Recensie: Opwolkende schaduwen: Mathijs Deens ijzersterke tweede waddenthriller De duiker raakt de Hollander zelf

03 mei 2023 , door Daan Stoffelsen
| | |

De duiker, de tweede waddenthriller van Mathijs Deen, bekroond met de Gouden Strop (update 30 mei 2024), begint met een boottocht in de vroege ochtend. De gebeurtenissen volgen elkaar dan snel op: de aanvaring van een visboot. Politie aan de deur, voor de oudste zoon van Jan Matz. De vondst van een dode duiker bij een gezonken schip vol platen anodekoper. Deen bouwt de spanning op, hij legt de puzzel met grote vaardigheid rondom de nu al mythische half-Texelse, half-Duitse inspecteur Liewe Cupido. Diens zwijgzame, intuïtieve benadering van het misdrijf is onnavolgbaar – onaangenaam voor zijn collega’s en prettig voor deze lezer - maar ditmaal schampt de zaak nog meer zijn levensverhaal.



Deen werd al bekroond met de Halewijnprijs 2018, en zijn boeken stonden op de longlists van de AKO Literatuurprijs, de Libris Literatuurprijs en de Boon. Zijn grote publiek heeft hij nu in Duitsland gevonden, waar zijn uitgever hem verleidde tot deze genreswitch, en waar Andreas Eckes vertaling Der Taucher al eerder is verschenen dan in het oorspronkelijke Nederlands. Bovendien komt er een verfilming, een Duits-Nederlandse miniserie.

Hij schreef eerder onder andere De Wadden, non-fictie, en De Hollander, het eerste boek met Liewe Cupido en zijn eerste stap in het thrillergenre. Of thrillergenre? De kern van dat boek, én van De duiker, is een detective. Liewe, ‘de Hollander’ werkt bij de Bundespolizei in Cuxhaven maar wordt ingevlogen voor speciale waddenzaken in andere regio’s. In De Hollander ging het om een lijk op betwist gebied in de Waddenzee, en in De duiker om een Duitse dode bij een van de Noordelijke Duitse Waddeneilanden, die door Nederlanders gevonden wordt.

‘Sil, Ties en Piet kijken alle drie zwijgend toe.
“Die leeft niet meer,” zegt Ties.
“Hebben we verdomme de jackpot, krijg je dit,” zegt Piet. “Hebben wij weer. Daar ligt een miljoen aan koper in...”
Sil schudt zijn hoofd. “Die handen...” zegt hij. Dan laat hij heel voorzichtig de camera een beetje zakken. Omdat de camera niet precies boven de duiker tot stilstand is gekomen, verdwijnt diens lichaam bij het inzoomen langzaam uit beeld. Maar de handen zijn nog te zien. En ook dat ze gevouwen zijn en dat de polsen zijn vastgemaakt aan de leuning van de trap die naar de brug leidt. Met handboeien. Sil komt overeind, krabt even op zijn rug. “Het ziet ernaar uit dat we de Hanne hebben gevonden,” zegt hij, “maar iemand is ons voor geweest.”’

Al snel blijkt welke belangen er spelen: de lading in het wrak is veel geld waard, de zoon van het slachtoffer heeft een jongen in coma geschopt en vijanden gemaakt, en er is ook nog iets met een nabijgelegen gezonken WOII-onderzeeër. Tot laat in het boek blijft onduidelijk wie de dader is en blijft de dreiging — een basisvoorwaarde voor het genre. Maar Deen heeft twee troeven in dit spel, die ook de Duitse lezers hebben overtuigd: zijn hoofdpersoon en zijn stijl.

‘En hij hangt op.’ De Hollander

Liewe Cupido dus, die zich niet geliefd maakt met zijn solistische gedrag, zoals het overal naartoe meenemen van Vos, de hond die in De Hollander in zijn auto sprong.

‘“Ik heb die man nooit ontmoet...” zegt Liewe.
“Ze wachten op je, Liewe. We vliegen je naar Amrum, daar pikt een Rhib je op.”
“... maar ik ken het schip, zegt Liewe.
“Hoezo ken je het schip?”
“Het was het schip van mijn vader.”
Lothar weet even niet wat hij zeggen moet. Liewe en hij kennen elkaar ruim tien jaar, en het is eigenlijk nooit spaak gelopen tussen hen, maar vertrouwelijk werd het ook nooit. Niemand is vertrouwelijk met Liewe Cupido. Maar dat zijn vader visser was en op zee verdronken is, dat heeft Lothar tussen de spaarzame regels door wel begrepen.
“Je weet dat dat er niet toe doet, Liewe,” zegt Lothar.
“Ik ben vlak bij het vliegveld, maar Vos is bij me.”
“Ja? Wat wil je daarmee zeggen?”
“Die moet dus mee,” zegt Liewe en hij hangt op.’

Niet alleen zijn die onbeschofte korte zinnetjes lekker, die hond en Liewes vader zorgen voor interessante extra lijnen. Zo brengt Vos hem in contact met een sympathieke hondentrainster, en komen er herinneringen naar boven over Jan Cupido — aan het slot trakteert Deen je alsnog op een nieuw mysterie, of tenminste op een nieuwe versie van de verdrinkingsdood van zijn vader. Maar vooral fascineert het hoe hij tussen de Duitse eilanden reist, Terschelling en Texel nog aandoet, mensen informeel aanspreekt en door weinig te zeggen veel loskrijgt, en de puzzel legt op een manier die zijn collega’s noch de mogelijke daders kunnen volgen.

‘Liewe kijkt.’ De stijl van Mathijs Deen

De andere troef is Deens literaire stijl. Als Liewe in het huis van het slachtoffer komt, ziet hij veel.

‘Aycke is al doorgelopen. "Kijk," zegt hij vanuit de kamer. "Dit zijn Matz' kasten." Liewe loopt achter hem aan en blijft dan zwijgend staan voor een rijtje vitrinekasten die helemaal zijn volgeladen met opgedoken spullen. Boven iedere plank hangt een lampje te branden zodat de uitstalling zacht verlicht wordt. Het doet denken aan een uitdragerij van uitgediende, in de steek gelaten spullen. Liewe kijkt. Porseleinen borden met bloemetjesmotief, schoteltjes, kopjes, een theepot, flessen van groen, versierd glas, een dubbelloops donderbus, een staafkogel, een koksmes, een hygrometer, patroonhulzen, een telescoopkijker, metalen plaatjes met gegraveerde teksten (126, u-22, navigating officer), een sextant in doos, een merkplaat van een torpedo B.M.A.G. Schwartzkopff Berlin, een medaille, een scheepsvoorraad tinnen bestek, een lange schede van een mes, een drukmeter, een stapeltje musketkogels, een tinnen beker met het logo van de voc erop, zes lange Goudse pijpen, scheepsnagels, versierde knopen van een officiersjas en middenin deze opeengestapelde willekeur een portret van Matz zelf met een zwarte kras over zijn voorhoofd. "Die kras," zegt Liewe.’

Het gaat me om het zinnetje ‘Liewe kijkt’. Dat is even overbodig als krachtig, want dít is wat de Hollander doet. Kijken, analyseren, concluderen. Omgekeerd kan Deen ook ongegeneerd literair schrijven:

‘Het duurt uren voor Liewe in slaap valt. Al die tijd ligt hij op zijn rug en wacht. En als de slaap hem eindelijk overmant, komt die niet als een verlossing, maar als een schaduw die aan zijn voeteneind opwolkt, zich dan als een sluier over het bed uitspreidt en hem alle adem beneemt. Bewegingloos ligt hij op zijn bed, armen gestrekt langs zijn lichaam, maar in zijn droom draait hij zich om, spreidt zijn armen in een poging alles wat hem dierbaar is af te schermen voor de schaduw die als een net over hem geworpen is. Als hij wakker schrikt, trekt de schaduw zich maar heel geleidelijk terug. Hij is nog nooit zo bang geweest.’

Een schaduw die aan je voeteneind opwolkt, ja. De duiker is slim en sterk en sympathiek, en op alle niveaus goed geschreven. Ik krijg er zin van de Wadden te bezoeken, alle Waddeneilanden, ik krijg zin in een derde deel, en ik benijd alle lezers die dit boek nog mogen lezen.

Daan Stoffelsen is webredacteur bij Athenaeum Boekhandel.

pro-mbooks1 : athenaeum