Recensie: Sinistere scheurkalender

30 november 2015 , door Christiaan Weijts
| | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu op Athenaeum.nl: Christiaan Weijts over Roberto Bolaño's Naziliteratuur in de Amerika's: 'Moeiteloos neemt Bolaño je mee naar een realiteitsniveau ergens tussen wel- en niet-bestaan. Dat doet natuurlijk elke roman, maar de presentatie in zo’n non-fictievorm, de encyclopedie, maakt je daar sterker bewust van. Dit is een what if-roman in het kwadraat: wat als alles nu eens uit "wat als" zou bestaan? Dit is fictieve non-fictie. Tegelijkertijd ontkom je niet aan de gedachte dat al die geflipte figuren wel hadden kunnen bestaan.'

Ik heb eens in de zaal gezeten bij cartoonist Gummbah die zijn diavoorstelling met ‘Net niet verschenen boeken’ opvoerde. Het publiek schaterlachte bij de omslagen van werken als Borduren met gebalde vuisten van Gerda Klapwijk, Polio-patiënten in de jungle of Een glimmende stemvork suist door de wereld, de verzamelde gedichten van Fleur Bok.

Later heb ik er ook een paar geprobeerd voor een groep studenten. Nauwelijks reactie. Blijkbaar moet je het ook een beetje weten te brengen en moet je je publiek in de juiste stemming krijgen.

Zo is het ook met Naziliteratuur in de Amerika’s van Roberto Bolaño, dat me aanvankelijk wat aan Gummbah deed denken. Het boek is een encyclopedie met biografieën van fictieve schrijvende en dichtende fascisten, querulanten, neonazi’s en andere extremisten, die boeken afleverden met titels als Appels op een trap, De vingerafdrukdieven of een manifest met de titel We zijn het spuugzat.

Voor mij duurde het een stuk of vijf biootjes voor ik erin kwam en er de hilariteit en het absurdisme in wist te waarderen. De effecten zijn minder grof en veel complexer dan bij Gummbah, maar het mechanisme is verwant. Het beeld dat oprijst van deze ‘nazi-literatoren’ is dat van megalomane ijdeltuiten en sneue zelfoverschatters die blind voor de vergeefsheid van hun ondernemingen blijven doorgaan en niet zelden abrupt om het leven komen. (‘Daarna ging hij naar Parijs en daar hing hij zich op in een kamer van hotel La Grèce.’)

Zo zien we mannen die boeken schrijven waar de eerste letters van elk hoofdstuk de zin ‘leve Adolf Hitler’ opleveren, waardoor het werk verboden wordt. We zien een schrijfster die als kind nog met Hitler op de foto is geweest.

‘Er zitten een paar originele pagina’s in’, zegt de encyclopedist over een boek van een vrouw die minnares van onder anderen SS-chef Wolff zou zijn geweest, ‘vooral wanneer ze een vrouwelijk Vierde Reich beschrijft, met hoofdkwartier in Buenos Aires en trainingskampen in Patagonië.’

Bijkomend voordeel van de encyclopedievorm is dat het aantal sterke openingszinnen erdoor verveelvoudigt. ‘De schaarse hagiografieën die over Gonzáles Carrera in omloop zijn, zijn het er allemaal over eens dat zijn werk even briljant was als zijn leven grijs, en misschien hebben ze daarin wel gelijk.’

In die zin is dit boek te lezen als een sinistere scheurkalender voor intellectuelen, die zich dagelijks kunnen verkneukelen om één portret van zo’n gek.

Literair gezien is Bolaño familie van Borges, Cortázar, Pessoa ook, maar dan met kloten. Het is magisch realisme meets beat poets. Zijn biografie is dan ook eerder die van een rocker dan van een schrijver. De in Mexico opgegroeide Chileen leefde vooral ’s nachts, schreef in manische perioden van creatieve uitbarstingen, zou heroïne gebruikt hebben, heeft gevangen gezeten onder dictator Pinochet, maar ontsnapte omdat jongere vrienden van hem gevangen­bewaarder waren, vluchtte naar emje, stierf vrij jong (50), en kreeg pas postuum succes. Onder liefhebbers is er een kleine Bolaño-hype ontstaan die inmiddels, na de verschijning van de Nederlandse vertaling van zijn monumentale werk 2666, ook ons land bereikt heeft, en zijn romans verschijnen in rap tempo in vertaling.

Bolaño slaat de wereld in stukken en grabbelt een nieuwe bij elkaar: bizar, hilarisch, rauw, en bovenal levend. De onstuimige gulzigheid van dit proza is aanstekelijk. Moeiteloos neemt Bolaño je mee naar een realiteitsniveau ergens tussen wel- en niet-bestaan. Dat doet natuurlijk elke roman, maar de presentatie in zo’n non-fictievorm, de encyclopedie, maakt je daar sterker bewust van. Dit is een what if-roman in het kwadraat: wat als alles nu eens uit ‘wat als’ zou bestaan? Dit is fictieve non-fictie.

Tegelijkertijd ontkom je niet aan de gedachte dat al die geflipte figuren wel hadden kunnen bestaan, ook als de catalogus naar het einde toe grimmiger en minder grappig wordt, zeker in het laatste hoofdstuk, waar Carlos Ramírez Hoffman (1950-1998) optreedt, dichter, piloot en beul, over wie Bolaño later een complete roman schreef (Het lichtende kwaad).

Inmiddels is dan wel duidelijk dat Bolaño deze staalkaart van rechtse gekken niet schreef om vrijblijvend wat pret te trappen met het fascisme, maar dat hij er waarschijnlijk, al is dat nergens expliciet, ook mee wilde getuigen dat het fascisme ook in het Latijns-Amerika van zijn tijd nog invloed had, zoals hij aan den lijve heeft ervaren.

Toen ik het boek had dichtgeslagen, hoorde ik op de radio een nieuwtje over een Groningse studentenvereniging die een grote partij jodensterren besteld had voor een ‘nsb-feestje’. De directeur van het bedrijf dat ze moest leveren, schrok zich rot en belde meteen zijn joodse vader.

Eventjes verbaasde het bericht mij niet en moest ik er zelfs om grinniken. Ook dat is de verdienste van Bolaño. Ongemerkt ben je zijn universum van buitenissigheden als alledaags gaan accepteren. Dat is pas verontrustend.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum