Recensie: Een superlul en een total loss

19 december 2011 , door Fabian Takx
| | |

Liefst tweemaal is Henk van Straten genomineerd voor de BNG Nieuwe Literatuurprijs, met Superlul en Salvador. Op 9 februari 2012 zal Van Straten, in 2010 al genomineerd voor Smet, weten of hij met zijn dubbelslag meer kans heeft dan met één boek. Dan wordt de prijs uitgereikt in de Amsterdamse Stadsschouwburg.Wat de eenendertigjarige Eindhovenaar bezielt, is niet helemaal duidelijk, maar het is hoe dan ook een bijzondere tour de force om twee boeken van 250-plus pagina’s tegelijkertijd te voltooien, zeker als ze zo volstrekt verschillend zijn.
Superlul is een satire, Salvador een psychologische roman. Zo grijpt Van Straten terug op de klassieke genres van de tragedie en de komedie. Met Griekse allure. Door fabian takx.

Een lul als last en lust

Wat beide romans gemeen hebben, is dat de hoofdpersoon een absolute antiheld is, overgeleverd aan het Fatum. Alleen loopt het met Superlul goed af en verliest Hendrie Perenboom uiteindelijk zijn strijd. De hoofdpersoon van Superlul, die nooit anders dan met die benaming wordt opgevoerd, heeft een ‘monsterlijk geslacht’ van nooit vertoonde afmetingen. Dat voelt in zijn jeugd als een loden last (ja, ja, letterlijk en figuurlijk) maar als hij na een mislukte zelfmoordpoging (een sprong van de eerste verdieping van zijn ouderlijk huis) in het ziekenhuis belandt, ontdekt hij dat zijn ‘megalul’ ook voordelen heeft.

Niet alleen trekt hij er een onafzienbare stroom vrouwen mee aan, maar ook De Telegraaf en in het spoor daarvan RTL Boulevard, en al spoedig is hij een Bekende Nederlander. Met als manager de uitgerangeerde rapper Lange Frans,die hem met ongearticuleerde kreten begeleidt als ‘Holy fok, ouwe!’ en ‘Wat de fok, ouwe!’ Superlul, die niets heeft om op terug te vallen behalve zijn legendarische geslachtsdeel, wordt overal gevraagd, en als hij zijn pièce de résistance op tafel legt bij DWDD, is zijn kostje gekocht. Tenminste, zo lijkt het, want de roem van de anti-held blijkt vergankelijker dan hij en Lange Frans hadden gehoopt, ondanks Superluls stormachtige verhouding met Carice van Houten.

Als hij ten slotte door John de Mol wordt gevraagd in het BN-survivalprogramma Celebrity Jungle Bungle, weet de gevallen held niet hoe snel hij de laatste strohalm moet grijpen. Daarna volgen de krankzinnige verwikkelingen zich in een steeds hoger tempo op, van een ontmoeting met Nick en Simon die Superlul een Zen-boeddhistisch levenslesje geven tot een Heart of Darkness-achtige apotheose met wijlen Willem Ruis. Uiteindelijk loopt het allemaal toch nog goed af en ontmoet Superlul zelfs een GN’er (Gewone Nederlander), Henk van Straten uit Eindhoven die zijn memoires moet uitwerken. De uitgever introduceert hem zo: ‘Henk is een ongelooflijk goede schrijver. Maar ook hartstikke hip. Kijk dan, al die tatoeages. Hij is de Ben Saunders onder de schrijvers, dat klinkt op zich niet verkeerd. Hij is in ieder geval weer eens iets heel anders.’

Hendrie, Hoop en de Redder

Salvador daarentegen, is iets heel anders: een paranoïde Odyssee die enigszins doet denken aan die van Jörgen Hofmeester in Tirza van Arnon Grunberg. De eerste twee pagina’s zijn meteen de beste, een proeve van schrijverschap die je meteen het boek intrekt. ‘Call me Ishmael,’ luidt de eerste zin. Door het begin van Moby Dick letterlijk te citeren, maakt Van Straten meteen duidelijk dat Salvador Literatuur is, met de bijbehorende verwijzingen en parallellen. Hendrie Perenboom identificeert zich met Ishmaël, ‘de verloren vreemdeling uit zijn favoriete boek, ogen tot spleetjes geknepen in de gure haven van Nantucket, klaar om aan boord van een walvisvaarder te gaan en maar te zien waar het schip hem brengen zou, gestuurd en voortgedreven door een kracht waarvan hij de dimensies niet kende’.

Hendrie zucht onder zijn bescheiden komaf, hij komt uit ‘het kamp’ waar alleen maar geknokt, gescholden, gezopen, gecopuleerd en tv gekeken wordt, en vooral veel plat Brabants wordt gesproken. Hendrie doet alles om daaraan te ontsnappen, door goede boeken te lezen en te gaan studeren.

Toch weet hij maar niet aan zijn ‘Zwarte Zee’ te ontsnappen. Maar dan krijgt hij op een dag een bericht uit Spanje: hij heeft een zoon, schrijft een Spaanse one night stand hem die veelbetekend Esperanza heet. Deze Salvador wordt de strohalm waar de reusachtige Hendrie (ook hij is dus een anomalie, al betreft het zijn hele gestalte) zich meer en meer aan vastgrijpt teneinde toch nog de Witte Zee te bereiken. Het boek loopt af als een klassiek Grieks drama, maar hoe, dat verraad ik niet.

Twee boeken

Een compositorische overeenkomst met Superlul is het veelvuldige gebruik van flashbacks; in Salvador wisselen episodes uit het heden en het verleden elkaar af, in Superlul wacht de hoofdpersoon vele hoofdstukken lang op een audiëntie bij John de Mol, terwijl hij zich zijn verleden herinnert en op zijn memorecorder inspreekt.

Stilistisch zijn er overeenkomsten in de intensiteit die Van Straten bij tijd en wijle weet op te roepen, door zijn imposante, soms op hol geslagen fantasie en zijn gevarieerde zinsbouw die het verhaal ritmisch voortstuwt, zodat de getoebleerde gemoedstoestand van zijn beide protagonisten goed voelbaar wordt. Een andere overeenkomst is dat Van Straten vaak te veel haast lijkt te hebben gehad, te graag zijn Definitieve Entree in de letteren lijkt te willen maken, want zo veelbelovend als Salvador begint, zo langdradig worden de verwikkelingen daarna uitgesponnen, en ook Superlul doet er te lang over om echt op gang te komen.

Vooral Salvador is waterige soep; talloze passages over doelloze wandelingen en het voederen van zwerfhonden volgen elkaar op, waarschijnlijk bedoeld om de spanning op te voeren, maar met te weinig concentratie genoteerd. ‘In een klein steelpannetje verwarmde Hendrie bruine bonen in tomatensaus. In een bakpan lagen twee kogelbiefstukjes te spetteren. Hendrie draaide de twee pitten uit en liet het eten op een bord glijden. Hij dronk rode wijn uit een klein glaasje zonder voet.’ Bruine bonen met tomatensaus? Een klein glaasje zonder voet?

Naast dit soort haast triviale uitweidingen staan er teveel lelijk of krom geformuleerde zinnen in het boek. ‘Het koortsige analyseren van mogelijke scenario’s transformeerde nu langzaam naar een dromerige fantasie over hem en Salvador in het vliegtuig terug naar Nederland’ of: ‘Hij wilde Esperanza ter verantwoording roepen, maar dat was een vaag gevoel, meer dan een beargumenteerd verlangen.’ Plastisch valt er soms ook weinig chocola van de beschrijvingen van de gemoedstoestand van de getormenteerde Hendrie te maken: ‘Hij voelde de frustratie vanuit zijn achterhoofd terug zijn keel inzakken.’ Daar staan echter wel geslaagde, soms tragikomische observaties tegenover. ‘De koude, striemende wind maakte van hem een filmpersonage. The Good, the Bad and Hendrie.’

De Ben Saunders onder de schrijvers

Zeker is dat Henk van Straten uit Eindhoven een schrijver is die ‘het’ in zich heeft. In zijn durf en radicaliteit is hij een verrijking voor de Nederlandse letteren. Een rock ’n roll-figuur, zoals collega Alex Boogers hem noemt, die zich soms misschien iets te veel laat meeslepen door zijn eigen schrijfwoede. In Superlul is hij soms te melig, als Herman Brusselmans op zijn mindere momenten, in Salvador rekt hij de grenzen van het geloofwaardige wel erg ver op. Maar hij heeft zeker een eigen toon.

Voor hem spreekt bovendien dat hij niet te beroerd is zichzelf als een schlemielige Joop Klepzeiker onder de literatoren af te schilderen. Zo staat er een filmpje op zijn site waarin hij bij Bekende Schrijvers als Robert Vuijsje en James Worthy langsgaat om ze te vragen reclame voor Superlul te maken. Maar nee, ze weigeren categorisch hun ‘naam te verbinden’ aan een boek met zo’n titel, van een auteur uit godbetert Eindhoven. Zijn laatste hoop, Bekende Eindhovenaar Theo Maassen, smijt zijn camera voor zijn voeten kapot.

Of alle BN’ers die in Superlul voorkomen er wel geamuseerd over zullen zijn, valt te betwijfelen, sterker, ze schijnen in Story hun beklag te doen. Een stoet van bekende dwergen trekt voorbij, van Albert Verlinde tot Jody Bernal en van Robert Jensen en ‘Terror Jaap’ tot Regilio Tuur (die inmiddels drugsdealer is geworden). De blatende Patty Brard doet het met de vroegdemente, zwaar-alcoholistische Ron Brandsteder, Caroline Tensen is de vileine opportunist die Superlul erin luist, en dan heb je nog de kwetterende, nooit luisterende erotomaan Van Nieuwkerk en de botergeile kwezel Yvon Jaspers... en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het is zonneklaar dat Henk heel veel uren voor de televisie moet hebben doorgebracht, want hij weet zijn bekende typetjes overtuigend op te voeren, inclusief kenmerkend taalgebruik. Zelfs Pino uit ‘Sesamstraat’: ‘Ik mag geen noten. Weet de redactie dat? Ik ben allergisch voor noten. En voor zemelen. En ook voor peterselie. Is dat doorgekomen?’

De wurgende stompzinnigheid van het BN’erdom en de Nederlandse televisie, dat is geen wereldschokkende thematiek, en het vergt doorzettingsvermogen om al die idiote avonturen van de held-op-sokken uit de titel te blijven volgen. Maar ik merkte zelf dat het boek me prettig escapistische uurtjes bezorgde, zeker toen ik de conventies van zijn universum had aanvaard. De een zal om Superlul kunnen lachen, de liefhebber van serieuze Literatuur zal het boek al snel terzijde leggen. Of hij Salvador ook zal waarderen, hangt af van zijn toegeeflijkheid. Van Straten is niet gezegend met een groot talent voor beeldspraak en erg subtiel gaat het er in de beschrijving van de wanen van de machteloze Hendrie niet aan toe. Maar zoals gezegd, al treedt zijn proza geregeld buiten zijn oevers, de kolkende onderstroom van een ruw talent is er wel degelijk.

Fabian Takx is freelance journalist en auteur.

pro-mbooks1 : athenaeum