Recensie: Van Barnes houden

30 november 2015 , door Esther Wils
| | |

De Britse schrijver Julian Barnes werd twee weken geleden bekroond met de prestigieuze David Cohen Prize for Literature, vanwege de uitzonderlijke en constante kwaliteit van zijn omvangrijke productie in verschillende genres: de roman, het korte verhaal, de essayistiek en de literaire kritiek - en dan hebben we zijn detectives [onder pseudoniem Dan Kavanagh] nog buiten beschouwing gelaten, aldus jurylid Mark Lawson in een interview.
In februari verscheen het eerste boek na zijn opzienbarende lange essay over de dood: Nothing to be Frightened of uit 2007, de verhalenbundel Pulse, nu in het Nederlands vertaald onder de titel Polsslag, waarin veel van Barnes’ beminnenswaardige eigenschappen compact aanwezig zijn. Door esther wils.

Barnes' kwaliteiten

Is de schrijver te vaardig geworden in het vertellen van een verhaal? Of is lezer afgestompt geraakt voor de perfectie van diens werk, zoals in een lang huwelijk de blindheid intreedt voor de bijzondere charme van de ega, die zo vanzelfsprekend is geworden dat ze niet meer verleidt? Het lezen van Pulse is een gemengd genoegen voor wie het werk van Barnes kent. Zoals zijn eerdere boeken noodt het tot onverantwoord lang doorlezen; de niet-demonstratieve intelligentie, het verfijnde psychologisch inzicht, de menselijkheid die geen harde waarheden schuwt, de licht ironische humor die geen afbreuk doet aan de intimiteit, de geraffineerde woordkunst die nooit om het spel wordt gespeeld, Barnes’ vertrouwde maar nooit uitgeputte thematiek van relaties met de raadsels, jaloezie, driehoekswerking, en andere vormen van sleet die ze meeslepen, maar ook de betovering, de verbazing en het allesdoordringend karakter van liefde en rouw – de elementen zijn allemaal present en toch weer anders geschud.

Maar waar staat Barnes? Aan de kant van zijn wat kleinburgerlijke maar volstrekt integere en lichtelijk tragische verlaten mannen (een makelaar in ‘East Wind’, een wandelaar in ‘Trespass’), aan die van de stadse en prettig beschonken disgenoten van het hilarische kwartet ‘At Phil & Joanna’s’? Is hij de weduwnaar die op eilandbezoek gaat, naar een gekoesterde vakantiebestemming van het voormalige echtpaar?
Er zijn blijkbaar meer lezers die zich dat afvragen, en allemaal tuinen ze erin; geen van de critici die ik heb gelezen heeft zich gerealiseerd dat ‘Marriage Lines’ is geschreven vóórdat Barnes’ echtgenote, literair agente Pat Kavanagh, najaar 2008 overleed, kort nadat een hersentumor bij haar was geconstateerd. En toch staat de oorspronkelijke verschijningsdatum (‘a radio commission for Alan Howard’s voice in 2007’) voor in het boek, bij de verantwoording.

Terug naar Flaubert's Parrot

Het antwoord ligt wat mij betreft besloten in Barnes’ feestelijke en naar de vorm fantastisch vrijgedachte ‘biografie’, Flaubert’s Parrot, die ik voor de gelegenheid van de Cohenprijs nog eens heb herlezen. Barnes identificeert ‘the Flaubertian grotesque’ als de kern van diens werk, hieronder in een analyse van de papegaai Loulou die aan het slot van ‘Un coeur simple’ aan zijn stervende bazin verschijnt als welkomstbode in de hemel:

‘The control of tone is vital. Imagine the technical difficulty of writing a story in which a badly-stuffed bird with a ridiculous name ends up standing in for one third of the Trinity, and in which the intention is neither satirical, sentimental, nor blasphemous. Imagine further telling such a story from the point of view of an ignorant old woman without making it sound derogatory or coy. But then the aim of ‘Un coeur simple’ is quite elsewhere: the parrot is a perfect and controlled example of the Flaubertian grotesque.’

Ook Barnes heeft een ontwikkeld zintuig voor het groteske, op grote schaal – zie England, England, waarin een eilandje voor de kust voor toeristische doeleinden tot een pretpark van Britsheid wordt getransformeerd, zie A History of the World in 10 1/2 Chapters, waarin een worm in Noachs ark als verteller optreedt – maar ook in het schijnbaar kleine. De individuele gedachte- en gevoelswereld neemt niet veel plaats in maar is in praktijk het meest oneindige dat wij ervaren, en als zodanig een heel serieus onderwerp voor een schrijver (zelden straatrumoer te herkennen bij Barnes), ongeacht de sociale status, sekse, leeftijd et cetera van de personages die hij kiest. Flaubert, ‘bourgeois bourgeoisophobe’, koos eenvoudige vrouwen als hoofdpersoon – ook Madame Bovary is maar beperkt ontwikkeld – en toonde een intens inlevingsvermogen in hun binnenwereld en omstandigheden; hij kiest geen partij en hanteert als toon een legering van ironie en mededogen. Barnes doet hetzelfde, bijvoorbeeld in het verhaal ‘Gardeners’ World’.

‘And it always took him back to his late adolescence, a time when for him fear and distrust of the world were about to turn into a hesitant love of it, when life was poised to lurch irretrievably in one direction or another, when, as is now seemed to him, you had a last chance to see clearly before being flung into the full business of being yourself among others, at which point things proceeded too fast for proper examination. But then, just back then, he had specialised in seeing through the hypocrisy and deceit of adult life. True, his Northamptonshire village contained no obvious Rasputin or Himmler; so the great faultlines of humanity had to be mapped from the possibly unrepresentative sample of his parents’ friends. But this made his findings more valuable. And it had pleased him to detect vice hidden in the seemingly innocuous, not to say beneficial, occupation of gardening. Envy, greed, resentment, the costive withholding of praise and its false overlavishing, anger, lust, covetousness and various other of the deadly sins he couldn’t quite remember.’

De keerzijde van de charme?

Rob van Essen stelt in de NRC van 29 maart dat Barnes op zijn sterkst is in de verhalen met een essayistisch karakter en weinig plot; mijns inziens zitten er minstens evenveel gouden zinnen in de overpeinzingen van de personages in de anekdotischer verhalen. Het gaat erom je niet te laten afleiden door de verhaallijn en alert te blijven op die vele details en wendingen die de verhalen zo rijk maken maar door de soepele stijl al te moeiteloos naar binnen glijden. Zo is ‘Marriage Lines’ naar mijn smaak niet ‘zoet’ (volgens Van Essen) maar een overtuigend staaltje van verplaatsing in de werking van verlies en rouw waarop geen mens is voorbereid. Het is ook geen verheerlijking van de ‘robuste, zwijgzame eilandbewoner’ (Van Essen) maar een effectieve illustratie van het tekortschieten van de verstandelijk en verbaal begaafde hoofdpersoon. Als er dan eindelijk gehuild wordt is het ‘not even for her, for their memories. They were tears for his own stupidity. His presumption, too’.

Vaak verwerft de ega in de loop van een huwelijk inzicht in de keerzijde van de charme van de ander. Bij Barnes is er geen keerzijde; hij is trouw aan zijn thema’s maar herhaalt zichzelf niet, zijn superieure humor wil niet lollig zijn, zijn puntgave stijl zoekt geen applaus, zijn wijsheid maakt hem niet blasé. He’s too good to be true – het gebrek, de ongelovigheid, de armzalige behoefte aan de schrijver als moreel kompas ligt bij de lezer en het probleem in het meesterschap van Barnes: in zijn korte verhalen evenaart hij de rijkdom aan stemm(ing)en van menige roman, maar ze zijn zo gauw op...

Gelukkig verschijnt in augustus de roman The Sense of an Ending, en is Barnes regelmatig te volgen in tijdschriften en kranten als Granta, The Guardian en The New Yorker. Zie voor vindplaatsen www.julianbarnes.com.

Esther Wils is redactiesecretaris van algemeen cultureel en literair tijdschrift De Gids.

pro-mbooks1 : athenaeum