Recensie: De subtiliteit van het cliché

30 november 2015 , door Marleen Louter
| | |

Sinds er in 2009 een sneeuwstorm over het Groningse landschap raasde en er in het weerbericht voor het fenomeen werd gewaarschuwd, duikt het woord regelmatig in dichtbundels op. Bijvoorbeeld ook in Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen, de nieuwste bundel van de Vlaamse dichter Leonard Nolens. 'Zij bloeide bij vriesweer. Haar voorjaar verloste de straten / Van sneeuwjacht, haar zon brak het ijs / En ontgrendelde ramen en deuren, ontdooide de spiegels / En ziet me nu beter dan ik.' Door marleen louter.

Sneeuwjacht. Een woord dat de poëzie al in zich draagt, dat refereert aan dreiging, geweld en verborgen schoonheid, en toch aards en concreet is. Het is niet verwonderlijk dat een dergelijk woord juist door Nolens wordt gebruikt. Hij is - en dat is hij al jaren - een dichter van het Grote Gevoel, terwijl tegelijkertijd de realiteit nooit ver weg is.

Niet dat hij altijd grote woorden nodig heeft om daaraan te refereren. Zoals het fragment hierboven al laat zien is Nolens juist een dichter die de betekenis van zijn woorden kan beteugelen. Hij speelt een subtiel spel met klank, ritme, rijke metaforen en contrastrijke woorden. Ook in Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen is het resultaat daarvan een uitgebalanceerde bundel, die de reikwijdte van het volle leven in gepolijste beelden en soepele zinnen omvat. Er zijn maar weinig dichters die in zo veel variaties kunnen uitdrukken wat het betekent om iemand lief te hebben. Nolens neemt elk cliché serieus maar vervalt er nooit in, doordat hij het in alle uithoeken heeft verkend - en dat nog steeds doet. Ook letterlijk:

'Cliché

Laat haar met rust.
En laat haar alleen overdag.
En wacht, onderga
De slepende klok van haar lokroep.

Ga niet overstag.

Wacht. En zoek 's avonds
De deur en klop aan en omhels
De spannende sleur
Van je liefde. Verzwijg je cliché

Dat ons afscheid ons al tegemoetkust.'

Een rafelrand in de bundel vormt de titelafdeling 'Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen'. Daarin schetst Nolens, verpakt in schijnbaar vaderlijke adviezen, de verhoudingen tussen opeenvolgende generaties. De vondst van Nolens in deze reeks is de tussenpersoon die hij oproept. De indirecte manier waarop hij zijn boodschap overbrengt 'aan de kinderen', vergroot de pijnlijke gewaarwording die aan de gedichten ten grondslag ligt.

Er is die definitieve verwijdering van wie jonger is, van zijn kinderen; het niet-begrijpen van de manier waarop ze hun leven leiden ('Wij lazen toch kranten. Wij wisten wat echt is./En zij, onze dwazen van kinderen, leren zich / Futurologisch een leerdicht vanbuiten') en, uiteindelijk, het besef van sterfelijkheid dat door die verwijdering wordt geïmpliceerd ('Een kind is stokoud / Ik besta al zo lang / Ik ga al een eeuwigheid mee, zoveel langer / Dan u met uw sleetse manieren').

'[...]

Dus zeg aan de kinderen dat wij niet deugen.
Wij hebben de ernst van het spel omgewisseld
Tegen de knikkers, het spel van de ernst.
Wij casten ons hart in de danspoppenkast
Van bureaus en fabrieken. (klik hier op Cliché.)'

Ook aan het eind van deze reeks benadrukt Nolens de onontkoombaarheid van het cliché. Het spel, de vrijheid, dat is wat de jeugd werkelijk scheidt van de door levenservaring geplaagde dichter. In de twaalf voorafgaande gedichten heeft hij om dat besef heen gedicht, om het daarna toch te benoemen; het is een proces waaraan niet te ontkomen valt. De reeks is, als een cliché, een meedogenloos stempel op de werkelijkheid, die in Nolens’ poëzie echter in al zijn nuances zichtbaar wordt gemaakt.

Hoewel trefzeker is de poëzie van Nolens, als je er eenmaal mee vertrouwd bent, rustig en menselijk. Zijn woorden hebben spanning genoeg om te boeien, maar je kunt er wel min of meer bij aan de zijlijn blijven staan, om van een afstandje te kijken naar wat Nolens doet. Juist daarom is de reeks 'Devies', waarmee de bundel eindigt, zo interessant. Want daarin heeft Nolens de taal ingeklonken, uitgebeend, en het vertrouwde taalspel tot de essentie teruggebracht.

'Luwte

Blijf lang op het land
In de luwte, wees mensenschuw.
Wees bang voor de tic
Van je reislust die trekt in de blik

Van de zwaluw.

Stop aan de standsrand.
En voel je vermoeidheid, je honger
En dorst aan de tand.
En neem met die afstand je centrum

De maat.'

Experimenteel wordt Nolens ook hier niet, hij verleent de taal geen autonomie. Maar door zijn taalspel net iets meer op de voorgrond te stellen wint de poëzie wel aan overtuigingskracht. Doordat hij haar doelbewust een fractie uit evenwicht brengt, dwingt hij de lezer na te denken over wat de taal hier beschrijft, iets waarvan je de contouren herkent maar dat je niet op een andere manier zou kunnen beschrijven zonder het aan kracht te laten inboeten. Daar laten de woorden meer ruimte voor twijfel, vervreemding en verwondering, en stijgt de bundel definitief boven de realiteit uit.

Schrijven is schrappen, ook dat is een cliché.

Marleen Louter is neerlandica. Ze schrijft recensies voor Recensieweb.nl en werkt als redacteur voor onder meer Athenaeum.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum