Leesfragment: In de man zit nog een jongen

19 januari 2019 , door Elsbeth Etty
| | |

22 januari komt de biografie In de man zit nog een jongen over Willem Wilmink uit, geschreven door Elsbeth Etty. Lees bij ons een fragment!

Willem Wilmink (1936-2003) is een van de meest geliefde dichters van Nederland. Zijn eenvoudige maar treffende gedichten en liedjes, veelal geschreven voor legendarische tv-programma’s als De StratemakeropzeeshowJ.J. de Bom en De film van Ome Willem, spreken iedereen aan. ‘De oude school’, ‘Deze vuist op deze vuist’ en ‘Ben Ali Libi’ behoren tot de canon van de Nederlandse literatuur. Hetzelfde geldt voor Wilminks hertalingen van Middeleeuwse klassiekers. Hij was een groot kenner van poëzie uit alle tijdvakken en in al haar verschijningsvormen.

Zijn werk is doortrokken van heimwee naar een veilige kinderwereld die nooit heeft bestaan. Naar eigen zeggen is Wilmink altijd elf jaar gebleven, wat aanvankelijk zijn loopbaan en privéleven ernstig frustreerde, maar tegelijkertijd zijn poëtische kapitaal bleek. Met humor en zelfspot maakte hij zijn lange tijd door miskenning en afwijzing getekende leven leefbaar.

Voor In de man zit nog een jongen sprak neerlandicus en journalist Elsbeth Etty met tientallen tijdgenoten en intimi van Wilmink. Het resultaat is een intiem en niets verhullend portret.

 

10. Gemankeerde liefdes

Een smakeloze grap

Het verhaal van Wims hunkering naar een geliefde dreigt eentonig te worden. Toch is dit patroon van claimgedrag en afwijzing essentieel om te begrijpen wat Wilmink tot kunstenaar heeft gemaakt – en wat heeft bijgedragen aan zijn begrip voor en mededogen met de angstige bekommernis van mensen van alle leeftijden. En, niet te vergeten, wat hem zo aan het fabuleren bracht.
Nog geen week na de breuk met het meisje uit de Lepelstraat ontvingen de mva-vrienden een uitnodiging van Emmy Fischer en Wim Wilmink om in de Kerkstraat hun verloving te vieren. ‘Komen jullie dinsdagmiddag ± 5 uur bij mij/ons/ iets drinken? Dat “ons” klinkt wel gek, maar Wim en ik hebben plannen voor de toekomst. (!) In een echte verloving hebben we natuurlijk geen zin.’
Van Emmy’s kant was de ‘gefingeerde verloving’, die mogelijk was geïnspireerd op het huwelijk van hun beider vriendin Mieke met Hans Smits een paar maanden eerder, een smakeloze grap. ‘Smakeloos, omdat de mensen kwamen aanzetten met cadeaus, terwijl ik op mijn miezerige kamertje in de Kerkstraat niets anders in de aanbieding had dan kopjes Nescafé.’ Voor Wim betekende de schijnvertoning echter veel meer dan een grap. Hij wilde volgens Emmy echt met haar verloofd zijn en dit was zijn zoveelste poging haar aan zich te binden.
Hij had haar al meegetroond naar zijn moeder in Enschede en Wim kwam graag over de vloer bij haar familie in Leiden. ‘’t Klikte enorm tussen mijn ouders en Wim en Wim en mij. We konden zo goed praten en eindeloos in elkaars ogen kijken. Maar ik wilde hem niet aan mijn lijf.’ In zijn memoires liet Wilmink zijn schijnverloving met Emmy Fischer en hun ‘plannen voor een gezamenlijke toekomst’ achterwege. Wel weidde hij uit over zijn verliefdheid op haar die jaren duurde, ‘dwars door de affaire met Pauliska heen’.

Emmy hoorde bij het clubje dat begin jaren zestig dagelijks onder de muurschildering van Karel Appel lunchte in het voormalige Amsterdamse stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal. Tegenwoordig is daar The Grand gevestigd, een van de duurste hotels van Amsterdam. Toen konden gemeenteambtenaren er goedkoop eten. Behalve Wim Wilmink, Hans van Rij, Leo Ross en Mieke Veldt, die als medewerkers van de Gemeentelijke Universiteit recht hadden op koffie voor een dubbeltje, broodjes kaas voor vijfentwintig en ham voor dertig cent, schoven er – min of meer illegaal – ook studenten aan, onder wie Caroline Fisser, Ruud Engelander en Cas Enklaar. Een gezelschap waarvan iedereen volgens Emmy iets met elkaar had of had gehad. Zijzelf was verliefd op Mieke, Caroline en een beetje op Wim, die, net als Hans van Rij, verliefd was of was geweest op alle drie de vriendinnen. Cas Enklaar, nog net niet uitgekomen als homo, wilde graag worden ingewijd door Leo Ross, terwijl Leo op zijn beurt vergeefs had geprobeerd Wim te verleiden. Vervolgens richtte hij zijn pijlen op volbloed hetero Ruud Engelander, die met revuemeisje Carry Tefsen ging. Carry, opgeleid tot kleuterleidster, was maar twee jaar jonger dan Wilmink, maar veel beter dan hij ingevoerd in het Amsterdamse uitgaansleven en cabaretcircuit. Volgens Engelander was Wim dol op haar omdat ze danste in de Moulin Rouge aan het Amsterdamse Thorbeckeplein en hij ‘een hoge pet op had van showbizzmensen’. Toen Tefsen bij het abc-cabaret van Wim Kan terechtkwam, schreef hij een liedje voor haar, dat door Kan werd afgewezen.
’s Avonds kwam hetzelfde groepje in wisselende samenstelling bijeen in Américain op het Leidseplein, de place to be voor literair angehauchte intellectuelen en andere artistiekelingen. Vanaf een uur of negen tot sluitingstijd dronken ze er bier. Een grote pils kostte zeventig cent. Wim bestelde er altijd twee tegelijk omdat hij er niet tegen kon op bestellingen te moeten wachten. Hij dronk veel en praatte zijn vrienden de oren van het hoofd. Ruud Engelander herinnert zich dat hij zich vooral tegenover vrouwen nogal opdringerig gedroeg. ‘Zodra een meisje ook maar een beetje op zijn avances inging, legde hij een claim op haar. Daarom had hij ook nooit een leuke scharrel, dat kon gewoon niet met hem. Hij wilde onmiddellijk een vaste relatie, wat die meisjes natuurlijk enorm afschrikte.’ De enige die zijn claimgedrag een beetje aankon, was Emmy. Als hij hinderlijk werd, liep ze weg, wat hem dan weer diep kwetste:

Misschien ben je weggegaan omdat je mijn gezelschap niet langer kon verdragen – maar waarom zeg je me dat dan niet? Door de manier waarop jullie allemaal op me reageren ga ik langzamerhand zelf geloven, dat ik voor de menselijke contacten niet in de wieg gelegd ben, en niets begrijp van wat er in een ander zieltje omgaat.

Een paar maanden na hun schijnverloving in september 1963 verlangde hij van Emmy dat zij alles van hem accepteerde. Ze moest hem maar nemen zoals hij was, ook als zij dat als bedreigend ervoer:

Je vond het allemaal nogal ‘eng’ gisteravond, en ik was daar boos over. Vergun mij – vanuit een veel rustiger standpunt – een explicatie. Ik schrik er soms van, dat je bepaalde gedragingen van me, die buiten onze omgangsvormen vallen, zo ontzettend afweert. […] Wij zijn blind voor een deel van elkaar, jij ziet me goediger dan ik ben, en aardiger, en het brengt me altijd in een soort paniek, als ik merk dat je me toch eigenlijk niet accepteert. Er zijn toch momenten, dat een afwijking van de code die elke omgang stelt, geëxcuseerd moet kunnen worden. […] Iets anders is, dat ik ten opzichte van jou wel wat erg veel gebruik maak van mijn destructieve rechten. Ik zal proberen, dat niet meer te doen.

Onder zijn ‘destructieve rechten’ verstond hij onder meer: dronkenschap, ruzie zoeken en scènes maken. In zijn excuusbrief aan Emmy verklaarde hij de paniekaanval die zij ‘eng’ vond: ‘Gisteren was ik bang. Ik dacht: ik kan hier niet meer weg, er is geen vluchtplaats.’
Die was er ook niet. De enige plek waar hij zich veilig kon voelen was het gezin. Sinds hij op zijn zeventiende het huis uit was gegaan, had hij voortdurend gezinssituaties opgezocht: tante Floor in de Copernicusstraat, de Schrama’s in Voorschoten, de familie Perrin in de Vogezen, de Johnsons in Salisbury en zijn mva-vrienden die hij als broers en zusjes beschouwde. Een vluchtplaats was in zijn visie een kring van dierbaren die onvoorwaardelijk van hem hielden en hem accepteerden zoals hij was. Daarbuiten was hij overgeleverd aan laaghartige lieden die hem niet voor vol aanzagen en hem buitensloten. En nu leken zijn intimi hetzelfde te doen. Aan Hans van Rij schreef hij:

De laatste tijd voel ik me door jou miskend, omdat je zo buiten proportie de nadruk legt op bepaalde tekortkomingen. […] Ik wil niet gekleineerd worden, daarvoor ben ik in bepaalde dingen, in de belangrijkste dingen, te zelfstandig. Verder, als je bepaalde dingen ziet als symptomen, leg me dan maar eens uit van wat, want als je weet hoe ik in elkaar zit dan weet je heel wat meer dan ik.

Hij zou er moreel kapot aan gaan als Hans, Pauliska of wie dan ook ‘ontkent wat is geweest’.

De onvermijdelijke desintegratie van de vriendenclub betekende voor hem een ontkenning van een gemeenschappelijke geschiedenis. En dus een ontkenning van hem. Nu de meesten van zijn vrienden waren afgestudeerd, getrouwd of anderszins vertrokken, had hij de behoefte die geschiedenis en zijn eigen plaats daarin vast te leggen.
Uit dat verlangen werd het sprookje Het reisgezelschap van de Amstel geboren. Wilmink vervaardigde dit tableau de la troupe in afleveringen. Vanaf begin oktober 1963 gaf hij zijn teksten aan Emmy, die ze van hem in een speciaal daartoe aangeschaft plakboek moest plakken. Toch nog een gezamenlijk project. Van trouwplannen kon wat Emmy betreft geen sprake zijn. Haar afwijzing was zo pertinent dat het Wim, nog maar een paar weken na hun schijnverloving, beter leek elkaar minder te zien. Om uit de impasse te komen, zei hij tegen beter weten in. ‘Werkelijk, een soort impasse in een verhouding is bepaald niet iets verontrustends, dat is gewoon een fout in de Schepping.’

 

Copyright © 2019 Elsbeth Etty

pro-mbooks1 : athenaeum