Recensie: Delirisch levenslied in poëtisch proza

16 juni 2015 , door Emilie Franse
| | |

Meriswin is een ode aan de liefde, de drank en de Nederlandse taal. Een man brengt zijn leven door in het café, raakt in een delirium en belandt met een ernstige leveraandoening in het ziekenhuis. Dat klinkt als een donker verhaal over de dood, maar het tegendeel is waar. Meriswin is een kleurrijk verhaal over het leven. Een typisch bouazzaiaanse roman bovendien: ritmisch, erotisch, poëtisch, rauw en vol humor.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Meriswin. Lees het fragment op Athenaeum.nl.

‘Ogen van nebris en handen van sierlijke meien’

Toen de nieuwe roman van Bouazza bij Athenaeum uit de dozen gehaald was, las ik hem bijna in een adem uit. Bijna, want het eerste hoofdstuk viel mij zwaar. Meriswin staat bol van de stijlfiguren en van woorden die ik nooit eerder heb gelezen: ‘ogen van nebris en handen van sierlijke meien’, ‘efebenrug’, ‘ingehouden borborygme’, ‘solaire eucharistie’, ‘profylactische weeklacht’. Het lijkt wel of Bouazza het erom doet.

‘Dan lag tussen de geopende binnendijen, die een en al kneedbare warmte waren, een vulva donkerroze en cinnaber te glinsteren in het gelige schemer van de pelita – het dekbed, de lakens en terughoudendheid lagen op de grond.’

De taal is vaak zo abstract en poëtisch, dat je je afvraagt of de woorden wel kloppen. Kort hierop heeft Bouazza het over een ‘palita’; zou hij die ‘pelita’ bedoelen? En wat betekent dat? Een woordenboek biedt niet altijd soelaas.

Je denkt Bouazza echt op een taalfout te betrappen als hij ‘golfijntje’ schrijft, waar een alinea eerder nog ‘dolfijntje’ stond. Maar zijn medicijngebruik, dat letterlijk tussen dolfijntje en golfijntje staat, verklaart wellicht spelfouten: ‘de nevels van alprazolam, lorazepam en imipramine nog in zijn hoofd [en] omeprazol, thiamine, tramadol, paracetamol, vitamine-B complex forte, furosemide, spironolacton, propranolol, triamtereen.’

Ik stop met zoeken naar taalfouten, en begin met genieten van deze roman. Ik laat mij gidsen door een wereld van hallucinaties en waanbeelden, gevat in beeldschoon poëtisch proza.

‘Een lied is tot ons gekomen dat wij zingen willen, sta ons bij, schone muzen, maar omdat wij niet rijmen kunnen, maar wel trommelen, zullen wij het in proza vertellen.’

‘Stad van muzen en muizenissen’

Meriswin laat zich lezen als sleutelroman. Het begint met een dag op het terras van een café in Amsterdam.

‘Stad van muzen en muizenissen, van geveinsde liederlijkheid en gereguleerde onmatigheid. Stenen paradijs voor belastinginners. Stad van saletjonkers en rokkenjagers, waar vrouwen de broek verkiezen en stokvis als maal bereiden en muilenbier te drinken geven; soms, voor de gelukkige, malse tong en veie lendenstuk.’

Uit Bouazza’s gedetailleerde beschrijvingen is op te maken dat de heren op het terras van café De Zwart op het Spui zitten, waar het ontbijt ‘rood ingeschonken wordt’ om later op de dag over te stappen naar het naastgelegen café Hoppe (zand op de vloer), ‘bedoeld voor de avond’. Bouazza is er een veelgeziene gast. Meriswin is een roman met sterk autobiografische elementen.

Er volgen meer verwijzingen. De oude heer Bolos – boekverkoper en boekenverzamelaar, wonend tegenover het café – is onmiskenbaar wijlen Johannes van Dam. De kale man achter het raam van een grachtenpand, met ziekenfondsbrilletje, zijn handen op de rug en bretels over de romp, is Prometheus-uitgever Mai Spijkers: ‘Niet alleen straalde hij rijkdom uit, hij glom ook als een open schatkist.’ Bouazza verwijst niet alleen naar plaatsen en personen, maar terloops ook naar zinnen of taalgebruik van dichters als Anna Bijns en Paul van Ostaijen. Het verhaal is gelardeerd met verwijzingen en bevat anagrammen; de zoektocht kan beginnen.

‘Heksenhut van halitose’

Door het ritme en de gelaagdheid laat het proza van Bouazza zich ook lezen als een gedicht. Bouazza is een taalkunstenaar, gevormd door zijn Marokkaanse achtergrond en zijn werk als vertaler van Arabische Middeleeuwse teksten en gedichten. Verten en diepten zorgen voor dynamiek. Hij ziet niet de vogel vliegen, maar het silhouet daarvan: ‘Af en toe gleed de schaduw van een vogel over de vloer. Een zwaluw, aan het silhouet te zien.’ Het Spui wordt een parallel universum:

‘Niets bewoog om het plein heen wat zich niet in de etalages bekeek en erdoor opgeslokt werd in dat parallelle universum waarin elke ijdelheid gedoemd is te verdwijnen, waarin elke gereflecteerde ontmoeting onherroepelijk uit elkaar valt. Het is de aquatische wereld waarin glas de stad verandert die de stad waarlijk onderscheidt van het leven in lemen dorpen, waarvan er geen zijn in dit land. Het is glas dat boer van stedeling onderscheidt. Glas waaruit men niet drinken kan.’

Of als een sprookje: ‘Ze keek onder haar bed, maar daar was het stoffig en donker (heksen en kobolden hielden hun adem in toen ze haar zagen), ze moest onder het bed kruipen, ze begon al, maar – Ga slapen! Meteen!’

Of als een impressionistisch schilderij. Bouazza is sterk in sfeerbeelden en haarscherpe observaties. Zeer gedetailleerd beschrijft hij omgeving, geuren, kleuren, kleding en expressies van figuranten. Maar als je je laat meevoeren in de aangename cadans van zijn beeldend proza, word je plotseling ruw wakker geschud. Zo liefdevol als hij over zijn muze Merijne schrijft – ‘een zonne-uitbarsting in blauw saffier in haar ogen, atmosferisch haar verschijning, maar zo aards en etherisch tegelijk was haar aanwezigheid en het was het aardse in haar dat hij beminde: het celestiale kreeg hij erbij’ – zo grof kan hij uitwijden over haar onhebbelijkheden.

‘Wat verborg haar alabasteren, ongeparfumeerde, zoetgeurende huis toch aan vunze hopen en walmen. De warme, lycheeachtige smaak van haar mond was in de ochtend een kortstondige heksenhut van halitose.’

Het impressionistische schilderij verandert plotseling in een doek van Jheronimus Bosch.

‘Het vlees is nimmer zwak’

Met deze alinea zet het delirium in:

‘Mutanten en muizenissen beheersten het schemergebied waarin hij terecht was gekomen. De herdersuurtjes met zijn monsters en wisselgedaanten in greppels en onder struiken werden vaak verstoord, niet vreemd dat ze daarom steeds terugkeerden – zowel monsters als pastorale geniepigheden.’

Meriswin begint in de ik-vorm, maar gaat bijna ongemerkt over op de derde persoon op het moment dat hij in een delirium raakt. Het lijkt of Bouazza openhartiger vertelt wanneer het een ander betreft.

‘Hij’ wordt opgenomen in het ziekenhuis. Werkelijkheid en hallucinaties wisselen elkaar af en lopen in elkaar over: ‘Hij zag [verpleegkundige] Wilma niet meer en vroeg zich af of zij een hallucinatie was geweest. Hij durfde echter niet naar haar te vragen, bang dat zijn vertwijfeling bewaarheid zou worden.’ Zijn hersenspinsels doen soms denken aan die van Maarten Klein, de hoofdpersoon uit Bernlefs Hersenschimmen die langzaam maar zeker dement wordt. Hij raakt zijn besef van tijd kwijt, hoewel hij zelf beweert het heus nog wel te weten. De desoriëntatie slaat over op de lezer.

Op de laatste pagina loopt hij het ziekenhuis uit, rechtstreeks zijn telkens terugkerende hallucinatie in: ‘Een meisje, haar gezicht bijna geheel omwonden door een gele sjaal, in een blauwe houtje-touwtjejas en grijze laarsjes, droeg trots een kleine kerstboom naar huis.’ Of is het deze keer werkelijkheid?

‘Het zal goed komen [...] als hij zijn ziektes aan de poort van de dood maar verkoopt.’

De opbouw van het verhaal is fragmentarisch: nuchtere passages worden afgewisseld met delirische, heden met verleden, zijn leven met dat van zijn muze. De roman kent geen plot. De boodschap die Bouazza meegeeft is deze: ‘Ziel noch geest heeft ooit enige kracht, vlees en beenderen heersen altijd. Het vlees is nimmer zwak.’ En:

‘Laten we eerlijk zijn: dit is het leven dat eenieder leiden of lijden moet, elk op zijn eigen manier weliswaar, dus hij zag geen schade in zijn manier. Het leven moet nu eenmaal geleefd worden. Een langzame verdrinkingsdood waar geen omringend water aan te pas kwam.’

Tijdens de presentatie van zijn boek zei Bouazza: ‘Ik heb dit boek geschreven met de precisie van de dichter en de hartstocht van de wetenschapper.’ En dat is voelbaar. Drinken zal Bouazza altijd blijven doen, want hij wil niet leven met een ‘onvervuld verlangen’. Hopelijk zal hij ook altijd blijven schrijven.

Emilie Franse is socioloog en boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel.

 

Meriswin van Hafid Bouazza is te koop bij Athenaeum Boekhandel en te bestellen op Athenaeum.nl, om af te halen of thuis te laten bezorgen.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum