Leesfragment: Waarom we geen hondenmelk drinken, de carnistische keuze

07 november 2021 , door Willem Vermaat
|

Vrijdag 12 november vanaf 19.00 bij Athenaeum Boekhandel Spui gaat Helen Westerik met Willem Vermaat in gesprek over zijn boek Waarom we geen hondenmelk drinken, de carnistische keuze. Milieuwetenschapper en dierethicus Vermaat schreef een prikkelend pleidooi voor veganisme, iets waar boekverkoper, schrijver en imperfecte veganist Westerik zich wel in kan vinden. Kom ook! En lees nu vast een fragment.

Stel dat we puppy’s direct na hun geboorte bij de moederhond zouden weghalen om ze vet te mesten en vervolgens te slachten. Het vlees van de pups en de melk van de moeder gebruiken we dan voor menselijke consumptie. Klinkt dit je bizar in de oren? Toch is het precies wat op grote schaal gebeurt in de bio-industrie – zij het niet met honden, maar met koeien. Waarom vinden we het ene geval bizar en verwerpelijk, en accepteren we het andere zonder aarzelen? Het drinken van koemelk en het eten van vlees zijn zo algemeen geaccepteerd dat we een naam hebben verzonnen voor de afwijking ervan: veganisme. We zien dit als een principiële keuze, maar voor de tegenovergestelde ideologie hebben we geen naam. Dat is vreemd, want het wél gebruiken van dierlijke producten is evenzeer een principiële keuze.

Dierethicus Willem Vermaat introduceert de term ‘carnisme’ voor de overtuiging dat het gerechtvaardigd is om dierlijke producten te gebruiken – een overtuiging die alomtegenwoordig blijkt te zijn in onze cultuur. Met tot de verbeelding sprekende voorbeelden legt Vermaat de absurditeiten en inconsistenties van de carnistische cultuur bloot.

Willem Vermaat (1989) specialiseerde zich als milieuwetenschapper in milieu- en dierethiek en werkt als docent communicatieve vaardigheden aan de TU Delft. Hij geeft lezingen over dierethiek, carnisme en veganisme en schreef opinieartikelen voor onder meer NRC Handelsblad, de Volkskrant en Trouw. Waarom we geen hondenmelk drinken is zijn eerste boek.

 

Inleiding

‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt.’
Johan Cruijff

Met mijn ogen dicht geniet ik van het ochtendzonnetje. Ik schrik op van een vriendelijke stem. Er is iemand aan het tafeltje naast mij komen zitten. De vriendelijke stem neemt de bestelling op. Ik luister mee.
‘Een cappuccino graag.’
‘En wat voor melk wilt u?’
‘Gewone melk.’
‘Gewone melk?’
‘Ja.’
‘Wat bedoelt u met gewone melk?’
‘Nou gewoon … Oh wacht, jullie zijn zeker zo’n hip tentje met sojamelk, haverspul en dat soort dingen. Ik wil melk. Echte melk. De normale melk.’
‘Ah, u wilt echte melk.’
‘Ja.’
‘Maar dan blijft mijn vraag: “Wat voor melk?” Wij hebben hondenmelk, kattenmelk en nog veel meer. Zelfs mensenmelk.’
‘Euh …’
‘Mag ik u een aanbeveling doen? Sinds gisteren hebben we een nieuw soort hondenmelk. Behalve golden retrievermelk en labradormelk, hebben we nu ook Mechelse herdermelk. Hallo? Bent u er nog? U kijkt alsof u water ziet branden. Ik vermoed dat u niet goed op de hoogte bent van de marktontwikkelingen de laatste jaren. U wilt vast ouderwetse koemelk.’
‘Euh, ja … Inderdaad, koemelk.’

Het consumeren van koemelk is in onze cultuur volkomen normaal. Zo normaal, dat als je iets met koemelk bestelt, dit gewoonweg melk kunt noemen: het is vanzelfsprekend dat je koemelk bedoelt. Hondenmelk consumeren is een absurd idee.
Het wordt nog weerzinwekkender als je beseft wat er zou moeten gebeuren om hondenmelk te verkrijgen. Als we honden op dezelfde manier zouden gebruiken als de zuivelindustrie koeien gebruikt, zouden we ieder jaar teefjes insemineren. Pups halen we direct na de geboorte bij hun moeder weg. Reutjes mesten we in een paar maanden vet, om ze daarna te slachten. Daar moet je niet aan denken. De meeste vrouwelijke pups houden we voor de melkproductie en krijgen dus dezelfde bestemming als hun moeders. Omdat de pups niet bij hun moeders kunnen drinken, krijgen ze kunstmelk. Het voordeel daarvan is dat wij de melk van de teefjes kunnen winnen. Overigens slachten we de teefjes ook na een aantal jaar, omdat hun vruchtbaarheid is afgenomen of omdat ze om een andere reden niet meer rendabel zijn.
Het optuigen van een hondenmelkindustrie roept onmiddellijk een gevoel van afkeer op. Maar waarom vind je het dan wel gewoon om koeien te gebruiken voor melk?

Mentale schema’s

Mensen hebben overal associaties bij. Woorden, dingen en gebeurtenissen roepen andere woorden, dingen en gebeurtenissen op. Bij het woord ‘brand’ zie je waarschijnlijk vlammen voor je, en als je voortborduurt op dat thema, kom je algauw uit bij de woorden ‘vuur’ en ‘vlammen’, en bij ‘rook’, ‘as’ en ‘blussen’. Bij ‘brandweer’ denk je wellicht aan een brandweerauto, een kazerne en mannen die mensen uit een woning redden die in lichterlaaie staat. Dat is in ieder geval waar ik als eerste aan denk. Het woord ‘brandweer’ activeert in je hoofd een systeem dat deze en andere associaties oproept. In de psychologie wordt zo’n systeem een mentaal schema genoemd. Mentale schema’s zijn innerlijke raamwerken die informatie categoriseren en classificeren.
Zulke schema’s zijn nuttig, want op die manier kun je orde aanbrengen in de werkelijkheid. Ze maken dat je dingen makkelijker kunt begrijpen en er makkelijker met anderen over kunt communiceren. Lees je bijvoorbeeld een nieuwsbericht waarin de brandweer genoemd wordt, dan wordt het bijbehorende schema geactiveerd. Een journalist hoeft lezers niet keer op keer uit te leggen wat de brandweer is of wat de brandweer doet.
Toch hebben we niet allemaal precies dezelfde beelden. Schema’s verschillen per persoon. Welke associaties je precies hebt, hangt onder andere af van je ervaringen. Ken je iemand die bij de brandweer werkt, dan denk je waarschijnlijk onmiddellijk aan hem of haar. Wanneer je een eigen bedrijf hebt waar de brandweer bij veiligheidscontroles geregeld wat aan te merken heeft en boetes uitdeelt, is je beeld waarschijnlijk een stuk minder positief dan dat van anderen. Ondanks dergelijke verschillen hebben we allemaal een algemeen beeld van de brandweer dat onderling sterk overeenkomt.
Schema’s zijn generalisaties die alleen in ons hoofd bestaan. Ze stemmen niet per se overeen met de werkelijkheid. Zo denk ik aan mannen in brandweerpakken, maar in werkelijkheid werken er ook vrouwen bij de brandweer. Dat kan ik in een iets langer tijdsbestek wel bedenken, maar mijn eerste ingeving is een generalisatie. Zo werken schema’s. Bij de brandweer denken veel mensen eerder aan mannen dan aan vrouwen, evenals bij taxichauffeurs. Bij een verpleegkundige denk je dan weer eerder aan een vrouw en bij een kleuterklas zul je eerder denken aan een juf dan aan een meester.
Op zich zijn zulke generalisaties niet erg. Het is nuttig dat je informatie kunt categoriseren. Onze associaties zijn over het algemeen bovendien niet onterecht: er werken meer mannen dan vrouwen bij de brandweer. Ook werken er meer mannen als taxichauffeur, en degenen die voor een kleuterklas staan of als verpleegkundige werken, zijn vooral vrouw. Het gaat mis als je er algemene conclusies aan verbindt. Bijvoorbeeld als je stelt dat vrouwen niet bij de brandweer horen te werken en mannen geen verpleegkundigen mogen zijn.

Schema’s over dieren

Zoals je een schema activeert bij ‘brandweer’, doe je dat ook bij ‘koeien’ en ‘honden’. Bij koeien hebben veel mensen een sterke associatie. Dat blijkt uit een grapje waarbij het de bedoeling is dat je zo snel mogelijk antwoord geeft op een aantal vragen: ‘Er zijn drie witte koelkasten. Wat is de kleur van de eerste koelkast? En van de tweede koelkast? En van de derde?’ Degene aan wie die vragen worden gesteld, antwoordt driemaal met: ‘Wit.’ Meteen daarna volgt de vraag: ‘Wat drinkt een koe?’ Veel mensen zijn dan geneigd ‘melk’ te zeggen. Niet iedereen floept dit eruit, maar als je deze vraag krijgt, denk je automatisch aan melk alvorens je antwoord geeft.
De gebruikelijke verklaring voor het feit dat je aan melk denkt, is de volgende: door de eerdere vragen denk je aan de kleur wit en daardoor leggen je hersens het verband met melk. Wat wellicht ook een rol speelt, is dat het over koelkasten gaat: de plek waar je melk bewaart. Maar is dat de volledige verklaring? In dat geval zou het raadsel even goed moeten werken als de vierde vraag luidt: ‘Wat drinkt een kangoeroe?’ Of: ‘Wat drinkt een varken? Een dolfijn? Een mier? Een krokodil?’ Het is het woord ‘koe’ waardoor je het verband legt met melk. Bij lezingen die ik geef, vraag ik mensen simpelweg: ‘Waar denk je aan bij het woord “koe”?’ Bijna altijd is het eerste antwoord vanuit de zaal ‘Melk!’, ook al heb ik de woorden ‘wit’ en ‘koelkast’ überhaupt niet genoemd.
In onze mentale schema’s is ‘koe’ dus nauw verbonden met ‘melk’. Impliciet hoort daarbij: te gebruiken door mensen. Bij andere dieren denk je niet aan melk, omdat koeien in tegenstelling tot veel andere dieren melk produceren die mensen consumeren. Daarnaast zie je bij het woord ‘koe’ een behoorlijk groot dier voor je met een flinke uier, waarschijnlijk zwart-wit of misschien rood-wit gevlekt, dat gras kauwt en herkauwt in een wei of hooi in een stal. Als je aan een koe denkt, denk je al snel aan een boerderij. In ieder geval zie je een koe voor je in de context van landbouw: in een wei of stal. Anders gezegd: je schema heeft een koe gecategoriseerd als landbouwdier.
Bij ‘hond’ denk je dus niet aan melk. Je denkt misschien aan je eigen hond of aan die van de buren. Tegelijkertijd heb je een algemeen beeld bij een hond dat overeenkomt met het beeld dat ik en anderen erbij hebben. We zien een hond als een dier waarmee je buiten wandelt, dat je kunt aaien en waarmee je kunt spelen. Daarnaast weet je van het bestaan van politie- en hulphonden. Je schema’s categoriseren het dier overeenkomstig de wereld waarin je opgegroeid bent en leeft: honden zijn gezelschapsdieren en hulpdieren, maar geen landbouwdieren.
Op dezelfde manier categoriseer je met behulp van schema’s andere dieren. Je deelt ze in hokjes in. Je hebt een hokje voor gezelschapsdieren, hulpdieren, wilde dieren en ga zo maar door. Die categorieën zijn overigens niet exclusief: je kunt dieren in meerdere categorieën plaatsen, net zoals je honden zowel in het hokje ‘gezelschapsdieren’ als in het hokje ‘hulpdieren’ plaatst.
Hoe je dieren ziet, is dus afhankelijk van je schema’s. De cultuur waarin je opgroeit en leeft, heeft die schema’s vormgegeven. Ben je in India in een hindoeïstische familie geboren, dan is een van je eerste associaties bij ‘koeien’ dat een koe een heilig dier is. Werd je in een islamitische cultuur grootgebracht, dan zie je een hond waarschijnlijk niet als een gezelschapsdier, omdat het houden van een hond onrein is. Er zijn ook delen op de wereld waar mensen hondenvlees eten. In veel delen van Oost-Azië en Zuidoost-Azië is het een delicatesse. In Yulin, een stad in het zuiden van China, is er ieder jaar zelfs een hondenvleesfestival tijdens de zonnewende van 21 juni. Mensen eten er niet alleen hondenvlees, maar ook kattenvlees. Als je daar opgroeit, zul je dat als normaal beschouwen en bij honden (en katten) aan voedsel denken.

[...]

 

© 2021 Willem Vermaat
© 2021 Boom uitgevers Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum