Recensie: De witte walvis op het gated eiland

25 maart 2015 , door Merlijn Olnon
| |

Auke Hulsts vierde roman, Slaap zacht, Johnny Idaho, draait om een jonge dropout met een missie, een CEO die niet berusten wil in zijn noodlot en een wetenschapster die het leven kan verlengen. Op het eerste gezicht is het vooral een zorgvuldig geconstrueerde en bevolkte dystopie. De met een arsenaal aan technische snufjes in stand gehouden bedrijfsdictatuur 'De Archipel' met zijn winners en losers komt op de recensenten als een geëngageerde waarschuwing over. Maar dat doet de roman geen recht, meent merlijn olnon

N.B. We publiceerden eerder voor uit Slaap zacht, Johnny Idaho. Lees een fragment. Net als uit Hulsts reisverhalenbundel Buitenwereld, binnenzee.

De eilanden en het eeuwige leven

De roman volgt acht dagen lang de missie van een Amerikaanse tiener die zich Johnny Idaho noemt. Johnny is als doelloze en verwaarloosde nerd zwaargewond de woestijn van Utah in komen kruipen om er drieënhalf jaar later als fitte en vastberaden man weer uit te lopen. We ontmoeten hem op een illegalenboot, vlak voor hij ervan afstapt op Downside (het Archipel-eiland voor de onderklasse). Zijn doel: verhaal halen bij de corporate whale die hij verantwoordelijk houdt voor zijn ongeluk.

Die heeft ondertussen zo zijn eigen zorgen. Deze Willem Gerson is vanuit zijn villa op Executive (het gated eiland van de corporate bovenklasse) verwikkeld in een bittere mentale en technologische strijd tegen een vooralsnog onbekende aandoening die hem van binnenuit leegvreet. Zijn hoop is gevestigd op de Japanse biomedica Hatsu Hamada, die onder strikte geheimhouding door hem is ondergebracht op Midlevel (het wooneiland voor witteboorden en kenniswerkers). Ze pendelt heen en weer naar Upside (het corporate eiland), waar zij voor hem werkt aan een baanbrekende therapie: het eeuwige leven.

Het bijna-nu

Het toneel is dit knap beschreven kunstmatige, streng gesurveilleerde en economisch gesegregeerde eilandenrijk dat Gerson en zijn collega-executives via een conglomeraat hebben gecreëerd. Hulst doordringt ons ervan hoe dicht we deze wereld aan de hand van Google, Apple en NSA aan het naderen zijn, met een zeer herkenbare tijd en taal, van een bijna-nu. Met name als Johnny aan het woord is:

‘Mijn naam is Johnny Idaho. Oké, niet echt, maar dat is de naam die ik gebruik – ik kreeg hem van mijn dikke dode moeder. Ik heb de schurft aan chocola, kleine ruimtes en aan mijn oom Bob, maar ik hou van boeken. Ze zitten vol oude woorden en nemen je mee naar werelden die niet zo ziek zijn als deze. Of misschien wel, maar dan liegen ze er tenminste niet over. Een goed boek maakt geen reclame, een goed boek verkondigt waarheid.
Weet je, er zijn dingen die ik vertellen kan, maar er zijn vooral dingen waarover ik mijn kop moet houden. Omdat je nooit weet wie er meeluistert. Alleen mensen die niets hebben meegemaakt, kunnen vrijelijk over zichzelf vertellen, op sociale media en meer van die bullshit. Ik heb die vrijheid niet. Soms denk ik: bijna niemand. Alleen de simpelste zielen. De gelukkigen.
Daarom praat ik nu maar een beetje tegen jou aan, oké? Omdat je niet bestaat. Knijp maar es in je arm. Zie je wel?’

De wraakzuchtige zoeker

Hoewel Johnny zich rechtstreeks tot ons richt, en hoewel Hamada's verhaal evenveel pagina's in beslag neemt als dat van Gerson, is het deze van oorsprong Nederlandse kapitalist die de spil vormt van Hulsts verhaal. De Amerikaanse Johnny en de Japanse Hamada worden in zijn baan getrokken en draaien in steeds kleinere cirkels om hem heen, om hem uiteindelijk zonder het van elkaar te weten gelijktijdig de persoonlijke en professionele genadeklap toe te dienen. Maar het is toch vooral de genoegdoening zoekende Johnny die het menselijke verhaal vertelt binnen het grote dystopische verhaal van De Archipel en het werk van Gerson en Hamada.

Het zijn vooral zijn ontwikkeling, morele dilemma's en levensvragen die het ontzagwekkende decor en het maatschappelijk geengageerde verhaal vullen met leven en beweging. De roman is daarmee vooral een moderne queeste, met als eigenlijk onderwerp het meer persoonlijke verhaal van de onschuldige maar wraakzuchtige zoeker (Johnny) en de wrede maar onwetende gezochte (Gerson). Dat kleinere verhaal, dat het grotere verhaal uiteindelijk volledig domineert, is heel openlijk geënt op Melville's Moby Dick, Johnny’s lievelingsboek.

Wat ooit leek te beginnen als een als roman vermomde maatschappijkritiek, blijkt uiteindelijk een vernuftige en levendige literaire allegorie te zijn. Net als Gerson, Hamada en Johnny worden wij gedwongen onszelf nog eens af te vragen wat wij goed en slecht vinden in onszelf en de wereld, hoe die twee zich tot elkaar verhouden, en wat voor persoonlijke ongemakken en morele offers wij aanvaardbaar vinden in de strijd tegen groot maatschappelijk kwaad. En dan te bedenken dat het kwaad van de een zomaar het goede kan zijn van de ander. In dat morele mijnenveld heeft Hulst zijn Johnny laten verdwalen. Zelf kiest Johnny uiteindelijk (laat, te laat) voor het menselijke. Nu jij.

Merlijn Olnon is manager academische boeken voor de Athenaeum Boekhandel, redactieraadslid voor Spui25 en redacteur van De Gids.

pro-mbooks1 : athenaeum