Recensie: Bleker doet een rousseautje

06 maart 2012 , door Pieter Hoexum
| | | |

Staatssecretaris Henk Bleker (CDA) zei geen spijt te hebben van zijn uitnodiging live bij Pauw & Witteman aan Mauro om mee te gaan naar de voetbaltopper FC Twente – PSV. 'Wat mensen ervan vinden, het zal me even', reageerde Bleker in een radioprogramma. Bleker zei echt te doen te hebben gehad met de jonge Angolees die van Blekers partijgenoot Leers het land uit moet. We moesten goed begrijpen dat zijn actie ‘authentiek uit een impuls geboren’ was.
Je zou het, naar aanleiding van Maarten Doormans Rousseau en ik, 'een rousseautje' kunnen noemen. Rousseau biechtte van alles op in zijn Bekentenissen, grote en kleine misstappen, maar niet om er schuld over te bekennen of verantwoording af te leggen, integendeel: hij meende dat het eerlijk bekennen van de misstap, anderen het recht ontnam hem iets te verwijten. Als het maar spontaan is, als de actie maar authentiek is, dan is goed. Dan moet je er verder ook niet moeilijk over doen.

Gekunstelde natuurlijkheid of natuurlijke gekunsteldheid

In zijn boek laat Doorman, zeer leerzaam maar nogal uitgebreid, zien hoezeer vele hedendaagse debatten en manieren van denken in het teken staat van authenticiteit. Of het nu gaat om kunst, politiek of onderwijs, het draait allemaal om originaliteit, oprechtheid en zelfontplooiing... En het loopt telkens uit op een onontwarbare kluwen van misverstanden en paradoxen.

Zo moest Rousseau voor een portret waarop hij natuurlijk, ongekunsteld (authentiek) afgebeeld wilde worden, veelvuldig en langdurig poseren. Je kunt dus spreken van een gekunstelde natuurlijkheid. Verder zette Rousseau zich af te tegen de maatschappij waarin hij leefde – om zodoende alleen maar populairder te worden. En dat was eigenlijk ook wel wat hij ook graag wilde...

Over deze en aanverwante paradoxen gaat overigens ook een recent boek van René Boomkens, een boek waarin Rousseau ook centraal staat. Maar het is dan ook een Rousseau-jaar: het is 300 jaar geleden dat hij werd geboren, wat in Nederland o.a. gevierd wordt met het postuum toekennen aan Rousseau van een 'Spinozalens'.

Professoraal betoog

Doormans boek is maar klein, niet meer dan een essay eigenlijk, van 140 pagina's, maar hij maakt bepaald geen haast. Het verhaal komt langzaam op gang. Misschien lijkt dat ook zo omdat de titel erg prikkelt: Rousseau en ik. Maar het is geen persoonlijk, 'autobiografisch' betoog over of met Rousseau, integendeel. De toon is, zeker in het begin nogal 'professoraal': Doorman vertelt kalmpjes wie Rousseau was, wat voor invloed hij had en wat anderen over hem gezegd hebben...

Het is allemaal wel heel erg leerzaam. Langzaam sukkel je als lezer een beetje weg, als tijdens een hoorcollege. Op een gegeven moment wordt de toon zelfs belegen, als Doorman de lezer aanspreekt met 'we'. Zo schrijft hij, nadat hij aan het einde van een hoofdstuk heeft aangekondigd waar het in de volgende hoofdstukken over zal gaan, dat het eerst nog ergens anders moet gaan: 'Laten we daartoe eerst nog eens naar Rousseau zelf kijken...' (mijn cursivering, ph). Alsof er zo'n ouderwetse verpleegster aan je bed komt: 'We gaan naar het toilet...'.

Venijn in de staart

Maar pas op, het wordt toch echt spannend. Het venijn en de grote verdienste van dit boek/essay zit in de staart. Om misverstanden te voorkomen: Rousseau en ik betekent niet Rousseau en Doorman, maar eerder zoiets als 'Rousseau en het ik', Rousseau en het individualisme, om niet te zeggen: egocentrisme. Want authenticiteit en hufterigheid hebben alles met elkaar te maken – Rousseau was een authentieke hufter.

De verrassing die Doorman in petto heeft is – ik zal het vaag houden – dat hij authenticiteit niet wil verwerpen als een onbruikbaar, want verwarrend begrip. Het kind moet niet met het badwater weggegooid worden. Authenticiteit blijkt een van die begrippen waarover we, hoewel we er niet volkomen helder en duidelijk over kunnen spreken, toch niet over moeten zwijgen.

Het morele appèl dat uitgaat van authenticiteit is wel het laatste dat je zou moeten willen verwerpen. Zo moet de kritiek op Bleker natuurlijk niet luiden dat zijn actie helemaal niet authentiek was, noch dat die actie smakeloos en opzichtig was, ook al was ze dat wel. Bleker blijkt een heel enge opvatting van authentiek te hebben. Beter zou het zijn Bleker te verwijten dat hij niet authentiek genoeg was. Hij had veel meer naar zijn gevoel moeten luisteren. Iedereen voelde op zijn klompen aan dat het niet goed zat, dat wat Mauro overkwam onmenselijk en dus onrechtvaardig was.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003, in 2012 verschijnt Reis door mijn rijtjeshuis. Kleine filosofie van het wonen. Hij heeft nu een website, pieterhoexum.wordpress.com.

pro-mbooks1 : athenaeum