Recensie: Van inboorlingen tot mensen

18 april 2011 , door Joop Hopster
| |

‘Indië is een Nederlandsch wingewest,’ schreef Johannes van den Bosch als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië in 1831, ‘de bevolking aldaar moet met billijkheid en rechtvaardigheid worden bestuurd […], maar voor het overige moeten de belangen van deze landen geheel ondergeschikt zijn aan die des Moederlands.’ Het Kamerlid Wolter Robert baron van Hoëvell schreef in 1849: ‘Volk van Nederland, brandt u geen bloedschuld op het geweten? Millioenen en millioenen zijn van den handenarbeid der inboorlingen in uwe schatkist gevloeid, en niets hebt gij hun teruggeven, niets hebt gij gedaan, om hun de genoegens en het geluk eener beschaafde maatschappij te schenken, om hen op te heffen uit hunnen stoffelijke en zedelijke ellende.’ In deze twee citaten zit de ambivalentie van de Nederlandse houding ten opzichte van haar koloniën verpakt. Ze keren dan ook steeds terug in Zo ver de wereld strekt. De geschiedenis van Nederland overzee vanaf 1800, waarin de Nederlandse koloniën centraal staan.

Van den Bosch ziet koloniën als wingewesten, terwijl Van Hoëvell een pleidooi houdt voor wat later 'ethische politiek' zou gaan heten. Beide opvattingen over de taak van koloniaal bestuur zouden gedurende de hele koloniale tijd blijven terugkeren, en spelen zelfs nu nog mee bij discussies over ontwikkelingssamenwerking.

Zo ver de wereld strekt begint met de Amerikaanse en Franse Revoluties en de VOC, en behandelt een enorm scala aan onderwerpen, waaronder natuurlijk het cultuurstelsel, de 'ethische politiek', de 'politionele acties' en de uiteindelijke onafhankelijkheid van Indonesië – maar ook een uitgebreide internationale context met bijvoorbeeld aandacht voor grote migratiestromen, de enorme invloed van Engeland in de negentiende eeuw en van de VS in de twintigste, de Europese eenwording na de Tweede Wereldoorlog, de ontwikkelingssamenwerking en het Nederlandse optreden in Uruzgan. Een hele uitdaging om daar een geheel van te maken, zou je zeggen.

Wim van den Doel, hoogleraar algemene geschiedenis te Leiden, is deze uitdaging aangegaan, en heeft een ambitieus boek geschreven, waarin Nederlands-Indië centraal staat – en daarbinnen vooral Java. Suriname, de Antillen en wat voormalige koloniën in Afrika komen er relatief bekaaid af.

Hoe dit koloniale verleden te beschouwen? Wim van den Doel vermijdt expliciet oordelen te geven: termen als 'schande!' en 'sorry' lees je niet in dit boek. Wel somt hij positieve en negatieve effecten op van de Nederlandse koloniale bemoeienis. Zo noemt hij vaak 'aansluiting op de kapitalistische wereldeconomie' als een positief effect, net als de modernisering van landbouw, gezondheidszorg, infrastructuur, onderwijs en wat niet al. En hoewel hij ook de Nederlandse wandaden (tijdens bijvoorbeeld de Atjeh-oorlog en de 'politionele acties' – die hij overigens de 'Nederlands-Indonesische Oorlog' noemt) bepaald niet fraaier maakt dan ze zijn, is zijn beschrijving zo nuchter en beschrijvend dat bij mij de indruk achterblijft dat hij de positieve effecten de doorslag vindt geven.

Een van de prettigste aspecten van dit boek is de enorme verzameling citaten, die tonen in wat voor termen mensen dachten (hoe vreemd die ons soms nu ook voorkomen) – wat voor een vervlogen tijd altijd een grote aanwinst is. Zo typeerde in 1803 een commissie, die het beleid van de nieuwe koloniale staat in een rapport uiteenzette, de Javaan als iemand die 'in zijnen nog onbeschaafden staat, en met zijnen nog zeer bekrompen denkbeelden' de vrijheid niet aan zou kunnen die de westerlingen kenden; hij was er simpelweg nog niet aan toe. Hetzelfde rapport bevat de aansporing aan Nederlandse koloniale ambtenaren om de rol aan te nemen van 'eenen Vader, die het welzijn van zijn huisgezin zoekt te bevorderen'. Van gelijkwaardigheid is geen enkele sprake. Maar ook in de twintigste eeuw, waarin het Indonesisch nationalisme opkomt, ontgaat het de overgrote meerderheid van de Nederlanders dat dit meer was dan een groepje radicalen met extremistische opvattingen; dat het breed gedragen werd in Nederlands-Indië, drong tot Nederland nauwelijks door. 

Zo ver de wereld strekt is een ambitieus boek dat duidelijk maakt hoe lang het duurde voordat Nederlanders de inwoners van hun koloniën als gelijkwaardig konden zien – misschien wel pas echt nadat Nederland die koloniën was kwijtgeraakt. Mooi is ook dat je haast ongemerkt iets meekrijgt van de lijnen in de geschiedenis. Nederland stelde in de internationale politiek in deze eeuwen niet erg veel voor, maar voelde zich lange tijd vanwege haar koloniën toch best een grote jongen – en het gevoel iets te willen betekenen in de wereld, mee te willen doen met de staten die er wél echt toe doen, daarvan is de erfenis nog steeds zichtbaar in een actieve rol in de ontwikkelingssamenwerking en in internationaal verband (NAVO, Srebrenica, Uruzgan). In deze zin weet Van den Doel het verleden onnadrukkelijk heel fraai met het heden te verbinden.

Maar waarom is er geen enkele kaart in het boek opgenomen, terwijl het plaats- en streeknamen regent? Onbegrijpelijk.

Joop Hopster is redacteur van het Historisch Café en werkzaam bij Athenaeum Boekhandel als rubrieksbeheerder Geschiedenis en Politiek. Deze bespreking verscheen in het aprilnummer van Contrast Magazine.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum