuw is vergeleken met Xenophons Anabasis, en met Tolstojs Oorlog en vrede. Het is niet de eerste roman met terugtocht als thema, maar het onderscheidt zich van haar illustere voorgangers door de eenvoud, door het als vanzelfsprekende humanisme en door de afwezigheid van pretentie.

Rigoni Stern was dan ook niet een-en-al schrijver. Hij heeft zich altijd ver gehouden, ook nadat hij een succesvol auteur geworden was, van de literaire wereld met haar salons en vernissages. Een landsman, een man van de bergen, van de natuur, een man van Asiago. Toen Primo Levi eens gevraagd werd hoe hij het liefst de kerst zou doorbrengen, antwoordde hij: 'Met Rigoni, in een baita [huisje - HP] in de bergen. Wij met zijn tweeën en een vuur om in te kijken.'

Op dat moment hadden de twee elkaar nog nooit ontmoet.

Herm Pol is winkelchef bij Athenaeum Boekhandel.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum