Leesfragment: De grenzeloze rivier

12 september 2021 , door Mathijs Deen
|

16 september verschijnt het nieuwe boek van Mathijs Deen: De grenzeloze rivier. Verhalen uit het rijk van de Rijn. Lees bij ons een fragment!

In De grenzeloze rivier neemt Mathijs Deen, net als in zijn veelgeprezen boeken De Wadden en Over oude wegen, de lezer mee in zijn unieke wereld: het schemergebied tussen feit en fictie, wetenschap en verbeelding. ‘Stel dat de rivier een personage is, dan heeft hij ook een geboorte en een dood. Vertel me hoe hij is ontstaan.’ Die vraag stelt Mathijs Deen op een zonnige septemberdag aan zijn tafelgenoot, een geoloog. Het antwoord dat volgt is het begin van een reis die de lezer meevoert van een tijd ver voordat we spraken van een Europees continent naar de dagen van nu, waarin schippers de rivier de Rijn nog altijd als een levend wezen zien, een persoon. Via de machtige nijlpaarden die miljoenen jaren geleden aan de oevers graasden naar de vermoeide zalm die zijn habitat langzaam veranderen zag, van het oermeisje van Steinheim tot de Romeinse generaal Corbulo, de jonge Goethe en de Noordzeevisser Kommer Tanis: Deen vertelt hun verhalen, waarin de Rijn altijd aanwezig is, soms als hoofdpersonage, soms als figurant. Hij laat zien hoe de rivier sinds het begin der tijden verbindt en verdeelt, schrik aanjaagt, troost, draagt en verzwelgt.

N.B. Eerder besprak Daan Stoffelsen Deens novelle Het lichtschip en Over oude wegen. We brachten ook fragmenten uit Over oude wegen en Onder de mensen — en een verhaal uit De Revisor 25 dat deels terugkomt in De grenzeloze rivier: ‘De Robinson van de Rijn’.

 

Het was donderdag 13 september 2018 en op een landpunt van het mediterrane eilandje Vis waren lange tafels gedekt. Slingers met lampjes hingen tussen de naaldbomen. De zon was onder, het westen gloeide nog wat na.
Mijn dochter trouwde en ik zat tegenover haar. De man links naast me, die Ed heet, was net gaan zitten nadat hij het bruidspaar had toegesproken. Hij is niet alleen de Engelse stiefvader van mijn dochter, hij is ook geoloog. Zijn praatje, glas in de hand, was hij begonnen met de observatie dat we ons met z’n allen op een eiland in de Adriatische Zee bevonden waarover allerlei belangwekkende geologische dingen te zeggen waren, maar dat hij daarvan afzag, omdat we daar allemaal niet voor gekomen waren. ‘Het gaat vanavond om de bruid en de bruidegom,’ stelde hij de gasten gerust.
Wat volgde was een betoog met passende plaagstootjes dat uiteindelijk toewerkte naar de bekentenis dat hij, al had hij dat nooit met zoveel woorden gezegd, van mijn dochter hield en haar alle geluk in de wereld wenste. ‘Je hebt het niet slecht gedaan,’ zei ik toen hij weer was gaan zitten, in een wat halfhartige poging tot Brits understatement. Hij grijnsde. Twintig jaar terug trouwde hij de vrouw van wie ik gescheiden was. Mijn ex en mijn dochter nam hij vanwege zijn werk mee de zee over naar Schotland, en nu zaten we hier. Ik had haar eerder toegesproken, toen werd er gehuild. Toen hij sprak, werd er gelachen.
‘Wat ik je vragen wilde,’ probeerde ik het gesprek vlot te trekken, ‘ik schrijf een boek over de Rijn. En nu we het toch over de dingen van het leven hebben,’ zei ik met een knik naar het bruidspaar, ‘stel dat de rivier een personage is, met een leven en een dood...’
Ik werd even afgeleid door mijn dochter, die mijn hoofdknik als een groet had geïnterpreteerd en me met geheven glas teruggroette. Als één man grepen Ed en ik het glas en proostten haar toe. Ze lachte, wij lachten ook.
‘Stel dat de rivier een personage is,’ ging ik door toen de aandacht van mijn dochter zich weer verlegd had, ‘dan heeft hij ook een geboorte en een dood.’ Ed knikte, zette zijn glas neer en keek naar zijn bord.
‘Stel, de Rijn is een kind, dan is hij een kind van de Alpen, want hij ontspringt in de Alpen. Maar die Alpen waren er niet altijd. Vertel me hoe ze zijn ontstaan. Jij weet die dingen. Stel dat we daar getuige van hadden kunnen zijn.’
Hij keek op en fronste. Ik zag dat zijn haar grijs was geworden, ik wist dat de veroudering bij mij ook doorzette en ik bedacht dat we beiden te gast waren bij de volgende generatie, dat dingen komen en gaan zonder dat je ze tegen kunt houden.
‘Stel dat tijd even geen rol speelt,’ ging ik door, ‘de Alpen zijn er nog niet, we staan op de zuidkust van Europa, we geven de klok een slinger, iedere minuut een miljoen jaar, en we kijken wat er gebeurt. Wat zien we dan? Zien we Italië aan komen varen tot het tegen de kust aan dreunt en komen dan opeens de bergen onder onze voeten omhoog?’
Ed schudde zijn hoofd, schoof zijn bord opzij en pakte een servet, dat hij gladstreek op tafel. ‘Als het alleen aan de zwaartekracht lag,’ zei hij, ‘dan woonden we met z’n allen op een biljartbal.’
Ik knikte, hij zag dat ik hem niet begreep.
‘Dan trok de aarde elk reliëf naar zich toe tot alles plat was,’ verduidelijkte hij.
Ik stelde me het land voor dat overal zo plat zou zijn als de zee, het water dat rondom van de kniehoge kusten af loopt als van een bord in de regen.
Ed had ondertussen zijn handen aan weerszijden van zijn servet gelegd. ‘De zwaartekracht is niet alleen, er is een andere kracht,’ zei hij, ‘die van de continentverschuiving. Wat er aan de hand was in het eoceen is dat Afrika op ramkoers was met Europa. En dat is nog niet voorbij. Afrika is nog steeds onderweg, en zal uiteindelijk de Middellandse Zee dichtschuiven. Maar toen gingen kleine minicontinentjes de grote landmassa vooruit. Italië is zo’n stukje Afrika dat voor de troepen uit werd geduwd.’
Ik keek naar zijn handen, die nu langzaam naar elkaar toe begonnen te bewegen. Doordat ze de beide uiteinden van het servet plat hielden, begon in het midden de stof langzaam omhoog te komen.
‘Kijk,’ zei hij en hij knikte naar zijn rechterhand, ‘dat is Italië...’ en daarna naar zijn linkerhand... ‘en dit is Europa. Zo schoven ze naar elkaar toe. De zeebodem is zwaar en dook naar beneden, het ene continent begon over het andere heen te schuiven. Zo kwamen de Alpen omhoog, zie je wel?’
Hij keek gespannen naar het servet, naar de richel die zich in het midden centimeter voor centimeter verhief. Het ging een tijdje goed, maar algauw begon de stof om te slaan. Ed probeerde de inzakkende bergrug zonder succes te herschikken, overwoog of hij er nog iets over kon zeggen, maar gaf het op voordat hij het geprobeerd had.
‘Het is wel een stuk ingewikkelder dan dit,’ besloot hij.
Hij streek het servet weer glad en spreidde het uit op zijn schoot. Ik keek langs het bruidspaar over zee.
‘Maar het allereerste wat je merkte, toen er nog niks gebeurd was,’ zei ik, ‘toen Italië nog niet op de horizon was verschenen, wat was het eerste wat er hier te merken was van wat komen ging?’
Ed haalde zijn schouders op. ‘Aardbevingen denk ik,’ zei hij.
‘Tsunami’s?’ vroeg ik.
‘Dat zou heel goed kunnen.’
En toen werd het eten opgediend.

Twee dagen na het huwelijksfeest voer ik in de heel vroege ochtend terug naar het vasteland van Kroatië. Halverwege de overtocht werd het licht. De lucht kleurde oranje boven het Karstgebergte, dat zich op de horizon verhief als een duizend meter hoge, oneindig traag aanrollende branding van rots.
Ik keek naar de zee, zag vissersboten dobberen, hier en daar kwamen rugvinnen van dolfijnen aan de oppervlakte. Het was windstil en het water was een spiegel. Met uitzondering van een rimpel over de volle breedte van de zee, maar niet hoger dan een kuit. Pas na een tijdje turen kon ik zien dat hij zich langzaam voortplantte van het noordoosten naar het zuidwesten.
Ik raadpleegde mijn aardbevingsapp en zag dat er een bevinkje was geweest, even buiten de kustplaats Šibenik, niet ver ten noordoosten van Vis. Daar was de zee bezaaid met eilandjes die als bergtopjes boven het water uitkeken. De beving was niet meer dan 4,2 op de schaal van Richter, net voldoende voor een rimpel op zee en een paar verspreide meldingen van krakende vloeren en een van een tafelrand getuimeld glas.

 

Copyright © 2021 Mathijs Deen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum